ECLI:NL:RBLIM:2020:8159

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 oktober 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
03/661262-16 en 03/661017-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door edelsteentherapeut met cliënten in kwetsbare positie

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 23 oktober 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als edelsteentherapeut werkzaam was. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met vier vrouwen die zich als cliënten aan zijn zorg hadden toevertrouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen ontucht heeft gepleegd met deze vrouwen, die zich in een kwetsbare positie bevonden. De feiten vonden plaats tussen 2010 en 2016 in Swolgen, waar de verdachte zijn praktijk had. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar en consistent beoordeeld, en deze werden ondersteund door getuigenverklaringen en e-mailcorrespondentie van de echtgenote van de verdachte. De verdachte werd vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar werd wel schuldig bevonden aan ontucht met de slachtoffers. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een beroepsverbod voor 5 jaar. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoedingen werden toegekend voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/661262-16 en 03/661017-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1939,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.P.J.C. Heuvelmans, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 oktober 2020. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
03/661262-16
Feit 1:in zijn hoedanigheid van edelsteentherapeut [slachtoffer 1] meermalen heeft verkracht
(primair)dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan de feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer 1]
(subsidiair)dan wel meermalen ontucht heeft gepleegd met
[slachtoffer 1] , die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg had toevertrouwd
(meer subsidiair);
Feit 2:zich in zijn hoedanigheid van edelsteentherapeut schuldig heeft gemaakt aan de feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer 2]
(primair)dan wel meermalen ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2] , die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg had toevertrouwd
(subsidiair);
Feit 3:zich in zijn hoedanigheid van edelsteentherapeut schuldig heeft gemaakt aan de feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer 3]
(primair)dan wel meermalen ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 3] , die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg had toevertrouwd
(subsidiair).
03/661017-19
in zijn hoedanigheid van edelsteentherapeut meermalen ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 4] , die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg had toevertrouwd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
03/661262-16
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2 primair en feit 3 primair moet worden vrijgesproken, nu wettig en overtuigend bewijs voor deze tenlastegelegde feiten ontbreekt. De officier van justitie acht de feiten 1 meer subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair wel wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaringen van [slachtoffer 1] en de getuigenverklaring van [getuige 1] . Voorts heeft de officier van justitie verwezen naar de e-mailberichten in het procesdossier, afkomstig van de echtgenote van de verdachte, in welke berichten naar het oordeel van de officier van justitie de verklaring van [slachtoffer 1] wordt bevestigd.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaringen van [slachtoffer 2] en de getuigenverklaring van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van feit 3 subsidiair heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaringen van [slachtoffer 3] en de verklaring van haar huisarts [getuige 2] .
03/661017-19
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Hij heeft in dit verband verwezen naar de verklaringen van [slachtoffer 4] en de getuigenverklaringen van [getuige 3] . Ook heeft de officier van justitie verwezen naar de WhatsApp-berichten in het procesdossier, die door de echtgenote van de verdachte zijn gestuurd en die de verklaring van zowel [slachtoffer 4] als
[getuige 3] bevestigen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de aan hem tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken.
De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen allereerst de vraag moet worden beantwoord of de tenlastegelegde gedragingen hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van de verdediging is dit niet het geval. De verklaringen van de slachtoffers worden niet door elkaar ondersteund en er is geen sprake van een zogenaamde modus operandi. Daar komt bij dat volgens de raadsman de verklaringen van de slachtoffers niet tot bewijs kunnen strekken. Zo hebben [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] volgens de raadsman veelvuldig contact met elkaar gehad en met elkaar over de tenlastegelegde gedragingen gesproken. Het is daarom niet vreemd dat de verklaringen op bepaalde punten met elkaar overeenkomen.
Nu de verklaringen van de slachtoffers – voor zover deze toelaatbaar zijn – geen steun aan elkaar bieden blijft er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs over om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De verdachte wordt beschuldigd van het plegen van strafbare feiten in zijn hoedanigheid van edelsteentherapeut.
Over de achtergrond van deze vorm van therapie heeft de politie een gesprek gehad met
N. Nieuwlaat. Zij is docent Edelsteentherapie en natuurgeneeswijzen. Zij heeft over deze vorm van therapie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: Edelstenentherapie is een oude vorm van natuurgeneeswijze en wordt gebruikt als een aanvullende therapie. Voor edelstenentherapie hoeft niemand zich uit te kleden, behalve als die persoon komt voor een massage. Platte stenen worden op het lichaam gelegd, maar bijna altijd met een handdoek ertussen en niet op de blote huid. Behandelingen tussen de billen, genitaliën en vagina zijn niet aan de orde. Dit staat ook nergens beschreven. Op genoemde plekken zitten geen punten om te behandelen. De borsten van een vrouw, de venusheuvel en vagina worden niet behandeld. Inwendige behandelingen doet een therapeut niet. [1]
De verdachteheeft op 13 januari 2020 – zakelijk weergegeven – over het geven van edelsteentherapie het volgende verklaard: Ik had een behandelkamer en daar gaf ik massages met edelstenen. Edelstenen hebben een helende werking. Ik heb bij die massages drie soorten stenen gebruikt. De eerste soort is een ronde steen met een doorsnee van ongeveer 3 tot 4 centimeter. De tweede soort steen is een steen in de vorm van een massagestaaf die ongeveer 6 tot 7 centimeter lang. En dan nog een zeepsteen. Die is ongeveer 5 centimeter. Die is ovaal van vorm. [2]
03/661262-16 [3]
Feit 1
De verklaringen van [slachtoffer 1]
(hierna: [slachtoffer 1] ) heeft op 18 maart 2016 tijdens een informatief gesprek zeden – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [medeverdachte] stelde [slachtoffer 1] een behandeling door haar man, [verdachte] , voor. [verdachte] gaf edelsteen therapie. [medeverdachte] gaf hierbij wel aan dat [slachtoffer 1] geheel naakt zou moeten, maar dit zou geen probleem zijn gezien [verdachte] al 70 jaar was. [slachtoffer 1] ging vervolgens deelnemen aan de therapie van [verdachte] . Zij moest op haar buik op de massagetafel liggen waarbij [verdachte] met stenen over haar rug wreef. Hierbij wreef hij ook tussen haar bilspleet, omdat daar de meeste energie zat. Ook moest zij op de rug liggen, waarna [verdachte] onder andere haar borsten masseerde. Tijdens één van deze sessies pakte [verdachte] twee stenen staven. Een van deze stenen moest [slachtoffer 1] in haar mond houden en de andere werd ingebracht in haar vagina. Vervolgens betastte c.q. masseerde hij haar hele lichaam. Zij had haar ogen dicht tijdens de therapie en voelde op een gegeven moment de mond van [verdachte] aan haar borst. Op dat moment vond zij dit te ver gaan en dacht dat dit zeker niet bij de therapie hoorde. Zij gaf aan dat zij dit niet wilde. Ook deed [slachtoffer 1] sessies bij [verdachte] . [verdachte] was dan naakt. [verdachte] gaf dan aan dat zij zijn ballen moest kneden. Ook moest [slachtoffer 1] een stenen staaf in zijn anus inbrengen. Dit deed zij ook. [slachtoffer 1] voelde zich helemaal niet prettig bij de sessies, maar durfde niets te zeggen. Uiteindelijk overtuigde [verdachte] haar toch steeds om bijvoorbeeld gemasseerd te worden omdat zij gespannen was. [slachtoffer 1] onderging 2 a 3 keer per week een sessie bij [verdachte] . Twee weken geleden heeft zij een discussie met hem gehad omdat zij niet wilde dat hij haar masseerde. Ongeveer 3 weken geleden had [slachtoffer 1] nog een sessie waarbij de stenen staven werden gebruikt en ingebracht. Dit heeft allemaal plaatsgevonden in de periode tussen 2012 en 3 maart 2016 te Swolgen. Ze heeft met haar partner, [getuige 1] , over dit feit gesproken. [4]
[slachtoffer 1]heeft op 22 januari 2019 bij de
rechter-commissaris een verklaring afgelegd, waarin zij haar verklaring afgelegd bij de politie op hoofdpunten en detailniveau bevestigd. [5]
De verklaringen van getuigen
[getuige 1](hierna: [getuige 1] ), zijnde de partner van [slachtoffer 1] , heeft op 13 juni 2016 – zakelijk weergegeven – de volgende verklaring afgelegd: Vanaf de jaarwisseling 2015 – 2016 ging het niet meer zo goed met [slachtoffer 1] . Ik denk net erna. [slachtoffer 1] begon mij alles te vertellen. Wat hij met de stenen deed en dat soort dingen. Dat ze alles vertelde was in maart 2016. Rond de kerst begon ze steeds meer te vertellen. Over de stenen in staafmodel. Zij moest hem ook behandelen. [verdachte] zei dan: “
Pak me bij mijn ballen als je durft”. Het werd toen wat rustiger, maar op een gegeven moment ging het voor [slachtoffer 1] te ver en was het klaar voor haar. Ik denk dat het toen maart 2016 was. Op een gegeven moment zei [slachtoffer 1] tegen hem dat het teveel rond haar middel was. Alleen maar rond de billen en de vagina. Als ze dat gezegd had, dan was het een paar keer rustig, maar daarna deed hij het toch weer. De stenen staaf deed hij in haar vagina. Ze moest op haar rug liggen met haar ogen dicht. Hij ging dan met zijn tong over haar borsten. Daar was zij erg van geschrokken. Ze besefte toen wel dat het niet helemaal klopte. Ze vertelde dit huilend. Ze vertrouwde het niet meer. Ze sprak dat uit naar mij. Ze vertelde steeds meer. Die therapie veranderde heel erg. Steeds rond haar middel, vagina of billen en bij de borsten. Ik denk zeker tussen de tien en twintig keren. Er is onder meer met iemand van de gemeente over gesproken. [6]
[getuige 4]is teammanager van team Schakelplein en heeft op 16 juni 2016
– zakelijk weergegeven – verklaard: De melding die [slachtoffer 1] deed hield in dat zij behandelingen bij meneer [verdachte] had gehad. Daar gebeurden dingen die mevrouw [slachtoffer 1] niet wilde en te ver gingen voor haar. [7]
De e-mailberichten in het dossier
De getuige [getuige 1] heeft een aantal e-mailberichten aan de politie overgelegd. [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ), zijnde de echtgenote van de verdachte, heeft bevestigd deze e-mailberichten te hebben gestuurd. [8]
In een e-mailbericht van 11 maart 2016 staat onder meer:
“Beste [getuige 1] en [slachtoffer 1] . Ik ben inmiddels verder te weten gekomen wat er allemaal gebeurd is. Ben er kapot van, had er geen idee van. (…) [verdachte] is te ver gegaan, dat weet ik (…) Als ik dit van tevoren geweten had, dan zou ik dit nooit toegestaan hebben (...) Met vr. gr. [medeverdachte] .” [9]
In een e-mailbericht van 12 maart 2016 is onder meer te lezen:

Beste [getuige 1] en [slachtoffer 1] . (…) We zijn gisteren samen naar de huisarts gegaan en het hele verhaal keurig verteld. Haar reactie was naast dat het geweldig slecht was, wat [verdachte] had gedaan, we toch nog een keertje zouden moeten proberen met jullie te praten. (…) Nu we alles tot in detail hebben besproken, is hem NU pas duidelijk geworden wat de gevolgen zijn. (…) Daarnaast gaat hij recht op zijn doel af, namelijk hij dacht dat hij hiermee mensen hielp. En dat deed hij ook, maar hij is met niemand zo ver gegaan als bij [slachtoffer 1] en dat is heel ernstig. (…) Groetjes, [medeverdachte] .” [10]
In een e-mailbericht van 12 maart 2016 staat onder meer:
“Hoi [getuige 1] en [slachtoffer 1] . [verdachte] kan nooit meer zoiets doen, want hij heeft zijn praktijk gesloten. (…). Groetjes, [medeverdachte] .” [11]
De verklaring van de verdachte
De verdachteheeft met betrekking tot [slachtoffer 1] – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [slachtoffer 1] was uitermate geïnteresseerd in edelsteenmassage. Ze was erg enthousiast en ik heb haar leren masseren en met heel veel succes. Omdat ze zelf wilde gaan masseren heb ik het eerst geprobeerd met de kleren aan en daarna met de kleren uit. [12]
Het oordeel van de rechtbank
Algemene overweging zedenzaken
Zedenzaken kenmerken zich veelal door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de seksuele handelingen, te weten het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in het onderhavig tenlastegelegde feit is dit het geval. Bij een ontkennende verdachte, waarvan in deze zaak sprake is, brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van een getuige (in casu het slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat – op grond van inmiddels vaste rechtspraak – in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren. Het is bovendien niet vereist dat het ondergaan van de seksuele handelingen steun vindt in ander bewijsmateriaal – gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte –, maar het kan voldoende zijn dat de verklaring van het slachtoffer op bepaalde punten bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal.
