ECLI:NL:RBLIM:2020:8283

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
8284901 \ CV EXPL 20-437
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst bedrijfsruimte en ontruiming bedrijfspand met betalingsregeling

In deze zaak heeft de kantonrechter op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan over de ontbinding van een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte en de ontruiming van het bedrijfspand. De eisende partij, de Gemeente Maastricht, had een vordering ingesteld tegen de gedaagden, die als huurders optraden. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 september 2020 werd een betalingsregeling afgesproken tussen partijen met betrekking tot de huurachterstand van € 11.663,54. Deze regeling werd in het vonnis opgenomen, waarbij werd bepaald dat indien de gedaagden de regeling niet nakomen, de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het pand alsnog zou plaatsvinden. De huurders werden veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, de lopende huurverplichtingen, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat de vorderingen van de verhuurder toewijsbaar waren, gezien de onvoldoende betwiste vorderingen. Het vonnis verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de verhuurder direct actie kan ondernemen indien de huurders in gebreke blijven.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8284901 \ CV EXPL 20-437
Vonnis van de kantonrechter van 7 oktober 2020
in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE MAASTRICHT,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen:

1.de vennootschap onder firma [gedaagde sub 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[gedaagde sub 2] , vennoot van gedaagde sub 1,
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3] , vennoot van gedaagde sub 1,
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden hierna respectievelijk (ook) genoemd ‘verhuurder’ en ‘huurders’

1.De procedure

1.1.
Op 26 augustus 2020 is een tussenvonnis gewezen, waarbij een mondelinge behandeling werd gelast.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling

2.1.
Verschenen zijn op 29 september 2020 om 9:30 uur:
- de Gemeente Maastricht, vertegenwoordigd door de heer [naam vertegenwoordiger] , vergezeld van mr. L.P. Paffen van AGIN Otten Gerechtsdeurwaarders,
- [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] .
2.2.
Na bespreking van de zaak verklaren partijen het eens te zijn geworden over het volgende:
a) De huurachterstand berekend tot en met september 2020 bedraagt € 11.663,54;
b) Huurders dienen de buitengerechtelijke incassokosten (ad € 1.087,63 ) te betalen als bepaald 4.3. alsook de proceskosten (ad € 1.822,47) als bepaald onder 4.4 en de reeds vervallen rente ten belope van € 290,08,
doch verhuurder ziet daar van af mits huurders stipt aan de hieronder onder c en d opgenomen voorwaarden voldoen. Indien huurders deze voorwaarden niet nakomen, vordert verhuurder alsnog volledige betaling van deze kosten.
c) Huurders zullen de schuld wegens de huurachterstand betalen door overboeking op het hen bekende rekeningnummer van verhuurder in maandelijkse termijnen van € 500,00 te beginnen met uiterlijk 31 oktober 2020 en vervolgens telkens voor de 1e van de volgende maand;
d) Daarnaast zullen huurders stipt blijven voldoen aan de lopende huurverplichtingen jegens verhuurder;
e) Indien huurders in gebreke blijven met de voldoening van de hiervoor onder c) genoemde afbetalingsverplichting en/of met de lopende huurverplichtingen vanaf 1 november 2020, zijn huurders in verzuim zonder dat ingebrekestelling is vereist en is het gehele bedrag aan huurachterstand direct opeisbaar. In dat geval zijn huurders tevens met ingang van de dag van het intreden van het verzuim over het verschuldigde bedrag de wettelijke rente ex art. 6:119 BW verschuldigd.

3.De beoordeling

3.1.
Huurders huren van verhuurder de bedrijfsruimte te [vestigingsplaats] aan de [adres] , voor een huurprijs van thans € 1.640,76 per maand. De huurprijs is bij vooruitbetaling verschuldigd.
3.2.
Verhuurder heeft op de in de dagvaarding aangevoerde gronden - samengevat - de ontbinding van de huurovereenkomst, de ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand plus de tot aan de ontruiming verschuldigde termijnen gevorderd, vermeerderd met rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
3.3.
Gehoord de standpunten van partijen, overweegt de kantonrechter dat de onvoldoende betwiste vorderingen, zoals op de comparitiezitting besproken, toewijsbaar zijn.
3.4.
Huurders zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kosten aan de zijde van verhuurder als eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 106,47
  • griffierecht € 996,00
  • salaris gemachtigde € 720,00 (2 x € 360,00)
totaal € 1.822,47

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt huurders hoofdelijk tot betaling aan verhuurder van een bedrag van € 11.663,54 ter zake van achterstallige huurpenningen tot en met september 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2020 tot de dag der algehele voldoening;
4.2.
veroordeelt huurders hoofdelijk tot betaling aan verhuurder van € 1.640,76 per maand voor iedere ingegane maand vanaf 1 oktober 2020 tot het tijdstip van ontruiming;
4.3.
veroordeelt huurders hoofdelijk tot betaling aan verhuurder van een bedrag van € 1.087,63 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4.4.
veroordeelt huurders hoofdelijk tot betaling aan verhuurder van de proceskosten, tot op heden begroot op € 1.822,47;
4.5.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de bedrijfsruimte bedrijfsruimte te [vestigingsplaats] aan de [adres] en veroordeelt huurders de bedrijfsruimte binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met alle personen en zaken die zich van de kant van huurders in en om het gehuurde bevinden, te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van verhuurder te stellen,
indien en zodra aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • huurders zijn in gebreke met de voldoening van de hiervoor onder 2.2. c) bedoelde betalingsverplichting; en/of
  • huurders zijn in gebreke met de voldoening van enige termijn van de maandelijkse huur als bedoeld onder 2.2 d),
4.6.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.