3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De verdachte wordt beschuldigd van het plegen van strafbare feiten in zijn hoedanigheid van edelsteentherapeut.
Over de achtergrond van deze vorm van therapie heeft de politie een gesprek gehad met
N. Nieuwlaat. Zij is docent Edelsteentherapie en natuurgeneeswijzen. Zij heeft over deze vorm van therapie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: Edelstenentherapie is een oude vorm van natuurgeneeswijze en wordt gebruikt als een aanvullende therapie. Voor edelstenentherapie hoeft niemand zich uit te kleden, behalve als die persoon komt voor een massage. Platte stenen worden op het lichaam gelegd, maar bijna altijd met een handdoek ertussen en niet op de blote huid. Behandelingen tussen de billen, genitaliën en vagina zijn niet aan de orde. Dit staat ook nergens beschreven. Op genoemde plekken zitten geen punten om te behandelen. De borsten van een vrouw, de venusheuvel en vagina worden niet behandeld. Inwendige behandelingen doet een therapeut niet.
De verdachteheeft op 13 januari 2020 – zakelijk weergegeven – over het geven van edelsteentherapie het volgende verklaard: Ik had een behandelkamer en daar gaf ik massages met edelstenen. Edelstenen hebben een helende werking. Ik heb bij die massages drie soorten stenen gebruikt. De eerste soort is een ronde steen met een doorsnee van ongeveer 3 tot 4 centimeter. De tweede soort steen is een steen in de vorm van een massagestaaf die ongeveer 6 tot 7 centimeter lang. En dan nog een zeepsteen. Die is ongeveer 5 centimeter. Die is ovaal van vorm.
03/661262-16
Feit 1
De verklaringen van [slachtoffer 1]
(hierna: [slachtoffer 1] ) heeft op 18 maart 2016 tijdens een informatief gesprek zeden – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [medeverdachte] stelde [slachtoffer 1] een behandeling door haar man, [verdachte] , voor. [verdachte] gaf edelsteen therapie. [medeverdachte] gaf hierbij wel aan dat [slachtoffer 1] geheel naakt zou moeten, maar dit zou geen probleem zijn gezien [verdachte] al 70 jaar was. [slachtoffer 1] ging vervolgens deelnemen aan de therapie van [verdachte] . Zij moest op haar buik op de massagetafel liggen waarbij [verdachte] met stenen over haar rug wreef. Hierbij wreef hij ook tussen haar bilspleet, omdat daar de meeste energie zat. Ook moest zij op de rug liggen, waarna [verdachte] onder andere haar borsten masseerde. Tijdens één van deze sessies pakte [verdachte] twee stenen staven. Een van deze stenen moest [slachtoffer 1] in haar mond houden en de andere werd ingebracht in haar vagina. Vervolgens betastte c.q. masseerde hij haar hele lichaam. Zij had haar ogen dicht tijdens de therapie en voelde op een gegeven moment de mond van [verdachte] aan haar borst. Op dat moment vond zij dit te ver gaan en dacht dat dit zeker niet bij de therapie hoorde. Zij gaf aan dat zij dit niet wilde. Ook deed [slachtoffer 1] sessies bij [verdachte] . [verdachte] was dan naakt. [verdachte] gaf dan aan dat zij zijn ballen moest kneden. Ook moest [slachtoffer 1] een stenen staaf in zijn anus inbrengen. Dit deed zij ook. [slachtoffer 1] voelde zich helemaal niet prettig bij de sessies, maar durfde niets te zeggen. Uiteindelijk overtuigde [verdachte] haar toch steeds om bijvoorbeeld gemasseerd te worden omdat zij gespannen was. [slachtoffer 1] onderging 2 a 3 keer per week een sessie bij [verdachte] . Twee weken geleden heeft zij een discussie met hem gehad omdat zij niet wilde dat hij haar masseerde. Ongeveer 3 weken geleden had [slachtoffer 1] nog een sessie waarbij de stenen staven werden gebruikt en ingebracht. Dit heeft allemaal plaatsgevonden in de periode tussen 2012 en 3 maart 2016 te Swolgen. Ze heeft met haar partner, [getuige 1] , over dit feit gesproken.
[slachtoffer 1]heeft op 22 januari 2019 bij de
rechter-commissaris een verklaring afgelegd, waarin zij haar verklaring afgelegd bij de politie op hoofdpunten en detailniveau bevestigd.
De verklaringen van getuigen
[getuige 1](hierna: [getuige 1] ), zijnde de partner van [slachtoffer 1] , heeft op 13 juni 2016 – zakelijk weergegeven – de volgende verklaring afgelegd: Vanaf de jaarwisseling 2015 – 2016 ging het niet meer zo goed met [slachtoffer 1] . Ik denk net erna. [slachtoffer 1] begon mij alles te vertellen. Wat hij met de stenen deed en dat soort dingen. Dat ze alles vertelde was in maart 2016. Rond de kerst begon ze steeds meer te vertellen. Over de stenen in staafmodel. Zij moest hem ook behandelen. [verdachte] zei dan: “
Pak me bij mijn ballen als je durft”. Het werd toen wat rustiger, maar op een gegeven moment ging het voor [slachtoffer 1] te ver en was het klaar voor haar. Ik denk dat het toen maart 2016 was. Op een gegeven moment zei [slachtoffer 1] tegen hem dat het teveel rond haar middel was. Alleen maar rond de billen en de vagina. Als ze dat gezegd had, dan was het een paar keer rustig, maar daarna deed hij het toch weer. De stenen staaf deed hij in haar vagina. Ze moest op haar rug liggen met haar ogen dicht. Hij ging dan met zijn tong over haar borsten. Daar was zij erg van geschrokken. Ze besefte toen wel dat het niet helemaal klopte. Ze vertelde dit huilend. Ze vertrouwde het niet meer. Ze sprak dat uit naar mij. Ze vertelde steeds meer. Die therapie veranderde heel erg. Steeds rond haar middel, vagina of billen en bij de borsten. Ik denk zeker tussen de tien en twintig keren. Er is onder meer met iemand van de gemeente over gesproken.
[getuige 4]is teammanager van team Schakelplein en heeft op 16 juni 2016
– zakelijk weergegeven – verklaard: De melding die [slachtoffer 1] deed hield in dat zij behandelingen bij meneer [verdachte] had gehad. Daar gebeurden dingen die mevrouw [slachtoffer 1] niet wilde en te ver gingen voor haar.
De e-mailberichten in het dossier
De getuige [getuige 1] heeft een aantal e-mailberichten aan de politie overgelegd. [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ), zijnde de echtgenote van de verdachte, heeft bevestigd deze e-mailberichten te hebben gestuurd.
In een e-mailbericht van 11 maart 2016 staat onder meer:
“Beste [getuige 1] en [slachtoffer 1] . Ik ben inmiddels verder te weten gekomen wat er allemaal gebeurd is. Ben er kapot van, had er geen idee van. (…) [verdachte] is te ver gegaan, dat weet ik (…) Als ik dit van tevoren geweten had, dan zou ik dit nooit toegestaan hebben (...) Met vr. gr. [medeverdachte] .”
In een e-mailbericht van 12 maart 2016 is onder meer te lezen:
“
Beste [getuige 1] en [slachtoffer 1] . (…) We zijn gisteren samen naar de huisarts gegaan en het hele verhaal keurig verteld. Haar reactie was naast dat het geweldig slecht was, wat [verdachte] had gedaan, we toch nog een keertje zouden moeten proberen met jullie te praten. (…) Nu we alles tot in detail hebben besproken, is hem NU pas duidelijk geworden wat de gevolgen zijn. (…) Daarnaast gaat hij recht op zijn doel af, namelijk hij dacht dat hij hiermee mensen hielp. En dat deed hij ook, maar hij is met niemand zo ver gegaan als bij [slachtoffer 1] en dat is heel ernstig. (…) Groetjes, [medeverdachte] .”
In een e-mailbericht van 12 maart 2016 staat onder meer:
“Hoi [getuige 1] en [slachtoffer 1] . [verdachte] kan nooit meer zoiets doen, want hij heeft zijn praktijk gesloten. (…). Groetjes, [medeverdachte] .”
De verklaring van de verdachte
De verdachteheeft met betrekking tot [slachtoffer 1] – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [slachtoffer 1] was uitermate geïnteresseerd in edelsteenmassage. Ze was erg enthousiast en ik heb haar leren masseren en met heel veel succes. Omdat ze zelf wilde gaan masseren heb ik het eerst geprobeerd met de kleren aan en daarna met de kleren uit.
Het oordeel van de rechtbank
Algemene overweging zedenzaken
Zedenzaken kenmerken zich veelal door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de seksuele handelingen, te weten het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in het onderhavig tenlastegelegde feit is dit het geval. Bij een ontkennende verdachte, waarvan in deze zaak sprake is, brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van een getuige (in casu het slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat – op grond van inmiddels vaste rechtspraak – in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren. Het is bovendien niet vereist dat het ondergaan van de seksuele handelingen steun vindt in ander bewijsmateriaal – gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte –, maar het kan voldoende zijn dat de verklaring van het slachtoffer op bepaalde punten bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal.
Het oordeel van de rechtbank over het tenlastegelegde
[slachtoffer 1] heeft op 18 maart 2016 een eerste verklaring bij de politie afgelegd. Op
22 januari 2019 is ze door de rechter-commissaris gehoord. De rechtbank overweegt hierover het volgende. [slachtoffer 1] heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris gedetailleerde en uitgebreide verklaringen afgelegd over de plaats waar het seksueel contact heeft plaatsgevonden (de behandelpraktijk van de verdachte), hoe vaak dit heeft plaatsgevonden en de wijze waarop dit gebeurde. Ze benoemt concreet de door verdachte bij haar verrichte handelingen en de volgorde daarvan. Ook benoemt zij concreet welke handelingen zij bij de verdachte heeft moeten verrichten. De inhoud van haar verklaringen komt niet alleen authentiek over en is tevens concreet, maar ook consistent. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar zijn en kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Steunbewijs kan worden gevonden in de verklaring van [getuige 1] , aan wie [slachtoffer 1] vanaf eind 2015 over de handelingen van de verdachte is gaan vertellen. Daarnaast wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door
e-mailberichten van de echtgenote van de verdachte, waarin zij benoemt dat de verdachte te ver is gegaan bij [slachtoffer 1] , dat de verdachte nooit meer zoiets kan doen omdat hij zijn praktijk heeft gesloten en dat de huisarts zijn gedrag ‘geweldig slecht’ heeft genoemd. De verklaring van [medeverdachte] bij de politie, inhoudende dat deze e-mailberichten betrekking zouden hebben op financiële giften aan [slachtoffer 1] , acht de rechtbank gelet op de inhoud van die mails en de context waarin dit opgemerkt niet aannemelijk.
Hoe moet het gedrag van de verdachte worden gekwalificeerd?
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat het handelen van de verdachte moet worden gekwalificeerd als het onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair tenlastegelegde, met als gevolg dat de verdachte van deze feiten moet worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien en in combinatie met de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij als edelsteentherapeut op zijn behandelkamer [slachtoffer 1] naakt heeft gemasseerd en tijdens zijn massages onder meer gebruik maakte van een edelstenen staaf, maken dat het onder feit 1 meer subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, in die zin dat de verdachte als zogenaamde edelsteentherapeut, werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd.
Feit 2
De verklaringen van [slachtoffer 2]
(hierna: [slachtoffer 2] ), roepnaam [slachtoffer 2] , heeft op 10 mei 2016 tijdens een informatief gesprek zeden onder meer als volgt verklaard:
- “In het kader van het openstellen stelde [medeverdachte] voor dat haar man [verdachte] iets voor haar kon betekenen
- ze haalde haar man erbij en die vertelde over de edelsteenmassage, over chakra’s en blootstellen en kleren uit
- hij zei dat alle kleren uit moesten (…)
- op dat moment dacht zij dat die mensen haar dus echt wilden helpen; nu denkt ze daar uiteraard heel anders over (…)
- de eerste edelsteenbehandeling volgde een week later, de datum weet ze niet meer (…)
- zij op de behandeltafel moest gaan liggen (...)
- hij met de stenen over haar kleren ging
- zij haar ogen dicht moest doen (…)
- hij een hand op haar knie legde, op haar schouder (…)
- toen zijn hand op haar borst legde
- hij dat zonder waarschuwing deed (…)
- hij legde ook zijn hand tussen haar benen, hij noemde dat ’Sacraal’ dat zit net boven de vagina (...)
- zij voelde dat de hand net boven haar vagina lag (…)
- hij zei dat het in het kader van openheid en vertrouwen was, want er mochten geen blokkades zijn (…)
- op een keer moest ze gaan staan, ze stond in haar ondergoed
- [verdachte] veegde de energie over haar lichaam
- hij deed dat op een keer zo ontzettend hard dat haar slip naar beneden ging
- hij toen lachend zei: “
- ze ook een keer heeft meegemaakt dat ze op haar buik lag en [verdachte] met een steen tussen haar billen zat, hij duwde met de steen de onderbroek naar beneden (…)
- ze heeft ook weleens meegemaakt dat ze op haar rug lag, [slachtoffer 1] deed de stenen over haar slip, [verdachte] niet, die deed aan de voorkant een steen in haar slip, ze voelde de steen op haar schaambeen
- hij dan zei:
- [verdachte] zei vaker tegen haar dat als ze alle kleren uit zou doen, dat ze dan beter geholpen zou worden omdat de energie met kleding onderbroken werd (…)
- hij ook vaker over haar seksleven begon als hij de stenen in haar onderbroek deed (…)
- zij ook een keer een behandeling heeft gehad dat hij een hele hand stenen pakte en die zo links en rechts in haar bh schoof, de stenen lagen op haar borst, in haar bh (…)
- hij een keer de doosjes pakte, hij haalde daar een roze en groene staaf uit, hij was helemaal gefrustreerd
- hij ging boven bij haar hoofd staan, hij hield de staven bij haar gezicht;
- hij riep toen: “
- hij zei ook nog: “
- zij ook nog een keer herinnert bij [verdachte] dat ze zichzelf moest wrijven
- ze moest gaan staan in haar ondergoed
- ze moest wrijven, helemaal over haar lichaam, over haar borsten, haar vagina, binnenkant van haar benen (…)”
Dit alles heeft tussen juli 2015 en maart 2016 te Swolgen plaatsgevonden.
[slachtoffer 2]heeft op 22 januari 2019 een overeenkomstige verklaring bij de
rechter-commissaris afgelegd.
De verklaringen van getuigen
[slachtoffer 2] heeft tijdens haar informatief gesprek zeden verklaard dat [slachtoffer 1] bij de verdachte in opleiding was en tijdens haar behandelingen aanwezig was. De getuige
[slachtoffer 1]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: Ongeveer twee weken geleden was ik aanwezig bij een sessie van [slachtoffer 2] . [verdachte] wilde bij haar ook de stenen staven gaan gebruiken en hij was heel dwingend dat de kleren uit moesten.Bij de rechter-commissaris heeft zij nog verklaard dat [slachtoffer 2] een patiënt van de verdachte was.
[medeverdachte], zijnde de echtgenote van de verdachte, heeft op 20 januari 2020 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard op de vraag of [slachtoffer 2] bij [verdachte] in therapie is geweest: Die is even bij [verdachte] geweest ja.
De verklaringen van de verdachte
De verdachteheeft over de behandeling van [slachtoffer 2] – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: Waarom moet dat mens uit de kleren. Ze wil helemaal niet uit de kleren.
Meestal zijn ze getrouwd en ik vraag dan of ze thuis een normaal seksleven hebben. Als dat niet zo is, dan zijn ze gevaarlijk en zijn ze een soort handgranaat waar de pin uit is.
Het oordeel van de rechtbank
Onder verwijzing naar de hiervoor door de rechtbank algemene geformuleerde overweging met betrekking tot bewijs in zedenzaken overweegt de rechtbank ten aanzien van dit feit als volgt. [slachtoffer 2] heeft op 10 mei 2016 een eerste verklaring bij de politie afgelegd en is op 22 januari 2019 bij de rechter-commissaris gehoord. De rechtbank overweegt hierover het volgende. [slachtoffer 2] heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris een uitgebreide en gedetailleerde verklaringen afgelegd over de plaats waar het seksueel contact heeft plaatsgevonden (de behandelpraktijk van de verdachte), hoe vaak dit heeft plaatsgevonden en de wijze waarop dit gebeurde. Ze benoemt concreet de door verdachte bij haar verrichte handelingen en de volgorde daarvan. De inhoud van haar verklaringen komt niet alleen authentiek over, maar is ook concreet, maar ook consistent. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaringen van [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn en kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Steunbewijs kan worden gevonden in de verklaring van [slachtoffer 1] , die bij behandelingen van [slachtoffer 2] aanwezig is geweest en waaruit blijkt dat de verdachte erop gebrand was om [slachtoffer 2] de behandelingen naakt te laten ondergaan en de stenen staven wilde gaan gebruiken. De rechtbank neemt hierbij ook in overweging dat het vragen naar het seksleven van [slachtoffer 2] , iets wat door de verdachte wordt bevestigd, weliswaar geen betrekking heeft op de tenlastegelegde handelingen, maar wel een seksuele context impliceert.
Hoe moet het gedrag van de verdachte worden gekwalificeerd?
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat het handelen van de verdachte moet worden gekwalificeerd als het onder feit 2 primair tenlastegelegde, met als gevolg dat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien en in combinatie met de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij als edelsteentherapeut op zijn behandelkamer massages gaf en tijdens zijn massages onder meer gebruik maakte van edelstenen, maken dat het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, in die zin dat de verdachte als edelsteentherapeut, werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd.
Feit 3
De verklaringen van [slachtoffer 3]
(hierna: [slachtoffer 3] ), roepnaam [slachtoffer 3] , heeft op 12 mei 2016 tijdens een informatief gesprek zeden – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [slachtoffer 3] komt praten over de edelstenenpraktijk van [verdachte] . [slachtoffer 3] had al meteen een niet pluis gevoel. [verdachte] wilde ook knuffelen bij binnenkomst, [slachtoffer 3] was daar terughoudend in maar toch pakte hij haar dan vast en zei dat dit erbij hoorde. [verdachte] maakte ook opmerkingen over haar ondergoed en benoemde dan letterlijk dat ze een mooi ondergoed setje aan had. Ze weet nog dat ze toen een geel setje aanhad. [slachtoffer 3] hield tijdens de massages haar ondergoed aan. Op enig moment lag ze op haar buik op de behandeltafel en haar onderbroek was naar beneden geschoven door [verdachte] . [verdachte] had de onderbroek tot onder haar billen geschoven. Er was een steen tussen haar billen, tussen haar benen, naar haar vagina gerold. [verdachte] heeft toen de steen weggepakt en raakte daarbij haar vagina aan. [slachtoffer 3] was geschokt en vond dat zeer ongepast. [slachtoffer 3] heeft in 2010 het verhaal tegen haar huisarts [getuige 2] verteld. [slachtoffer 3] heeft haar huisarts verteld dat [verdachte] een edelsteen in haar kruis had weggepakt en dat ze daar geschokt en overstuur van was. Huisarts [getuige 2] zou een gesprek aangaan met [medeverdachte] en [verdachte] . Dit alles is gebeurd in 2010 in Swolgen.
[slachtoffer 3]heeft op 22 januari 2019 een overeenkomstige verklaring tegenover de
rechter-commissaris afgelegd.
De verklaringen van getuigen
Huisarts [getuige 2]heeft op 30 juni 2016 tegenover verbalisanten van de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
- hij inderdaad door een patiënt was aangesproken;
- hij dacht dat dit 2 jaren geleden was;
- zij erg geschrokken was door de manier waarop [verdachte] met haar omging;
- zij door hem was aangesproken op haar ‘vrouw zijn’;
- zij zich daarbij erg onprettig voelde.
Naar aanleiding van deze klacht had de huisarts telefonisch contact opgenomen met [medeverdachte] . Zij heeft het verhaal toen aangehoord en zij kwamen toen tot de conclusie dat [medeverdachte] er eigenlijk niets mee kon. [medeverdachte] nam het ter kennis name aan. De huisarts gaf toe dat [slachtoffer 3] inderdaad degene was die zich bij hem had beklaagd. De verbalisanten vroegen aan [getuige 2] of er mogelijk langer dan 2 jaar geleden een klacht was gekomen. Zij gaven hem aan dat zij van [slachtoffer 3] hadden begrepen dat zij zich ongeveer 10 jaren geleden had beklaagd. [getuige 2] gaf hierop aan dat het beter zou passen bij wat hem is bijgebleven. Hij had ter voorbereiding op het gesprek vluchtig in zijn systeem teruggekeken en gezien dat er in 2014 een consult was geweest, waarbij hij had aangenomen dat het die dag was dat [slachtoffer 3] zich beklaagd had.
[medeverdachte], de bovenbedoelde [medeverdachte] , zijnde de echtgenote van de verdachte, heeft op 20 januari 2020 over het gesprek met huisarts [getuige 2] – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: Hij heeft wel een keer gebeld. Hij zei dat er een klacht was over [verdachte] . Dat was medisch geheim, wat die klacht was. En toen heb ik gezegd dat ik het voor kennisgeving aannam.
De verklaring van de verdachte
De verdachteheeft op 13 januari 2020 over de behandeling van [slachtoffer 3] – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: Ze is ongeveer een keer of 10 bij me geweest. De elfde keer dat ze kwam belde ze van tevoren op dat ze niet meer kwam. Ik zei dat dat niet zo gaat. Ik zei dat ik wilde dat ze me dat persoonlijk kwam vertellen en dat ze me in de ogen kon kijken. Ze zei:
“je komt me te dichtbij”.Dat ondergoed setje, jaja, we hebben die schets van de behandeltafel en de keuken. Afspraak is, jij komt binnen en ik verdwijn met mijn stenen naar het keukentje. Ze kunnen zich dan uitkleden. Ik kom terug en ze staat daar voor me in een geel setje met bloemetjes als ik me kan herinneren. Ik heb gezegd dat het mooi was of zoiets, om positief te blijven.