Het oordeel van de rechtbank over het tenlastegelegde
[slachtoffer 1] heeft op 18 maart 2016 een eerste verklaring bij de politie afgelegd. Op
22 januari 2019 is ze door de rechter-commissaris gehoord. De rechtbank overweegt hierover het volgende. [slachtoffer 1] heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris gedetailleerde en uitgebreide verklaringen afgelegd over de plaats waar het seksueel contact heeft plaatsgevonden (de behandelpraktijk van de verdachte), hoe vaak dit heeft plaatsgevonden en de wijze waarop dit gebeurde. Ze benoemt concreet de door verdachte bij haar verrichte handelingen en de volgorde daarvan. Ook benoemt zij concreet welke handelingen zij bij de verdachte heeft moeten verrichten. De inhoud van haar verklaringen komt niet alleen authentiek over en is tevens concreet, maar ook consistent. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar zijn en kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Steunbewijs kan worden gevonden in de verklaring van [getuige 1] , aan wie [slachtoffer 1] vanaf eind 2015 over de handelingen van de verdachte is gaan vertellen. Daarnaast wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door
e-mailberichten van de echtgenote van de verdachte, waarin zij benoemt dat de verdachte te ver is gegaan bij [slachtoffer 1] , dat de verdachte nooit meer zoiets kan doen omdat hij zijn praktijk heeft gesloten en dat de huisarts zijn gedrag ‘geweldig slecht’ heeft genoemd. De verklaring van [medeverdachte] bij de politie, inhoudende dat deze e-mailberichten betrekking zouden hebben op financiële giften aan [slachtoffer 1] , acht de rechtbank gelet op de inhoud van die mails en de context waarin dit opgemerkt niet aannemelijk.
Hoe moet het gedrag van de verdachte worden gekwalificeerd?
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat het handelen van de verdachte moet worden gekwalificeerd als het onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair tenlastegelegde, met als gevolg dat de verdachte van deze feiten moet worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien en in combinatie met de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij als edelsteentherapeut op zijn behandelkamer [slachtoffer 1] naakt heeft gemasseerd en tijdens zijn massages onder meer gebruik maakte van een edelstenen staaf, maken dat het onder feit 1 meer subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, in die zin dat de verdachte als zogenaamde edelsteentherapeut, werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd.
Feit 2
De verklaringen van [slachtoffer 2]
(hierna: [slachtoffer 2] ), roepnaam [slachtoffer 2] , heeft op 10 mei 2016 tijdens een informatief gesprek zeden onder meer als volgt verklaard:
  • “In het kader van het openstellen stelde [medeverdachte] voor dat haar man [verdachte] iets voor haar kon betekenen
  • ze haalde haar man erbij en die vertelde over de edelsteenmassage, over chakra’s en blootstellen en kleren uit
  • hij zei dat alle kleren uit moesten (…)
  • op dat moment dacht zij dat die mensen haar dus echt wilden helpen; nu denkt ze daar uiteraard heel anders over (…)
  • de eerste edelsteenbehandeling volgde een week later, de datum weet ze niet meer (…)
  • zij op de behandeltafel moest gaan liggen (...)
  • hij met de stenen over haar kleren ging
  • zij haar ogen dicht moest doen (…)
  • hij een hand op haar knie legde, op haar schouder (…)
  • toen zijn hand op haar borst legde
  • hij dat zonder waarschuwing deed (…)
  • hij legde ook zijn hand tussen haar benen, hij noemde dat ’Sacraal’ dat zit net boven de vagina (...)
  • zij voelde dat de hand net boven haar vagina lag (…)
  • hij zei dat het in het kader van openheid en vertrouwen was, want er mochten geen blokkades zijn (…)
  • op een keer moest ze gaan staan, ze stond in haar ondergoed
  • [verdachte] veegde de energie over haar lichaam
  • hij deed dat op een keer zo ontzettend hard dat haar slip naar beneden ging
  • hij toen lachend zei: “
  • ze ook een keer heeft meegemaakt dat ze op haar buik lag en [verdachte] met een steen tussen haar billen zat, hij duwde met de steen de onderbroek naar beneden (…)
  • ze heeft ook weleens meegemaakt dat ze op haar rug lag, [slachtoffer 1] deed de stenen over haar slip, [verdachte] niet, die deed aan de voorkant een steen in haar slip, ze voelde de steen op haar schaambeen
  • hij dan zei:
  • [verdachte] zei vaker tegen haar dat als ze alle kleren uit zou doen, dat ze dan beter geholpen zou worden omdat de energie met kleding onderbroken werd (…)
  • hij ook vaker over haar seksleven begon als hij de stenen in haar onderbroek deed (…)
  • zij ook een keer een behandeling heeft gehad dat hij een hele hand stenen pakte en die zo links en rechts in haar bh schoof, de stenen lagen op haar borst, in haar bh (…)
  • hij een keer de doosjes pakte, hij haalde daar een roze en groene staaf uit, hij was helemaal gefrustreerd
  • hij ging boven bij haar hoofd staan, hij hield de staven bij haar gezicht;
  • hij riep toen: “
  • hij zei ook nog: “
  • zij ook nog een keer herinnert bij [verdachte] dat ze zichzelf moest wrijven
  • ze moest gaan staan in haar ondergoed
  • ze moest wrijven, helemaal over haar lichaam, over haar borsten, haar vagina, binnenkant van haar benen (…)”
Dit alles heeft tussen juli 2015 en maart 2016 te Swolgen plaatsgevonden. [13]
[slachtoffer 2]heeft op 22 januari 2019 een overeenkomstige verklaring bij de
rechter-commissaris afgelegd. [14]
De verklaringen van getuigen
[slachtoffer 2] heeft tijdens haar informatief gesprek zeden verklaard dat [slachtoffer 1] bij de verdachte in opleiding was en tijdens haar behandelingen aanwezig was. De getuige
[slachtoffer 1]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: Ongeveer twee weken geleden was ik aanwezig bij een sessie van [slachtoffer 2] . [verdachte] wilde bij haar ook de stenen staven gaan gebruiken en hij was heel dwingend dat de kleren uit moesten. [15] Bij de rechter-commissaris heeft zij nog verklaard dat [slachtoffer 2] een patiënt van de verdachte was. [16]
[medeverdachte], zijnde de echtgenote van de verdachte, heeft op 20 januari 2020 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard op de vraag of [slachtoffer 2] bij [verdachte] in therapie is geweest: Die is even bij [verdachte] geweest ja. [17]
De verklaringen van de verdachte
De verdachteheeft over de behandeling van [slachtoffer 2] – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: Waarom moet dat mens uit de kleren. Ze wil helemaal niet uit de kleren.
Meestal zijn ze getrouwd en ik vraag dan of ze thuis een normaal seksleven hebben. Als dat niet zo is, dan zijn ze gevaarlijk en zijn ze een soort handgranaat waar de pin uit is. [18]
Het oordeel van de rechtbank
Onder verwijzing naar de hiervoor door de rechtbank algemene geformuleerde overweging met betrekking tot bewijs in zedenzaken overweegt de rechtbank ten aanzien van dit feit als volgt. [slachtoffer 2] heeft op 10 mei 2016 een eerste verklaring bij de politie afgelegd en is op 22 januari 2019 bij de rechter-commissaris gehoord. De rechtbank overweegt hierover het volgende. [slachtoffer 2] heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris een uitgebreide en gedetailleerde verklaringen afgelegd over de plaats waar het seksueel contact heeft plaatsgevonden (de behandelpraktijk van de verdachte), hoe vaak dit heeft plaatsgevonden en de wijze waarop dit gebeurde. Ze benoemt concreet de door verdachte bij haar verrichte handelingen en de volgorde daarvan. De inhoud van haar verklaringen komt niet alleen authentiek over, maar is ook concreet, maar ook consistent. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaringen van [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn en kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Steunbewijs kan worden gevonden in de verklaring van [slachtoffer 1] , die bij behandelingen van [slachtoffer 2] aanwezig is geweest en waaruit blijkt dat de verdachte erop gebrand was om [slachtoffer 2] de behandelingen naakt te laten ondergaan en de stenen staven wilde gaan gebruiken. De rechtbank neemt hierbij ook in overweging dat het vragen naar het seksleven van [slachtoffer 2] , iets wat door de verdachte wordt bevestigd, weliswaar geen betrekking heeft op de tenlastegelegde handelingen, maar wel een seksuele context impliceert.
