ECLI:NL:RBLIM:2020:8221

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
C/03/278121 / HA ZA 20-270
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident vrijwaring afgewezen wegens gebrek aan belang en proceskostenveroordeling

Op 21 oktober 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een civiele zaak met zaaknummer C/03/278121 / HA ZA 20-270. De zaak betreft een incident tot oproeping in vrijwaring door gedaagden sub 1, 2 en 5, die zich willen vrijwaren van vorderingen die aan eiseres, de dochter van de overleden erflaatster, kunnen worden toegewezen. Eiseres, die door erflaatster is onterfd, vordert een verklaring voor recht dat haar legitieme portie € 74.929,00 bedraagt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrijwaring zich richt tegen gedaagden die al in de hoofdzaak betrokken zijn, en dat er geen juridisch steekhoudende redenen zijn om de vrijwaringsvordering toe te wijzen. De rechtbank oordeelt dat alle belanghebbenden al in de procedure zijn betrokken, waardoor er geen belang is bij de oproeping in vrijwaring. De incidentele vordering wordt afgewezen, en gedaagden sub 1, 2 en 5 worden veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal op 2 december 2020 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord en opgave van verhinderdata voor een mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/278121 / HA ZA 20-270
Vonnis in incident bij vervroeging van 21 oktober 2020
in de zaak van
[eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.M.H. Devis,
tegen
1.
[gedaagde, eiser in incident sub 1] , handelend pro sé en als gevolmachtigde van gedaagden sub 2, 3 en 4,
wonend te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
eiser in het incident,
advocaat mr. M.J. Mookhram,
2.
[gedaagde, eiser in incident sub 2],
wonend te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
eiser in het incident,
advocaat mr. M.J. Mookhram,
3.
[gedaagde sub 3],
wonend te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.H.J.M. Stassen,
4.
[gedaagde sub 4],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.H.J.M. Stassen,
5.
[gedaagde, eiseres in incident sub 5] , handelend in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de erfdelen van gedaagden sub 3 en 4,
wonend te [woonplaats 3] ,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M.J. Mookhram.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 14,
de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van mr. Mookhram, genomen op de rol van 26 augustus 2020,
  • de incidentele conclusie van antwoord van mr. Devis, genomen op de rol van 23 september 2020,
  • het B2-formulier waarbij mr. Stassen zich op de rol van 23 september 2020 voor gedaagden sub 3 en 4 als advocaat heeft gesteld,
  • de incidentele conclusie van antwoord van mr. Stassen, genomen op de rol van 7 oktober 2020.
1.2.
De rechtbank merkt op dat nadat mr. Stassen zich heeft gesteld voor gedaagde sub 3 en 4, de zaak abusievelijk is verwezen naar de rol van 7 oktober 2020 om deze twee gedaagden in staat te stellen om te antwoorden in het incident, welk antwoord ook is genomen. De betreffende rolbeslissing was fout omdat de vrijwaring zich alleen richt tegen eiseres. Om die reden zal het antwoord in het incident dat gedaagde sub 3 en 4 hebben genomen, buiten beschouwing worden gelaten.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling

feiten
2.1.
Op [overlijdensdatum] is overleden [erflaatster] (hierna: erflaatster). Erflaatster is de moeder van eiseres en van gedaagden sub 1 en 2 en de grootmoeder van gedaagden sub 3 en 4.
2.2.
Erflaatster heeft bij testament, verleden voor notaris mr. P.V.L. Ummels te Landgraaf op 25 november 2004, over haar nalatenschap beschikt.
2.3.
Uit voormeld testament blijkt dat eiseres door erflaatster is onterfd, waarbij de afstammelingen van eiseres, gedaagden sub 3 en 4, bij wege van plaatsvervulling tot de nalatenschap zijn geroepen.
in de hoofdzaak
2.4.
Eiseres maakt aanspraak op haar legitieme portie en vordert een verklaring voor recht dat haar vordering € 74.929,00 bedraagt, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag. Tevens vordert zij veroordeling van gedaagde sub 1 in zijn hoedanigheid van erfgenaam en als gevolmachtigde van alle erfgenamen tot betaling aan eiseres van € 74.929,00 althans een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum overlijden erflaatster.
in het incident
2.5.
Gedaagden sub 1, 2 en 5 vorderen dat hen wordt toegestaan [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] (dus gedaagden sub 3 en 4) in vrijwaring op te roepen. Gedaagden sub 1, 2 en 5 stellen er belang bij te hebben dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] hen vrijwaren van alle vorderingen die eventueel aan hun moeder (eiseres) worden toegewezen.
2.6.
Eiseres voert verweer. Zij ziet geen reden waarom de betreffende personen in vrijwaring zouden moeten worden opgeroepen omdat de uitspraak in de hoofdzaak ook gedaagde sub 3 en 4 bindt. Het is dus niet nodig om deze gedaagden ook in vrijwaring in de procedure te betrekken. Zij stelt verder dat door toewijzing van de vrijwaring, de hoofdzaak nodeloos wordt vertraagd.
2.7.
De rechtbank stelt voorop dat voor het toewijzen van een verzoek tot oproeping in vrijwaring vereist is dat de vordering tegen de waarborg afhankelijk is van de vordering in de hoofdzaak, in die zin dat de eerstgenoemde vordering alleen toewijsbaar zal zijn, omdat in de hoofdzaak een voor de gewaarborgde ongunstig vonnis wordt gewezen. De rechtsverhouding tussen de gewaarborgde en de waarborg dient zodanig te zijn dat de waarborg gehouden is de gewaarborgde vrij te houden van (een deel van) de nadelige gevolgen van het verliezen van de hoofdzaak. Het verlies van de hoofdzaak moet kort gezegd ontstaansvoorwaarde zijn voor de vordering in de vrijwaring.
2.8.
In het testament van erflaatster is onder B.2 opgenomen:

hierbij bepaal ik, dat indien mijn voornoemde dochter, Mevrouw [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] , desondanks aanspraak maakt op de legitieme, dan wordt overeenkomstig artikel 87 lid 1 van boek IV van het Burgerlijk Wetboek voor de vordering van die dochter-legitimaris als eerste het aan de afstammelingen van die dochter-legitimaris toekomende gedeelte van mijn nalatenschap ingekort.”
Gelet op deze testamentaire bepaling bezien in samenhang met art. 4:87 BW en het feit dat de personen die eisers in het incident in vrijwaring wenst te dagvaarden, al gedaagden zijn in de hoofdzaak, bestaan geen juridisch steekhoudende redenen om de vrijwaringsvordering toe te wijzen. Kort gezegd: alle belanghebbenden bij de afwikkeling van onderhavige nalatenschap zijn al in de procedure betrokken, zodat er geen belang is bij oproeping in vrijwaring. De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
2.9.
Gedaagden sub 1, 2 en 5 zullen in de proceskosten van het incident aan de zijde van eiseres worden veroordeeld, nu uit het voorgaande volgt dat zij dit incident nodeloos hebben veroorzaakt. Het antwoord in het incident van gedaagden sub 3 en 4 komt niet voor vergoeding in aanmerking omdat hun raadsman zich had moeten realiseren dat de rolrechter een foute beslissing nam toen die gedaagden in staat werden gesteld een antwoord in het incident te nemen.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt gedaagden sub 1, 2 en 5 in de kosten van het incident, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 543,00,
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 2 december 2020 voor conclusie van antwoord en opgave verhinderdata in de periode 1 april 2021 tot en met 1 oktober 2021 voor een te bepalen mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH