In deze zaak heeft eiser, één van de dertien kinderen van de overleden moeder, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, de erfgenaam van een van de andere kinderen. Eiser vordert machtiging om het appartementsrecht, waarvan hij mede-eigenaar is, te verkopen. De moeder had bij notariële akte het vruchtgebruik van het appartementsrecht aan zichzelf gegeven, terwijl de kinderen het blote eigendom verkregen. Na het overlijden van de moeder op 25 november 2019 verviel het vruchtgebruik en werden de kinderen volledig eigenaar van hun deel. Eiser stelt dat de verkoop van het appartementsrecht noodzakelijk is, maar gedaagde verzet zich hiertegen.
De voorzieningenrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling vastgesteld dat er sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding, aangezien er dertien eigenaren zijn van het appartementsrecht en niet alle eigenaren in deze procedure zijn betrokken. De voorzieningenrechter heeft gewezen op de noodzaak om alle mede-eigenaren te betrekken in de procedure, zoals bepaald door de Hoge Raad in een eerder arrest. Eiser heeft weliswaar akkoordverklaringen van elf mede-eigenaren overgelegd, maar één deelgenoot heeft geen akkoordverklaring getekend, waardoor de vordering niet kan worden toegewezen.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om een beslissing te nemen die niet tussen alle betrokkenen op gelijke wijze geldt. Daarom heeft de voorzieningenrechter de vordering van eiser afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 23 oktober 2020.