Hoe moet het gedrag van de verdachte worden gekwalificeerd?
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat het handelen van de verdachte moet worden gekwalificeerd als het onder feit 2 primair tenlastegelegde, met als gevolg dat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien en in combinatie met de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij als edelsteentherapeut op zijn behandelkamer massages gaf en tijdens zijn massages onder meer gebruik maakte van edelstenen, maken dat het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, in die zin dat de verdachte als edelsteentherapeut, werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd.
Feit 3
De verklaringen van [slachtoffer 3]
(hierna: [slachtoffer 3] ), roepnaam [slachtoffer 3] , heeft op 12 mei 2016 tijdens een informatief gesprek zeden – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [slachtoffer 3] komt praten over de edelstenenpraktijk van [verdachte] . [slachtoffer 3] had al meteen een niet pluis gevoel. [verdachte] wilde ook knuffelen bij binnenkomst, [slachtoffer 3] was daar terughoudend in maar toch pakte hij haar dan vast en zei dat dit erbij hoorde. [verdachte] maakte ook opmerkingen over haar ondergoed en benoemde dan letterlijk dat ze een mooi ondergoed setje aan had. Ze weet nog dat ze toen een geel setje aanhad. [slachtoffer 3] hield tijdens de massages haar ondergoed aan. Op enig moment lag ze op haar buik op de behandeltafel en haar onderbroek was naar beneden geschoven door [verdachte] . [verdachte] had de onderbroek tot onder haar billen geschoven. Er was een steen tussen haar billen, tussen haar benen, naar haar vagina gerold. [verdachte] heeft toen de steen weggepakt en raakte daarbij haar vagina aan. [slachtoffer 3] was geschokt en vond dat zeer ongepast. [slachtoffer 3] heeft in 2010 het verhaal tegen haar huisarts [getuige 2] verteld. [slachtoffer 3] heeft haar huisarts verteld dat [verdachte] een edelsteen in haar kruis had weggepakt en dat ze daar geschokt en overstuur van was. Huisarts [getuige 2] zou een gesprek aangaan met [medeverdachte] en [verdachte] . Dit alles is gebeurd in 2010 in Swolgen. [19]
[slachtoffer 3]heeft op 22 januari 2019 een overeenkomstige verklaring tegenover de
rechter-commissaris afgelegd. [20]
De verklaringen van getuigen
Huisarts [getuige 2]heeft op 30 juni 2016 tegenover verbalisanten van de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
- hij inderdaad door een patiënt was aangesproken;
- hij dacht dat dit 2 jaren geleden was;
- zij erg geschrokken was door de manier waarop [verdachte] met haar omging;
- zij door hem was aangesproken op haar ‘vrouw zijn’;
- zij zich daarbij erg onprettig voelde.
Naar aanleiding van deze klacht had de huisarts telefonisch contact opgenomen met [medeverdachte] . Zij heeft het verhaal toen aangehoord en zij kwamen toen tot de conclusie dat [medeverdachte] er eigenlijk niets mee kon. [medeverdachte] nam het ter kennis name aan. De huisarts gaf toe dat [slachtoffer 3] inderdaad degene was die zich bij hem had beklaagd. De verbalisanten vroegen aan [getuige 2] of er mogelijk langer dan 2 jaar geleden een klacht was gekomen. Zij gaven hem aan dat zij van [slachtoffer 3] hadden begrepen dat zij zich ongeveer 10 jaren geleden had beklaagd. [getuige 2] gaf hierop aan dat het beter zou passen bij wat hem is bijgebleven. Hij had ter voorbereiding op het gesprek vluchtig in zijn systeem teruggekeken en gezien dat er in 2014 een consult was geweest, waarbij hij had aangenomen dat het die dag was dat [slachtoffer 3] zich beklaagd had. [21]
[medeverdachte], de bovenbedoelde [medeverdachte] , zijnde de echtgenote van de verdachte, heeft op 20 januari 2020 over het gesprek met huisarts [getuige 2] – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: Hij heeft wel een keer gebeld. Hij zei dat er een klacht was over [verdachte] . Dat was medisch geheim, wat die klacht was. En toen heb ik gezegd dat ik het voor kennisgeving aannam. [22]
De verklaring van de verdachte
De verdachteheeft op 13 januari 2020 over de behandeling van [slachtoffer 3] – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: Ze is ongeveer een keer of 10 bij me geweest. De elfde keer dat ze kwam belde ze van tevoren op dat ze niet meer kwam. Ik zei dat dat niet zo gaat. Ik zei dat ik wilde dat ze me dat persoonlijk kwam vertellen en dat ze me in de ogen kon kijken. Ze zei:
“je komt me te dichtbij”.Dat ondergoed setje, jaja, we hebben die schets van de behandeltafel en de keuken. Afspraak is, jij komt binnen en ik verdwijn met mijn stenen naar het keukentje. Ze kunnen zich dan uitkleden. Ik kom terug en ze staat daar voor me in een geel setje met bloemetjes als ik me kan herinneren. Ik heb gezegd dat het mooi was of zoiets, om positief te blijven. [23]
Het oordeel van de rechtbank
Onder verwijzing naar de hiervoor door de rechtbank algemene geformuleerde overweging met betrekking tot bewijs in zedenzaken overweegt de rechtbank ten aanzien van het tenlastegelegde als volgt.
[slachtoffer 3] heeft op 12 mei 2016 een eerste verklaring bij de politie afgelegd. Op 22 januari 2019 heeft ze een gelijksoortige verklaring bij de rechter-commissaris afgelegd. De rechtbank overweegt hierover het volgende. [slachtoffer 3] heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris gedetailleerde verklaringen afgelegd over de plaats waar het seksueel contact heeft plaatsgevonden (de behandelpraktijk van de verdachte) en de wijze waarop dit gebeurde. Ze benoemt concreet de door verdachte bij haar verrichte handelingen en de volgorde daarvan. De inhoud van haar verklaringen komt niet alleen authentiek over, maar is ook concreet en consistent. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn en kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Steunbewijs kan worden gevonden in de verklaring van huisarts [getuige 2] , aan wie [slachtoffer 3] in 2010 heeft verteld dat ze erg was geschrokken van de manier waarop de verdachte met haar omging. [medeverdachte] heeft bevestigd dat de huisarts naar aanleiding van deze klacht telefonisch contact met haar heeft opgenomen. Dat de huisarts in eerste instantie het jaartal niet meer goed voor ogen had, doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan de betrouwbaarheid van de inhoud van deze verklaring.
Met betrekking tot de verklaring van de verdachte bij de politie, inhoudende dat stenen wel eens kunnen wegglijden omdat de rug glad is en het pakken van deze steen in een reflex gaat, merkt de rechtbank het volgende op. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat de verdachte haar wilde knuffelen bij binnenkomst, dat hij opmerkingen maakte over haar ondergoed en dan letterlijk benoemde dat ze een mooi ondergoed setje aan had. [slachtoffer 3] heeft de verdachte op zijn gedrag aangesproken, inhoudende dat ze vond dat hij dingen deed die niet bij een therapeut hoorden. De verdachte zei dan tegen haar: “
Ja, maar je bent ook zo’n leuke lieve vrouw”.Gelet op deze verklaringen van [slachtoffer 3] over de aanrakingen, het gedrag van de verdachte en hetgeen de verdachte tegen haar heeft gezegd, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat hier sprake is geweest van een aanraking die per ongeluk was en zonder seksuele bedoelingen. Daar komt bij dat het complimenteren van [slachtoffer 3] over haar lingerie, iets wat door de verdachte wordt bevestigd, geen betrekking heeft op de tenlastegelegde handelingen, maar wel een seksuele context impliceert en haar verklaring ook ondersteund.
Met betrekking tot het verweer van de verdediging, inhoudende dat [slachtoffer 3] met [slachtoffer 2] heeft gesproken en dat zij elkaar mogelijk hebben beïnvloed, overweegt de rechtbank als volgt. Voor beide vrouwen geldt dat op geen enkele wijze is gebleken van een motief of aanleiding om jegens de verdachte valse verklaringen af te leggen. Daar komt bij dat de verklaring van [slachtoffer 3] past in het beeld dat door alle slachtoffers van de verdachte wordt geschetst, inhoudende dat de verdachte als zogenaamde edelsteentherapeut vrouwen masseerde en tijdens deze massages gefixeerd was op de naaktheid en de genitaliën van zijn cliënten.
Hoe moet het gedrag van de verdachte worden gekwalificeerd?
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat het handelen van de verdachte moet worden gekwalificeerd als het onder feit 3 primair tenlastegelegde, met als gevolg dat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien en in combinatie met de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij als edelsteentherapeut op zijn behandelkamer [slachtoffer 3] heeft gemasseerd en tijdens zijn massages onder meer gebruik maakte van edelstenen, maken dat het onder feit 3 subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, in die zin dat de verdachte als edelsteentherapeut, werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 3] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd.
03/661017-19 [24]
De verklaringen van aangeefster [slachtoffer 4]
(hierna: [slachtoffer 4] ) heeft op 29 november 2018 tijdens een informatief gesprek zeden – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [slachtoffer 4] is naar de politie gekomen vanwege [verdachte] , die ze kent via zijn vrouw [medeverdachte] . De vriend van [slachtoffer 4] , [getuige 3] , was bij [verdachte] in therapie. [verdachte] geeft edelsteenmassagetherapie. Toen [slachtoffer 4] zelf klachten kreeg, onzekerheid en laag zelfbeeld, zei [verdachte] dat ze ook voor massages moest komen. De massages gingen veel verder dan die van [getuige 3] , eerst in ondergoed, maar later met het ondergoed uit. [verdachte] zei dat ze er mocht zijn en dat er bepaalde technieken waren die echt zouden helpen om in de diepte te komen met haar problemen. [verdachte] bracht het naar [slachtoffer 4] zo lief en complimenteus, dat ze dacht dat ze zich eroverheen moest zetten, als het zou helpen. Het is een paar keer gebeurd, zo’n vijf of zes keer, dat hij met de edelstenen in haar vagina en anus ging en haar tussendoor betastte. Dit wilde ze niet, maar ze verstarde meteen als het gebeurde. [25]
[slachtoffer 4]heeft vervolgens op 17 januari 2019 aangifte tegen de verdachte gedaan en heeft
– zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: Het vond plaats op zijn behandelkamer. Voor mij heeft het plaatsgevonden in de periode van 2014 tot en met februari 2016. Het seksueel overschrijdend gedrag heeft tussen de zes en de tien keer plaatsgevonden. Ik had een keer bij [verdachte] een massage. Die keer had ik niks aan. Hij zei toen dat hij de druppelvormige steen in mijn vagina wilde gaan inbrengen. Dit was omdat ‘onder’ alle energiebanen zitten. En als hij van daaruit kon werken met de edelsteen, dan was het effect voor mij groter. Hij zei erbij dat het niet seksueel was. Ik had mijn ogen dicht en voelde dat [verdachte] olie pakte en dat ook van onder smeerde. Op mijn vagina, bij mijn liezen, op mijn schaamstreek. Ik lag daar met mijn benen wat gespreid. Hij deed zijn handen met de olie, wrijvend over mijn vagina, bij mijn schaamlippen. Vervolgens pakte hij die edelsteen. Hij liet ook zien dat hij die edelsteen bij mij ging gebruiken. Ik zag dat het een druppelvormige edelsteen was. Ik voelde toen dat hij de edelsteen met de puntvorming in mijn vagina stopte. Hierna voelde ik dat hij de massage startte, vanaf mijn vagina, over de schaamstreek, over de buik, naar de borsten. [26]
De volgende handelingen heeft [verdachte] bij mij gedaan bij de massages die ik seksueel grensoverschrijdend noem:
  • die steen, in elk geval deels, in mijn vagina. Dit is misschien een keer of zes tot tien, misschien wel vaker gebeurd;
  • een steen, in elk geval deels, in mijn anus. Dat is vaker gebeurd, meer dan één keer, maar ik weet niet hoe vaak;
  • mijn borsten masseren, kneden met zijn handen. Dit is vaker gebeurd, meer dan één keer, maar ik weet niet hoe vaak;
  • mijn tepels kussen en likken. Dat is vaker gebeurd, meer dan één keer, maar ik weet niet hoe vaak;
  • mij op mijn mond kussen. Dit is vaker dan één keer gebeurd, ik weet niet hoe vaak;
  • [verdachte] heeft ook vaker gevraagd of ik hem wilde masseren. Dat heb ik ook gedaan, een stuk of vier keer. [verdachte] lag dan op zijn buik. Hij vroeg dan of ik met mijn hand met olie zijn ballen wilde vastpakken. Mijn andere hand legde ik dan op zijn rug en ik masseerde met die andere hand vanuit zijn ballen, naar zijn billen, naar zijn rug en weer terug.
In maart 2016 heb ik aan mijn vriend [getuige 3] als allereerste verteld wat mij overkomen is. [medeverdachte] vertelde dat er een cliënt was die had gezegd dat [verdachte] dingen had gedaan bij haar. [verdachte] zou handelingen hebben gedaan die de cliënt niet wilde. Op een avond zouden [verdachte] en [medeverdachte] naar ons toekomen. Ik kón niet meer. Ik moest wel tegen mijn vriend [getuige 3] vertellen wat mij met [verdachte] was overkomen. Dus toen [verdachte] en [medeverdachte] kwamen die avond in maart, ik meen 16 maart 2016, gingen we gelijk naar de keuken. Ik heb [verdachte] geconfronteerd met wat hij had gedaan. [verdachte] brak en begon gelijk zijn excuses aan te bieden. Hij ging op zijn knieën en vroeg of ik hem kon vergeven. [28]
[slachtoffer 4]heeft op 20 november 2019 overeenkomstig bovenstaande verklaringen een verklaring bij de rechter-commissaris afgelegd. [29]
De verklaringen van getuigen
[getuige 3](hierna: [getuige 3] ), zijnde de partner van aangeefster [slachtoffer 4] , is op 25 mei 2016 voor een eerste keer door de politie gehoord. [getuige 3] heeft toen
– zakelijk weergegeven – verklaard dat zijn vriendin hem heeft verteld wat er was gebeurd en dat hij op 16 maart 2016 [verdachte] flink de les heeft gelezen. [30]
[getuige 3]is op 4 februari 2019 opnieuw door de politie gehoord en heeft toen – zakelijk weergegeven – de volgende verklaring afgelegd: Ik was bij [medeverdachte] onder behandeling en zij vertelde mij dat iemand aan het klagen was over dat er iets was gebeurd met [verdachte] . Het was vervolgens 16 maart en ik lag op de bank te slapen. En [slachtoffer 4] begon ineens te janken alsof de wereld verging. Ik schrok me kapot en wist niet wat er aan de hand was. Op dat moment zei ze tegen mij iets van: “
Bij mij ook”. Voor mij was het toen duidelijk dat het over [verdachte] ging. Ik weet niet meer wat ze mij toen precies heeft verteld. Ik heb daarna met [slachtoffer 4] overlegd en ik besloot dat ik wilde dat [verdachte] en [medeverdachte] zouden komen. Ongeveer een half uurtje later kwamen beiden naar ons huis. [slachtoffer 4] sprak [verdachte] aan. Ik kan mij nog herinneren dat in dat gesprek iets is gezegd door [slachtoffer 4] over het binnendringen van stenen. Ik denk dat [slachtoffer 4] iets heeft gezegd van “van onderen naar binnen geduwd”. [verdachte] probeerde er een beetje mee weg te komen door te zeggen dat hij er alleen maar goede bedoelingen mee had. Ik weet nog dat ik tegen [verdachte] zei: “
, je bent een viespeuk en als je een beetje een vent bent, ben je gewoon eerlijk”. [verdachte] zei dat ik daar gelijk in had en hij ging op zijn knieën zitten en volgens mij zei hij letterlijk tegen [slachtoffer 4] dat hij vergiffenis vroeg. Het zag er heel theatraal uit. [slachtoffer 4] heeft [verdachte] ook wel eens moeten masseren. Dat zei ze in dit gesprek. Ze moest [verdachte] dan bij z’n ballen pakken. Ik weet in elk geval dat [verdachte] in het gesprek heeft toegegeven dat hij onzedelijke handelingen had gedaan. [31]
[getuige 3]heeft op 20 november 2019 overeenkomstig bovenstaande verklaring een verklaring bij de rechter-commissaris afgelegd. [32]
Na dit gesprek zijn door [getuige 3] en [medeverdachte] , zijnde de echtgenote van de verdachte, een aantal WhatsApp-berichten naar elkaar gestuurd, waarvan enkele zijn toegevoegd aan het procesdossier. Zo is in een WhatsApp-bericht, afkomstig van [medeverdachte] en gestuurd naar [getuige 3] op 21 maart 2016 onder meer te lezen: ‘
Mag iemand die zeer stommiteiten heeft begaan rehabiliteren met andere woorden oprecht spijt betuigen (…). Ik hoop dat we elkaar kunnen vergeven en vertrouwen kunnen blijven hebben in elkaar’. [33]
De verklaring van de verdachte
De verdachteheeft op 13 januari 2020 – zakelijk weergegeven – over [slachtoffer 4] het volgende verklaard: Ik heb haar uitgenodigd om zelf ook gemasseerd te worden zodat ze wist hoe ze thuis moest masseren. Om het haar te leren. Zij kwam voor edelstenenmassage. Van wortelchakra tot aan de kruin toe. Ik ondersteunde haar met woorden en dan masseerde ik haar en gaf ik haar wat energie. Zij kleedde zich helemaal uit, denk ik. Zij heeft mij wel eens gemasseerd. Ik had toen geen kleding aan. Dat is naakt. Ze heeft op woensdag 16 maart 2016 gezegd dat ze zich door mij seksueel geïntimideerd heeft gevoeld. [34]
Het oordeel van de rechtbank
Onder verwijzing naar de hiervoor door de rechtbank algemene geformuleerde overweging met betrekking tot bewijs in zedenzaken overweegt de rechtbank ten aanzien van het tenlastegelegde als volgt.
[slachtoffer 4] heeft op 16 maart 2016 voor het eerst aan haar partner verteld wat haar overkomen is. Op 29 november 2018 heeft ze een eerste verklaring bij de politie afgelegd. Uiteindelijk heeft ze op 17 januari 2019 aangifte tegen de verdachte gedaan. Op 20 november 2019 is zij nogmaals gehoord door de rechter-commissaris. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Aangeefster heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris gedetailleerde en uitgebreide verklaringen afgelegd over de plaats waar het seksueel contact heeft plaatsgevonden, hoe vaak dit heeft plaatsgevonden en de wijze waarop dit gebeurde. Ze benoemt concreet de door verdachte bij haar verrichte handelingen en de volgorde daarvan. Ook benoemt zij welke handelingen zij bij de verdachte heeft moeten verrichten. De inhoud van haar verklaringen is niet alleen authentiek en concreet, maar ook consistent. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn en kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Steunbewijs kan worden gevonden in de verklaring van [getuige 3] , aan wie [slachtoffer 4] op 16 maart 2016 voor een eerste keer over de handelingen door de verdachte heeft verteld. Zowel met betrekking tot de aanleiding als over het verdere verloop van die avond hebben [slachtoffer 4] en [getuige 3] overeenkomstig verklaard, te weten dat zij de verdachte die avond hebben geconfronteerd met zijn handelen en er tijdens dit gesprek onder meer is gesproken over het inbrengen van edelstenen bij [slachtoffer 4] en het masseren van de genitaliën van de verdachte door [slachtoffer 4] . Zowel [slachtoffer 4] als [getuige 3] hebben verklaard dat de verdachte op zijn knieën viel en [slachtoffer 4] om vergiffenis vroeg. Dat [slachtoffer 4] op
16 maart 2016 naar de verdachte heeft uitgesproken dat ze zich door hem seksueel geïntimideerd voelde wordt door de verdachte bevestigd. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar het WhatsApp-bericht dat op 21 maart 2016 door de echtgenote van de verdachte naar [getuige 3] is gestuurd, waarin zij het heeft over “iemand die zeer stommiteiten heeft begaan” en de hoop uitspreekt dat ze elkaar kunnen vergeven.
Bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien en in combinatie met de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij als edelsteentherapeut op zijn behandelkamer [slachtoffer 4] naakt heeft gemasseerd, tijdens zijn massages onder meer gebruik maakte van een ovaalvormige edelsteen en dat [slachtoffer 4] hem naakt heeft gemasseerd, maken dat de rechtbank het tenlastegelegde bewezen acht, in die zin dat de verdachte als edelsteentherapeut, werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 4] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
03/661262-16
Feit 1 meer subsidiair
in de periode van 1 januari 2012 tot en met 3 maart 2016 te Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, meermalen, telkens terwijl hij toen als edelsteentherapeut werkzaam was in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, meermalen
- die [slachtoffer 1] zich laten ontkleden en
- ( met edelstenen) gewreven tussen de bilspleet van die [slachtoffer 1] en
- de borsten van die [slachtoffer 1] gemasseerd en gelikt en
- het (gehele) lichaam van die [slachtoffer 1] gemasseerd en
- edelstenen staven geduwd of ingebracht in de mond en de vagina van die [slachtoffer 1] en
- zijn, verdachtes, kleding en onderkleding uitgetrokken en
- zijn, verdachtes, ballen laten kneden door die [slachtoffer 1] en
- een edelstenen staaf in zijn, verdachtes, anus laten inbrengen door die [slachtoffer 1] ;
Feit 2 subsidiair
in de periode van 1 juli 2015 tot en met 3 maart 2016 te Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, meermalen, telkens terwijl hij, verdachte, toen als edelsteentherapeut werkzaam was in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, meermalen
- onverhoeds zijn, verdachtes, hand op een borst en tussen de benen van die [slachtoffer 2] gelegd of gebracht en
- hard met zijn, verdachtes, hand geveegd over het lichaam van die [slachtoffer 2] , waardoor de onderbroek van die [slachtoffer 2] naar beneden ging en
- een edelsteen tussen de billen van die [slachtoffer 2] geduwd en met die edelsteen de onderbroek van die [slachtoffer 2] naar beneden geduwd en
- edelstenen in de onderbroek en de bh van die [slachtoffer 2] gebracht of geschoven en
- die [slachtoffer 2] zichzelf over haar borsten en vagina en de binnenkant van haar benen laten wrijven, terwijl die [slachtoffer 2] in haar ondergoed stond;
Feit 3 subsidiair
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 te Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, meermalen, telkens terwijl hij toen als edelsteentherapeut werkzaam was in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 3] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, meermalen,
- de onderbroek van die [slachtoffer 3] naar beneden geschoven en
- een edelsteen tussen de billen van die [slachtoffer 3] gebracht en
- onverhoeds een edelsteen tussen de benen van die [slachtoffer 3] weggepakt en de vagina van die [slachtoffer 3] aangeraakt;
03/661017-19
in de periode van 1 januari 2014 tot en met februari 2016 te Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, meermalen, telkens terwijl hij toen als edelsteentherapeut werkzaam was in de
maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 4] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, meermalen
- met zijn, verdachtes, handen olie op/over de vagina en de schaamlippen van die [slachtoffer 4] gesmeerd en gewreven en
- ( de punt van) een edelsteen in de vagina van die [slachtoffer 4] geduwd of gebracht en
- die [slachtoffer 4] gemasseerd vanaf haar vagina over de schaamstreek en over de buik en over de borsten en
- de borsten en tepels van die [slachtoffer 4] gemasseerd en gekneed en gelikt en gekust en
- edelstenen geduwd of ingebracht in de anus van die [slachtoffer 4] en
- die [slachtoffer 4] op de mond gekust en
- zijn, verdachtes, kleding en onderkleding uitgetrokken en
- zijn, verdachtes, ballen laten masseren door die [slachtoffer 4] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van 03/661262-16 feit 1 meer subsidiair:
Ontucht plegen als degene die werkzaam is in de maatschappelijke zorg, met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd
Ten aanzien van 03/661262-16 feit 2 subsidiair:
Ontucht plegen als degene die werkzaam is in de maatschappelijke zorg, met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd
Ten aanzien van 03/661262-16 feit 3 subsidiair:
Ontucht plegen als degene die werkzaam is in de maatschappelijke zorg, met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03/661017-19:
Ontucht plegen als degene die werkzaam is in de maatschappelijke zorg, met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast dient aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis te worden opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geheel subsidiair aangevoerd dat de rechtbank bij een eventuele strafoplegging rekening dient te houden met de vergevorderde leeftijd van de verdachte, de aandacht in de media en de overige persoonlijke gevolgen van deze strafzaak voor de verdachte, zijn blanco strafblad en zijn persoonlijke omstandigheden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Wat heeft de verdachte gedaan?
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij vier vrouwen. De verdachte is gedurende enkele jaren werkzaam geweest als zogenaamde edelsteentherapeut. In die hoedanigheid heeft hij deze vrouwen behandeld voor verschillende (mentale) problemen. Hij heeft de vrouwen gestimuleerd om hem te vertrouwen en deze vrouwen persoonlijke vragen gesteld. Als gevolg daarvan was hij op de hoogte van hun bijzondere kwetsbaarheid.
Door zijn onverhoeds en grensoverschrijdend handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van dit in hem gestelde vertrouwen en geen oog gehad voor de gevolgen die zijn gedrag zouden kunnen hebben voor deze toch al kwetsbare vrouwen. Hij heeft op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers als gevolg waarvan zij, gezien hun slachtofferverklaringen, nog immer kampen met psychische problemen. Naar het oordeel van de rechtbank strekten de door de verdachte verrichte seksuele handelingen, die door de rechtbank soms niet anders dan vernederend van aard zijn te noemen, bij de slachtoffers er slechts toe om op dat moment zijn eigen seksuele behoeften te bevredigen.
[slachtoffer 3] heeft in haar slachtofferverklaring onder andere het volgende over het handelen door de verdachte en de gevolgen daarvan opgenomen:
“(…) [verdachte] is op een gruwelijke manier over mijn grens heengegaan en hij heeft misbruik gemaakt van mijn kwetsbaarheid. (…) [verdachte] legde wat er gebeurd was bij mij neer. Ik was zo leuk, ik was zo joviaal, ik straalde het uit. Het was alsof ik het zelf had laten gebeuren. Ik trok mij dit heel erg aan. Het vertrouwen in mijzelf en in anderen was ik volledig kwijt. Onzekerheid en schaamte overheersten. (…) Het is een loodzware weg geweest. Ik heb een jarenlang proces doorgemaakt en ik heb hard moeten werken om weer vertrouwen in mijzelf en in anderen terug te krijgen. (…).”
[slachtoffer 2] heeft hierover in haar slachtofferverklaring opgenomen:
“(…) Ik kwam er voor hulp, dan moest ik het ook aanpakken. Nog voor er iets gebeurd was ging ik al over mijn grenzen heen, omdat ik niet voor mezelf durfde op te komen en geen nee durfde te zeggen. (…) Telkens ging hij een stapje verder. Constant aan het pushen om over je grenzen heen te gaan. Vaak onder het mom van een grapje of dat hij niet zo tactisch was. Ik heb zo vaak gedacht ergens klopt er hier iets niet, maar ik liet het gebeuren. Ik dacht dat het aan mij lag. Het is de wanhoop die je zelf hebt. Ik wilde zo graag geholpen worden en dat het beter met mij zou gaan. (…) Ik ben hierdoor zo beschadigd. De problemen die ik al had zijn door de therapieën niet opgelost, maar erger geworden. (…).”
[slachtoffer 1] heeft in haar slachtofferverklaring onder meer het volgende opgenomen:
“(…) Ik ben furieus omdat mijn verleden niet slechter kon en ik dacht dat ik bij de juiste hulpverlening zat! Ik kwam daar om te leren vertrouwen te krijgen in mensen op een positieve manier. Ik dacht dat het niet slechter kon worden, maar ik heb het verkeerd gedacht. Het kon nog veel erger. Het vertrouwen is volledig kapot gemaakt! (…)”
Strafvermeerderende factoren
De verdachte heeft zich tegenover kwetsbare vrouwen als een hulpverlener met zogenaamd de beste bedoelingen gepresenteerd en heeft gedurende een lange periode ontuchtige handelingen bij deze vrouwen gepleegd. De rechtbank neemt de verdachte ook zijn verdere en hiermee samenhangende gedrag zeer kwalijk. Zo heeft hij misbruik gemaakt van de penibele financiële situatie van [slachtoffer 1] en haar financieel afhankelijk van hem gemaakt. Ook heeft hij haar gemanipuleerd, door haar voor te houden dat zij spirituele gaven in haar handen had en dat zij om die reden edelstenensessies bij de verdachte mocht uitvoeren.
Toen het slachtoffer [slachtoffer 3] telefonisch aangaf niet meer onder behandeling van de verdachte te willen staan, maakte hij haar duidelijk dat dit niet zomaar kon en dat zij hem recht in de ogen moest komen kijken. Uit al deze gedragingen van de verdachte blijkt dat hij koste wat kost de behandelingen wilde voortzetten en zijn eigen behoeften boven alles en iedereen plaatste.
De rechtbank rekent het de verdachte voorts aan dat hij op geen enkele manier verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen. De verdachte heeft op geen enkele manier spijt betuigd of medeleven getoond met de slachtoffers. De verdachte heeft uitsluitend verklaard over de gevolgen die de strafzaak voor hem hebben gehad, bijvoorbeeld dat hij zijn wapenvergunning door deze strafzaak is kwijtraakt en dit hem zeer zwaar valt. Dat de verdachte de laakbaarheid van zijn eigen handelen niet inziet baart de rechtbank grote zorgen.
