Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[gedaagde, eiser in incident sub 1] , handelend pro sé en als gevolmachtigde van gedaagden sub 2, 3 en 4,
[gedaagde, eiser in incident sub 2],
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
[gedaagde, eiseres in incident sub 5] , handelend in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de erfdelen van gedaagden sub 3 en 4,
1.De procedure
- de incidentele conclusie van antwoord van mr. Devis, genomen op de rol van 23 september 2020,
- het B2-formulier waarbij mr. Stassen zich op de rol van 23 september 2020 voor gedaagden sub 3 en 4 als advocaat heeft gesteld,
- de incidentele conclusie van antwoord van mr. Stassen, genomen op de rol van 7 oktober 2020.
2.De beoordeling
hierbij bepaal ik, dat indien mijn voornoemde dochter, Mevrouw [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident] , desondanks aanspraak maakt op de legitieme, dan wordt overeenkomstig artikel 87 lid 1 van boek IV van het Burgerlijk Wetboek voor de vordering van die dochter-legitimaris als eerste het aan de afstammelingen van die dochter-legitimaris toekomende gedeelte van mijn nalatenschap ingekort.”