Op 21 oktober 2020 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis uitgesproken in een civiele zaak tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.F.G. Bergmans-Jeurissen, heeft een rechtsvordering ingesteld tegen gedaagde, die werd bijgestaan door advocaat mr. M. Woisch. De procedure is gestart met een dagvaarding en diverse producties. Tijdens de beoordeling van de zaak heeft de rechtbank vastgesteld dat zij zowel absoluut als relatief bevoegd is om van het gevorderde kennis te nemen, conform de artikelen 93b en 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Echter, vanwege de omstandigheid dat de partner van gedaagde werkzaam is bij de Rechtbank Limburg, heeft de rechtbank besloten om de zaak te verwijzen naar de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, om elke schijn van partijdigheid te vermijden. De rechtbank heeft bepaald dat de zaak op 4 november 2020 op de rol zal komen voor beraad door de zaaksrechter. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door mr. J.R. Sijmonsma.