Strafverminderende factoren
Op grond van de uitleg die de Hoge Raad in zijn jurisprudentie heeft gegeven aan de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM), stelt de rechtbank vast dat de redelijke termijn is overgeschreden. De verdachte is op 12 oktober 2016 voor een eerste keer door de politie gehoord. Hiermee is de redelijke termijn aangevangen. Op 9 oktober 2020 zijn de feiten ter terechtzitting behandeld. De rechtbank zal deze overschrijding naar bevind van zaken verdisconteren in de op te leggen straf.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het strafblad van de verdachte, inhoudende dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Ook neemt de rechtbank in de strafoplegging mee dat de verdachte is gestopt met zijn werk als edelsteentherapeut en dat de (media)aandacht een zware wissel heeft getrokken op de verdachte en zijn privéleven. De rechtbank merkt in dit verband echter ook op dat deze aandacht als kennelijk onvermijdelijk in zaken met een zekere impact moet worden gezien.
Welke straf is passend?
De rechtbank acht, gezien de aard en de ernst van de genoemde feiten, geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank is van oordeel dat in beginsel een hogere gevangenisstraf, anders dan door de officier van justitie geëist en door de verdediging bepleit, passend en geboden is. De rechtbank ziet in de vergevorderde leeftijd van de verdachte geen enkele reden om tot de oplegging van een andersoortige straf te komen, nu deze vergevorderde leeftijd verdachte er ook niet van heeft weerhouden de strafbare feiten te plegen.
In de overschrijding van de redelijke termijn ziet de rechtbank aanleiding een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaren.
Daarnaast zal de rechtbank de verdachte als bijkomende straf een beroepsverbod opleggen om als hulpverlener (in brede zin) werkzaam te zijn, nu de bewezenverklaarde feiten tijdens de uitoefening van zijn beroep als edelsteentherapeut zijn begaan. Deze bijkomende straf wordt, uit een oogpunt van preventie en om mogelijke recidive te voorkomen, opgelegd voor een termijn van vijf jaren.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
03/661262-16
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert ter zake van het onder feit 1 tenlastegelegde een schadevergoeding van € 39.597,19, bestaande uit materiële schade ter hoogte van € 9.597,19 en immateriële schade ter hoogte van € 30.000,-.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert ter zake van het onder feit 2 tenlastegelegde een schadevergoeding van € 3.000,-, bestaande uit immateriële schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert ter zake van het onder feit 3 tenlastegelegde een schadevergoeding van € 3.070,-, bestaande uit materiële schade ter hoogte van € 320,- en immateriële schade ter hoogte van € 2.750,-.
03/661017-19
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 12.756,38, bestaande uit materiële schade ter hoogte van € 2.756,38 en immateriële schade ter hoogte van
€ 10.000,-.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
03/661262-16
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering met uitzondering van de schadepost ‘Bezoek Hof Den Bosch’ voldoende is onderbouwd en dat de vordering voor een bedrag van
€ 39.565,37 voor toewijzing gereed ligt, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat de vordering voor gehele toewijzing gereed ligt, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat de vordering voor gehele toewijzing gereed ligt, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
03/661017-19
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] voldoende is onderbouwd en dat de vordering voor gehele toewijzing gereed ligt, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
03/661262-16
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu de verdachte dient te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft subsidiair bepleit dat de materiële schadeposten ‘Medische kosten’, ‘Bezoek Hof Den Bosch’ en ‘Huishoudelijke hulp’ moeten worden afgewezen c.q. dat de benadeelde partij ten aanzien van deze posten niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ten aanzien van het verzoek tot immateriële schadevergoeding heeft de raadsman subsidiair aangevoerd dat behandeling van dit verzoek een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Meer subsidiair heeft de raadsman de matiging van de vordering bepleit.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2] in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu de verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair dient de vordering te worden gematigd.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu de verdachte dient te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de vordering tot materiële schade moet worden afgewezen, nu dit geen kosten betreffen die het gevolg zijn van de vermeende handelingen door de verdachte. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman de matiging van de vordering bepleit.
03/661017-19
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu de verdachte dient te worden vrijgesproken.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
03/661262-16
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat door de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit materiële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het tenlastegelegde. De rechtbank acht de gevorderde schadeposten ‘Reis- en parkeerkosten’ met een totaalbedrag van € 444,37 en ‘Medische kosten’ met een totaalbedrag van € 405,00 dan ook voor toewijzing vatbaar, nu deze schadeposten voldoende zijn onderbouwd en een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit, onder vermeerdering van de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 3 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de gevorderde reis- en parkeerkosten betreffende ‘Bezoek Hof Den Bosch’ zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de schadepost ‘Huishoudelijke hulp’ overweegt de rechtbank als volgt. Door de benadeelde partij is aangevoerd dat zij als gevolg van het handelen door de verdachte tot op heden niet in staat in haar aandeel in het huishouden te doen, met als gevolg dat haar partner de eerste maanden alle huishoudelijke taken van de benadeelde heeft overgenomen. Benadeelde heeft op dit moment dagelijks de ondersteuning van haar partner nodig en vordert derhalve een schadevergoeding ter hoogte van € 8.716,00 voor huishoudelijke hulp. De Hoge Raad heeft in dit verband – kort gezegd – geoordeeld dat werkzaamheden waarvoor normaal gesproken geen professionele hulp wordt ingeschakeld, niet voor vergoeding in aanmerking komen en werkzaamheden waarvoor normaal gesproken wel professionele hulp wordt ingeschakeld wel voor vergoeding in aanmerking komen. Dat laatste geldt dan ook als het door omstandigheden opportuun is dat deze hulp feitelijk in de gegeven omstandigheden door familie wordt verricht in plaats van door professionele hulp. In lijn met deze rechtspraak dient de rechtbank nu te beoordelen of de huishoudelijke werkzaamheden die de benadeelde vergoed wil zien, huishoudelijke werkzaamheden betreffen waarvan het in de situatie waarin het slachtoffer verkeert normaal en gebruikelijk is dat zij worden verricht door professionele, voor hun diensten gehonoreerde hulpverleners. Dat is gesteld noch gebleken. Deze schadepost zal dan ook door de rechtbank niet ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade neemt de rechtbank
zondermeeraan dat de ontuchtige handelingen door de verdachte traumatisch voor [slachtoffer 1] zijn geweest. De rechtbank heeft er nota van genomen dat [slachtoffer 1] onder behandeling staat van een psychiater. Nu is vastgesteld dat zij onder meer lijdt aan PTSS en depressie heeft de rechtbank kunnen vaststellen dat er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat er immateriële schade is geleden welke zich leent voor aansprakelijkheid van de verdachte en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het door de verdachte gepleegde strafbaar feit. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing van een deel van de immateriële schade tot het bedrag van € 7.000,-, en de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 3 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank heeft zich bij de vaststelling van de hoogte van dit bedrag onder meer laten leiden door de lange periode waarin de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Behandeling van de overige deel van de gevorderde immateriële schade levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal dan ook in het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel besloten.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade neemt de rechtbank
zondermeeraan dat de ontuchtige handelingen door de verdachte traumatisch voor [slachtoffer 2] zijn geweest. Hoewel door de benadeelde partij geen concrete gegevens ter onderbouwing van het verzoek tot immateriële schade zijn ingediend is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een situatie waarin de aard en de ernst van de normschending met zich brengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is aldus van oordeel dat aannemelijk is dat er immateriële schade is geleden welke zich leent voor aansprakelijkheid van de verdachte en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het door de verdachte gepleegde strafbaar feit. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het bedrag van € 1.500,- en de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 3 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag is lager dan het toegekende bedrag aan [slachtoffer 1] omdat bij [slachtoffer 2] gedurende een kortere periode minder ontuchtige handelingen zijn gepleegd door de krachtige weerstand die zij heeft geboden. Behandeling van de overige gevorderde immateriële schade levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal dan ook in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel besloten.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat door de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit materiële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het tenlastegelegde. De rechtbank acht de gevorderde schadepost ‘Kosten Therapie’ met een totaalbedrag van € 320,- voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar. Het bedrag bestaat uit de kosten van de gevolgde edelsteentherapie waar zij geen enkel nut maar enkel schade heeft ondervonden. De benadeelde partij moet in de situatie worden gebracht waarin zij zonder de onrechtmatige daad, het strafbare feit van verdachte, had verkeerd. In die situatie had zij voor de therapie betaald maar had deze therapie haar goed gedaan. Nu dat niet kan worden bewerkstelligd, is het redelijk dit op geld te waarderen door het te vergoeden bedrag op de kosten van de therapie te stellen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade neemt de rechtbank
zondermeeraan dat de ontuchtige handelingen door de verdachte traumatisch voor [slachtoffer 3] zijn geweest. Hoewel door de benadeelde partij geen concrete gegevens ter onderbouwing van het verzoek tot immateriële schade zijn ingediend is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een situatie waarin de aard en de ernst van de normschending met zich brengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is aldus van oordeel dat aannemelijk is dat er immateriële schade is geleden welke zich leent voor aansprakelijkheid van de verdachte en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het door de verdachte gepleegde strafbaar feit. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het bedrag van € 1.000,- en de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf
31 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag is lager dan dat wat bij de overige verdachten wordt toegewezen, nu de ontucht beperkt in tijd en handelingen is gebleven door doortastend optreden van de benadeelde zelf. Behandeling van de overige gevorderde immateriële schade levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal dan ook in het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
03/661017-19
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat door de benadeelde partij [slachtoffer 4] als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit materiële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het tenlastegelegde.
