ECLI:NL:RBLIM:2020:820

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
C/03/269908 / KG ZA 19-485
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.J.H.A. Venner-Lijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering in kort geding met betrekking tot een koopovereenkomst en hoofdelijke aansprakelijkheid

In deze zaak, die op 30 januari 2020 door de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft eiseres, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BOUWBEDRIJVEN JONGEN B.V., een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die niet verschenen zijn. De eiseres vorderde een betaling van € 2.000.000,00, vermeerderd met BTW en wettelijke rente, als gevolg van een koopovereenkomst die op 27 november 2018 was gesloten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij, vertegenwoordigd door de heer [gedaagde sub 2], hoofdelijk aansprakelijk is voor de verplichtingen die voortvloeien uit deze overeenkomst.

De voorzieningenrechter heeft de spoedeisendheid van de vordering voldoende aannemelijk geacht en geoordeeld dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is. Daarom is de vordering toegewezen, met de bepaling dat de gedaagden binnen vijf dagen na betekening van het vonnis het gevorderde bedrag dienen te betalen. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 5.216,73, vermeerderd met wettelijke rente indien niet tijdig betaald.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de voorzieningenrechter heeft ook een certificaat afgegeven zoals bedoeld in de herziene EEX-verordening. Het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten in het openbaar.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/269908 / KG ZA 19-485
Vonnis in kort geding van 30 januari 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUWBEDRIJVEN JONGEN B.V.,
gevestigd te Landgraaf,
eiseres,
advocaat mr. H.R. Verschuur,
tegen
1. vennootschap naar Duits recht
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagden,
beiden niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 oktober 2019, met producties,
  • de mondelinge behandeling op 16 januari 2020,
  • het tijdens de behandeling tegen gedaagden verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eiseres vordert dat het de voorzieningenrechter moge behage, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
I. gedaagde te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 2.000.000,--, zegge: twee miljoen Euro, te vermeerderen met BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
19 december 2018, althans vanaf een door U E.A. in goede justitie te bepalen termijn, uiterlijk binnen vijf dagen na het te dezen te wijzen vonnis;
subsidiair:
II. gedaagde te veroordelen tot betaling van een door U E.A. in goede justitie te bepalen bedrag, uiterlijk binnen vijf dagen na het te dezen te wijzen vonnis;
primair en subsidiair:
III. gelijktijdig met het wijzen van vonnis een certificaat af geeft zoals bedoeld in artikel 53 herziene EEX-verordening 1215/2012 en nader opgenomen in Bijlage 1 bij deze Verordening (en als productie 4 aan de dagvaarding gehecht);
IV. gedaagde te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, uiterlijk binnen vijf dagen na het te dezen te wijzen vonnis onder bepaling dat als deze kosten niet binnen 14 dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd,
V. gedaagde te veroordelen in de betaling van de nakosten ad een bedrag van € 157,-- zonder betekening, verhoogd met een bedrag van € 82,-- in geval van betekening onder bepaling dat als deze kosten niet binnen 14 dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd.
2.2.
De voorzieningenrechter begrijpt uit de zijdens eiseres gegeven toelichting ter kort gedingzitting en uit het gestelde in het lichaam van de dagvaarding dat [gedaagde sub 1] (hierna: de KG), rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer [gedaagde sub 2] , haar bestuurder, als haar wederpartij (de “koper”) moet worden aangemerkt in het kader van de koopovereenkomst van 27 november 2018 en dat de heer [gedaagde sub 2] de beherend vennoot van de KG is. De laatste wordt uit dien hoofde hoofdelijk aansprakelijk gehouden voor de te betalen boete c.q. schuld van de KG.
2.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het petitum in het enkelvoud is gesteld en dat hoofdelijke veroordeling niet gevorderd is. De voorzieningenrechter begrijpt de onder 2.1. opgenomen vordering aldus dat gevorderd wordt gedaagden te veroordelen tot in totaal een bedrag van € 2.000.000,00.
2.4.
De voorzieningenrechter acht de vereiste spoedeisendheid voldoende aannemelijk gemaakt en is van oordeel dat de vordering ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond is, zodat deze zal worden toegewezen, als in het dictum verwoord, met dien verstande dat bij de in het dictum opgenomen veroordelingen telkens wordt uitgegaan van de datum van betekening van dit vonnis.
2.5.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit kort geding. Deze worden aan de zijde van eiseres begroot op:
  • exploot van dagvaarding € 105,73
  • griffierecht € 4.131,00
  • salaris advocaat
totaal: € 5.216,73.
De rente en nakosten worden toegewezen als in het dictum verwoord.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
veroordeelt gedaagden tot betaling, te voldoen uiterlijk binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, van een bedrag ad in totaal € 2.000.000,00, zegge: twee miljoen Euro, te vermeerderen met BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek, vanaf 19 december 2018;
3.2.
veroordeelt elk van de gedaagden tot betaling, te voldoen uiterlijk binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, van de kosten van dit geding aan de zijde van eiseres begroot op € 5.216,73, vermeerderd met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek, daarover als niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis wordt betaald, vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele betaling;
3.3.
veroordeelt elk van de gedaagden in de nakosten ad een bedrag van € 157,00 zonder betekening van dit vonnis, verhoogd met een bedrag van € 82,00 in geval van betekening van dit vonnis, als deze kosten niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis worden voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek, daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele betaling;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
geeft het certificaat af, als bedoeld in rechtsoverweging 2.1., dat aan dit vonnis is gehecht;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: EvB