Nu de verdachte de omvang van de materiële schade niet heeft betwist, ligt de vordering voor toewijzing gereed tot het door de benadeelde gevorderde totaalbedrag van € 2.756,38, vermeerderd met de wettelijke rente, te berekenen over de periode vanaf 29 februari 2016 tot aan de algehele voldoening.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade neemt de rechtbank
zondermeeraan dat de ontuchtige handelingen door de verdachte traumatisch voor [slachtoffer 4] zijn geweest. De rechtbank heeft er nota van genomen dat [slachtoffer 4] onder behandeling staat van een psycholoog en een psychiater. Nu is vastgesteld dat zij onder meer lijdt aan een gegeneraliseerde angststoornis heeft de rechtbank kunnen vaststellen dat er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat er immateriële schade is geleden welke zich leent voor aansprakelijkheid van de verdachte en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het door de verdachte gepleegde strafbaar feit. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het bedrag van € 2.500,- en de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 29 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Behandeling van de overige gevorderde immateriële schade levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal dan ook in het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel besloten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 31, 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de in de strafzaak met parketnummer 03/661262-16 onder feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2 primair en feit 3 primair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03/661017-19 onder feit 1 meer subsidiair, feit 2 subsidiair en feit 3 subsidiair en voor het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03/661262-16 tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- ontzet de verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep van hulpverlener voor de duur van 5 jaren;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , vertegenwoordigd door
mr. G. Verkuijlen, ten aanzien van feit 1 meer subsidiair onder parketnummer 03/661262-16 gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 7.849,37, bestaande uit materiële schade ad € 849,37 en immateriële schade ad € 7.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil;
  • veroordeelt de verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk;
  • legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 7.849,37, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 74 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te
vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot
betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in
zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , ten aanzien van feit 2 subsidiair onder parketnummer 03/661262-16 gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 1.500,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil;
  • veroordeelt de verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
  • verklaart de benadeelde partij in de vordering tot immateriële schadevergoeding voor het overige niet-ontvankelijk;
  • legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 25 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te
vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot
betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in
zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] , ten aanzien van feit 3 subsidiair onder parketnummer 03/661262-16 gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 1.320,-, bestaande uit materiële schade ad € 320,- en immateriële schade ad € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil;
  • veroordeelt de verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot immateriële schadevergoeding;
  • legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van € 1.320,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 23 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te
vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot
betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in
zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ten aanzien van het feit onder parketnummer 03/661017-19 toe en veroordeelt de verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4] , van een bedrag van € 5.256,38, bestaande uit materiële schade ad € 2.756,38 en immateriële schade ad € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil;
  • veroordeelt de verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot immateriële schadevergoeding;
  • legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van € 5.256,38, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 61 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te
vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot
betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in
zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.M.A. van Atteveld, voorzitter,
mr. A.M. Koster-van der Linden en mr. I.E. Lemmers, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. K.J.M. Feron-Voncken, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 oktober 2020.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 03/661262-16 ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 3 maart 2016 te
Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meer
(edel)stenen sta(a)(f)(ven) geduwd en/of ingebracht in de mond en/of de vagina
van die [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte meermalen,
althans eenmaal, (telkens) in zijn, verdachtes, hoedanigheid van (edelsteen)therapeut en/of hulpverlener van die [slachtoffer 1] (en/of bekend met de zwakke en/of kwetsbare psychische
gesteldheid en/of hulpbehoevendheid van die [slachtoffer 1] )
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij zich uit moest kleden en/of dat
zij op haar buik moest gaan liggen (met haar billen omhoog) en/of dat zij op
haar rug moest gaan liggen (met haar ogen dicht) en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds) (met (edel)stenen) tussen de bilspleet van die [slachtoffer 1] heeft
gewreven en/of (vervolgens) (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat
hij, verdachte, dat deed, omdat daar de meeste energie zat en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds) een of meer (edel)stenen sta(a)(f)(ven) heeft geduwd en/of
ingebracht in de vagina en/of mond van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij niets mocht vertellen over de
stenen staven aan haar man en aan zijn, verdachtes, vrouw genaamd [medeverdachte]
en/of dat zij, [slachtoffer 1] , ook spirituele gaven in haar handen
had en/of dat zij, [slachtoffer 1] , een (edelsteen) sessie bij hem en/of met hem,
verdachte, mocht doen en/of (vervolgens
- zich heeft ontkleed en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij, [slachtoffer 1] , zijn, verdachtes,
ballen moest kneden en/of een (edel)stenen staaf in zijn, verdachtes, anus
in moest brengen en/of (vervolgens)
- geld aan die [slachtoffer 1] heeft gegeven voor de sessies die die [slachtoffer 1] bij
en/of met hem, verdachte, verrichtte en/of (vervolgens)
- als die [slachtoffer 1] aan hem, verdachte, aangaf dat zij geen tijd had voor een
massage, tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij gespannen was en/of
gemasseerd moest worden,
en/of (aldus) (telkens) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft
doen ontstaan en/of die [slachtoffer 1] in een situatie heeft gebracht, waarin
die [slachtoffer 1] geen weerstand kon bieden en/of een zodanige situatie heeft
doen ontstaan dat die [slachtoffer 1] dat binnendringen niet kon of wist te
verhinderen en/of te voorkomen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 3 maart 2016 te
Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of
dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen,
althans eenmaal, (telkens)
- die [slachtoffer 1] zich laten ontkleden en/of
- ( met (edel)stenen) wrijven tussen de bilspleet van die [slachtoffer 1] en/of
- masseren en/of betasten en/of likken van en/of wrijven over de borsten van
die [slachtoffer 1] en/of
- masseren en/of betasten van het (gehele) lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- uittrekken van zijn, verdachtes, kleding en/of onderkleding en/of
- zijn, verdachtes, ballen laten masseren en/of kneden en/of betasten door die
[slachtoffer 1] en/of
- door die [slachtoffer 1] laten inbrengen van een (edel)stenen staaf in zijn,
verdachtes, anus,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin, dat verdachte meermalen,
althans eenmaal, (telkens)
in zijn, verdachtes, hoedanigheid van (edelsteen)therapeut en/of hulpverlener
van die [slachtoffer 1] (en/of bekend met de zwakke en/of kwetsbare psychische
gesteldheid en/of hulpbehoevendheid van die [slachtoffer 1] )
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij zich uit moest kleden en/of dat
zij op haar buik moest gaan liggen (met haar billen omhoog) en/of dat zij op
haar rug moest gaan liggen (met haar ogen dicht) en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds) de borsten van die [slachtoffer 1] heeft gemasseerd en/of betast
en/of gelikt en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds) (met (edel)stenen) tussen de bilspleet van die [slachtoffer 1] heeft
gewreven en/of (vervolgens) (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat
hij, verdachte, dat deed, omdat daar de meeste energie zat en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij niets mocht vertellen aan haar man
en aan zijn, verdachtes, vrouw genaamd [medeverdachte] en/of dat zij,
[slachtoffer 1] , ook spirituele gaven in haar handen had en/of dat zij,
[slachtoffer 1] , een (edelsteen) sessie bij hem en/of met hem, verdachte, mocht
doen en/of (vervolgens)
- zich heeft ontkleed en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij, [slachtoffer 1] , zijn, verdachtes,
ballen moest kneden en/of een (edel)stenen staaf in zijn, verdachtes, anus
in moest brengen en/of (vervolgens)
- geld aan die [slachtoffer 1] heeft gegeven voor de sessies die die [slachtoffer 1] bij
en/of met hem, verdachte, verrichtte en/of (vervolgens)
- als die [slachtoffer 1] aan hem, verdachte, aangaf dat zij geen tijd had voor een
massage, tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij gespannen was en/of
gemasseerd moest worden,
in elk geval (telkens) die [slachtoffer 1] in een situatie heeft gebracht, waarin
die [slachtoffer 1] geen weerstand kon bieden aan die ontuchtige handelingen en/of
een zodanige situatie heeft doen ontstaan, dat die [slachtoffer 1] die ontuchtige
handelingen niet kon of wist te verhinderen en/of te voorkomen;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 3 maart 2016 te
Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) terwijl hij toen (als
edelsteentherapeut) werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke
zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , die zich als patiënt en/of
cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij,
verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- die [slachtoffer 1] zich laten ontkleden en/of
- ( met (edel)stenen) gewreven tussen de bilspleet van die [slachtoffer 1] en/of
- de borsten van die [slachtoffer 1] gemasseerd en/of gelikt en/of betast en/of
- het (gehele) lichaam van die [slachtoffer 1] gemasseerd en/of betast en/of
- een of meer (edel)stenen sta(a)(f)(ven) geduwd en/of ingebracht in de mond
en/of de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- zijn, verdachtes, kleding en/of onderkleding uitgetrokken en/of
- zijn, verdachtes, ballen laten masseren en/of kneden en/of betasten door die
[slachtoffer 1] en/of
- een (edel)stenen staaf in zijn, verdachtes, anus laten inbrengen door die
[slachtoffer 1] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 3 maart 2016 te Swolgen,
in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot
het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- ( onverhoeds) leggen en/of brengen van zijn, verdachtes, hand op een borst
en/of tussen de benen van die [slachtoffer 2] en/of
- ( hard en/of met kracht) met zijn, verdachtes, hand(en) wrijven en/of vegen
over het lichaam van die [slachtoffer 2] , waardoor de onderbroek van die Van
Riemsdijk naar beneden ging en/of
- ( onverhoeds) met een (edel)steen tussen de billen van die [slachtoffer 2] gaan
en/of met een (edel)steen de onderbroek van die [slachtoffer 2] naar beneden
duwen en/of schuiven en/of
- ( onverhoeds) brengen en/of schuiven van een of meer (edel)ste(e)n(en) in de
onderbroek en/of de bh van die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] zichzelf over haar borsten en/of vagina en/of de
binnenkant van haar benen doen en/of laten wrijven en/of met haar heupen
doen en/of laten draaien, terwijl die [slachtoffer 2] in haar ondergoed
stond,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
in zijn hoedanigheid van (edelsteen)therapeut en/of hulpverlener van die [slachtoffer 2]
(en/of bekend met de zwakke en/of kwetsbare psychische gesteldheid
en/of hulpbehoevendheid van die [slachtoffer 2] )
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat de (edelsteen)therapie het beste
werkte, als zij helemaal bloot zou zijn, maar dat hij, verdachte, het bij
haar langzaam op zou bouwen en/of dat zij op de behandeltafel moest gaan
liggen en/of haar ogen dicht moest doen en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds) zijn, verdachtes, hand op een borst en/of tussen de benen
en/of boven de vagina van die [slachtoffer 2] heeft gelegd en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij, verdachte, haar bij haar
borst aanraakte om haar vertrouwen op te wekken en/of dat hij, verdachte,
haar tussen haar benen en/of boven haar vagina aanraakte, omdat de "sacraal"
net boven haar vagina zit en/of dat dit in het kader van openheid en
vertrouwen was, want er mochten geen blokkades zijn en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat het niet goed met haar ging en/of
(vervolgens)
- met zijn, verdachtes, hand(en) (zo hard en/of ruw) over het lichaam van die
[slachtoffer 2] heeft geveegd, dat haar slip naar beneden ging en/of
(vervolgens)
- aan die [slachtoffer 2] heeft toegevoegd (de) woorden (van de
strekking): "Zo, we krijgen je toch uit de kleren." en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds) een (edel)steen tussen de billen van die [slachtoffer 2] heeft
geduwd en/of gebracht en/of (vervolgens) (onverhoeds) met die (edel)steen
de onderbroek van die [slachtoffer 2] naar beneden heeft geduwd en/of
geschoven en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds) een (edel)steen in de onderbroek van die [slachtoffer 2] heeft
gedaan en/of gebracht en/of (vervolgens) (daarbij) aan die [slachtoffer 2]
heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Ach dat gezeur over
bloot, niet zo moeilijk doen." en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat, als zij alle kleren uit zou doen,
zij beter geholpen kon worden, omdat de energie met kleding onderbroken werd
en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds) (een hand vol) (edel)stenen in de bh van die [slachtoffer 2]
heeft geschoven en/of gestopt en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij een string moest kopen, omdat
dit bloter was, maar dat zij dan toch nog een soort van veiligheid had en/of
(vervolgens)
- tijdens een behandeling van die [slachtoffer 2] met een hand op de
behandeltafel heeft geslagen en/of (daarbij) (boos) aan die [slachtoffer 2]
heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Godverdomme, jij wilt
niet geholpen worden, je moet bloot gaan, als jij bloot zou gaan, dan zou
jij geholpen kunnen worden." en/of (vervolgens) twee (edel)stenen staven
dicht bij het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft gebracht en/of gehouden
en/of (daarbij) aan die [slachtoffer 2] heeft toegevoegd (de) woorden (van de
strekking): "Als jij eens bloot zou gaan, dan boor ik, boor ik, boor ik,
boor ik, al jouw negatieve energie eruit." en/of "Het zal wel duidelijk zijn
waar dit in moet, daar heb je geen fantasie voor nodig." en/of tegen die
[slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij het tegen niemand mocht vertellen, niet
tegen [medeverdachte] , niet tegen haar vriend, omdat niemand het zou
begrijpen,
in elk geval (telkens) die [slachtoffer 2] in een situatie heeft gebracht, waarin
die [slachtoffer 2] geen weerstand kon bieden aan die ontuchtige handelingen
en/of een zodanige situatie heeft doen ontstaan, dat die [slachtoffer 2] die
ontuchtige handelingen niet kon of wist te verhinderen en/of te voorkomen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 3 maart 2016 te Swolgen,
in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) terwijl hij, verdachte, toen (als
edelsteentherapeut) werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke
zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2] , die zich als patiënt
en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft
hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- ( onverhoeds) zijn, verdachtes, hand op een borst en/of tussen de benen van
die [slachtoffer 2] gelegd en/of gebracht en/of
- ( hard en/of met kracht) met zijn, verdachtes, hand(en) gewreven en/of
geveegd over het lichaam van die [slachtoffer 2] , waardoor de onderbroek van
die [slachtoffer 2] naar beneden ging en/of
- ( onverhoeds) een (edel)steen tussen de billen van die [slachtoffer 2] geduwd
en/of gebracht en/of met die (edel)steen de onderbroek van die [slachtoffer 2]
naar beneden geduwd en/of geschoven en/of
- ( onverhoeds) een of meer (edel)ste(e)n(en) in de onderbroek en/of de bh van
die [slachtoffer 2] gebracht en/of geschoven en/of
- die [slachtoffer 2] zichzelf over haar borsten en/of vagina en/of de
binnenkant van haar benen doen en/of laten wrijven en/of met haar heupen
doen en/of laten draaien, terwijl die [slachtoffer 2] in haar ondergoed
stond;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 te
Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het
plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- ( onverhoeds) naar beneden schuiven van de onderbroek van die [slachtoffer 3] en/of
- brengen en/of plaatsen van een of meer (edel)ste(e)n(en) in de onderbroek
en/of op/tussen de billen en/of benen van die [slachtoffer 3] en/of
- ( onverhoeds) wegpakken van een (edel)steen tussen de benen van die [slachtoffer 3]
en/of aanraken en/of betasten van de (ontblote) vagina van die [slachtoffer 3] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
in zijn hoedanigheid van (edelsteen)therapeut en/of hulpverlener van die
[slachtoffer 3] (en/of bekend met de zwakke en/of kwetsbare psychische gesteldheid
en/of onzekerheid en/of hulpbehoevendheid van die [slachtoffer 3] )
- die [slachtoffer 3] heeft vastgepakt en/of geknuffeld en/of tegen die [slachtoffer 3] heeft
gezegd dat dat bij de behandeling hoorde en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat zij een mooi ondergoed setje aanhad
en/of (vervolgens)
- toen die [slachtoffer 3] een afspraak met hem, verdachte, had afgezegd, die [slachtoffer 3]
heeft benaderd en/of bij die [slachtoffer 3] erop heeft aangedrongen dat zij die
afspraak zou verzetten, althans (meermalen) tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd
dat zij die afspraak moest verzetten en/of (vervolgens)
- toen die [slachtoffer 3] tegen hem, verdachte, zei dat hij, verdachte, dingen deed
die niet bij een therapeut hoorden, aan die [slachtoffer 3] heeft toegevoegd (de)
woorden (van de strekking): "Wat dan?" en/of "Ja, maar je bent ook zo'n
leuke, lieve vrouw.",
in elk geval (telkens) die [slachtoffer 3] in een situatie heeft gebracht, waarin
die [slachtoffer 3] geen weerstand kon bieden aan die ontuchtige handelingen en/of een
zodanige situatie heeft doen ontstaan, dat die [slachtoffer 3] die ontuchtige
handelingen niet kon of wist te verhinderen en/of te voorkomen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 te
Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) terwijl hij toen (als
edelsteentherapeut) werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke
zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 3] , die zich als patiënt en/of
cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij,
verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- ( onverhoeds) de onderbroek van die [slachtoffer 3] naar beneden geschoven en/of
- een of meer (edel)ste(e)n(en) in de onderbroek en/of op/tussen de billen
en/of de benen van die [slachtoffer 3] gebracht en/of geplaatst en/of
- ( onverhoeds) een (edel)steen tussen de benen van die [slachtoffer 3] weggepakt
en/of de (ontblote) vagina van die [slachtoffer 3] aangeraakt en/of betast;
Tenlastelegging bij gevoegde verdachte met parketnummer 661017-19
1.
Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2016 te
Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
terwijl hij toen (als edelsteentherapeut) werkzaam was in de gezondheidszorg
en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 4] , die zich
als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd,
immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- met zijn, verdachtes, handen (massage)olie op/over de vagina en/of de
schaamlippen van die [slachtoffer 4] gesmeerd en/of gewreven en/of
- ( de punt van) een (edel)steen in de vagina van die [slachtoffer 4] geduwd en/of
gebracht en/of
- die [slachtoffer 4] gemasseerd vanaf haar vagina over de schaamstreek en/of over de
buik en/of over de borsten en/of
- de borsten en/of tepels van die [slachtoffer 4] gemasseerd en/of gekneed en/of gelikt
en/of gekust en/of betast en/of
- een of meer (edel)ste(e)n(en) geduwd en/of ingebracht in de anus van die
[slachtoffer 4] en/of
- die [slachtoffer 4] op de mond gekust en/of
- zijn, verdachtes, kleding en/of onderkleding uitgetrokken en/of
- zijn, verdachtes, ballen laten masseren en/of kneden en/of betasten door die
[slachtoffer 4] .

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 februari 2019, pagina’s 26 en 27 van het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2018179304, gesloten d.d. 4 maart 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 28.
2.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 13 januari 2020, zonder doornummering.
3.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van dienst regionale recherche, afdeling zeden, proces-verbaalnummer 2016046137, gesloten d.d. 16 november 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 151.
4.Proces-verbaal informatief gesprek zeden met [slachtoffer 1] d.d. 18 maart 2016, pagina’s 47 tot en met 50.
5.Het proces-verbaal verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van [slachtoffer 1] d.d. 22 januari 2019, zonder doornummering.
6.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 13 juni 2016, pagina’s 51 tot en met 58.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 16 juni 2016, pagina’s 69 en 70.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 14 januari 2020, zonder doornummering.
9.Bijlage bij het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 13 juni 2016, pagina 67.
10.Bijlage bij het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 13 juni 2016, pagina’s 65 en 66.
11.Bijlage bij het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 13 juni 2016, pagina 64.
12.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 13 januari 2020, zonder doornummering.
13.Proces-verbaal informatief gesprek zeden met [slachtoffer 2] d.d. 10 mei 2016, pagina’s 78 tot en met 83.
14.Het proces-verbaal verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van [slachtoffer 2] d.d. 22 januari 2019, zonder doornummering.
15.Proces-verbaal informatief gesprek zeden d.d. 18 maart 2016, pagina 48.
16.Het proces-verbaal verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van [slachtoffer 1] d.d. 22 januari 2019, zonder doornummering.
17.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 20 januari 2020, zonder doornummering.
18.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 13 januari 2020, zonder doornummering.
19.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 12 mei 2016, pagina’s 86 tot en met 89.
20.Het proces-verbaal verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van [slachtoffer 3] d.d. 22 januari 2019, zonder doornummering.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2016, pagina’s 91 en 92.
22.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 20 januari 2020, zonder doornummering.
23.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 13 januari 2020, zonder doornummering.
24.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2018179304, gesloten d.d. 4 maart 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 28.
25.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 29 november 2018, pagina’s 3 tot en met 5.
26.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 4] d.d. 17 januari 2019, pagina’s 7 tot en met 10.
27.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 4] d.d. 17 januari 2019, pagina’s 10 en 11.
28.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 4] d.d. 17 januari 2019, pagina 11.
29.Proces-verbaal verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van [slachtoffer 4] d.d. 20 november 2019, zonder doornummering.
30.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2016, pagina 94 uit het proces-verbaal van dienst regionale recherche, afdeling zeden, proces-verbaalnummer 2016046137, gesloten d.d. 16 november 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 151.
31.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 4 februari 2019, pagina’s 18 tot en met 21.
32.Proces-verbaal verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van [getuige 3] d.d. 20 november 2019, zonder doornummering.
33.Bijlage 1 bij het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 4 februari 2019, pagina 24 en het proces-verbaal verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van [getuige 3] d.d. 20 november 2019, zonder doornummering.
34.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 13 januari 2020, zonder doornummering.