Het oordeel van de rechtbank
Onder verwijzing naar de hiervoor door de rechtbank algemene geformuleerde overweging met betrekking tot bewijs in zedenzaken overweegt de rechtbank ten aanzien van het tenlastegelegde als volgt.
[slachtoffer 3] heeft op 12 mei 2016 een eerste verklaring bij de politie afgelegd. Op 22 januari 2019 heeft ze een gelijksoortige verklaring bij de rechter-commissaris afgelegd. De rechtbank overweegt hierover het volgende. [slachtoffer 3] heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris gedetailleerde verklaringen afgelegd over de plaats waar het seksueel contact heeft plaatsgevonden (de behandelpraktijk van de verdachte) en de wijze waarop dit gebeurde. Ze benoemt concreet de door verdachte bij haar verrichte handelingen en de volgorde daarvan. De inhoud van haar verklaringen komt niet alleen authentiek over, maar is ook concreet en consistent. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn en kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Steunbewijs kan worden gevonden in de verklaring van huisarts [getuige 2] , aan wie [slachtoffer 3] in 2010 heeft verteld dat ze erg was geschrokken van de manier waarop de verdachte met haar omging. [medeverdachte] heeft bevestigd dat de huisarts naar aanleiding van deze klacht telefonisch contact met haar heeft opgenomen. Dat de huisarts in eerste instantie het jaartal niet meer goed voor ogen had, doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan de betrouwbaarheid van de inhoud van deze verklaring.
Met betrekking tot de verklaring van de verdachte bij de politie, inhoudende dat stenen wel eens kunnen wegglijden omdat de rug glad is en het pakken van deze steen in een reflex gaat, merkt de rechtbank het volgende op. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat de verdachte haar wilde knuffelen bij binnenkomst, dat hij opmerkingen maakte over haar ondergoed en dan letterlijk benoemde dat ze een mooi ondergoed setje aan had. [slachtoffer 3] heeft de verdachte op zijn gedrag aangesproken, inhoudende dat ze vond dat hij dingen deed die niet bij een therapeut hoorden. De verdachte zei dan tegen haar: “
Ja, maar je bent ook zo’n leuke lieve vrouw”.Gelet op deze verklaringen van [slachtoffer 3] over de aanrakingen, het gedrag van de verdachte en hetgeen de verdachte tegen haar heeft gezegd, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat hier sprake is geweest van een aanraking die per ongeluk was en zonder seksuele bedoelingen. Daar komt bij dat het complimenteren van [slachtoffer 3] over haar lingerie, iets wat door de verdachte wordt bevestigd, geen betrekking heeft op de tenlastegelegde handelingen, maar wel een seksuele context impliceert en haar verklaring ook ondersteund.
Met betrekking tot het verweer van de verdediging, inhoudende dat [slachtoffer 3] met [slachtoffer 2] heeft gesproken en dat zij elkaar mogelijk hebben beïnvloed, overweegt de rechtbank als volgt. Voor beide vrouwen geldt dat op geen enkele wijze is gebleken van een motief of aanleiding om jegens de verdachte valse verklaringen af te leggen. Daar komt bij dat de verklaring van [slachtoffer 3] past in het beeld dat door alle slachtoffers van de verdachte wordt geschetst, inhoudende dat de verdachte als zogenaamde edelsteentherapeut vrouwen masseerde en tijdens deze massages gefixeerd was op de naaktheid en de genitaliën van zijn cliënten.
Hoe moet het gedrag van de verdachte worden gekwalificeerd?
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat het handelen van de verdachte moet worden gekwalificeerd als het onder feit 3 primair tenlastegelegde, met als gevolg dat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien en in combinatie met de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij als edelsteentherapeut op zijn behandelkamer [slachtoffer 3] heeft gemasseerd en tijdens zijn massages onder meer gebruik maakte van edelstenen, maken dat het onder feit 3 subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, in die zin dat de verdachte als edelsteentherapeut, werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 3] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd.
03/661017-19
De verklaringen van aangeefster [slachtoffer 4]
(hierna: [slachtoffer 4] ) heeft op 29 november 2018 tijdens een informatief gesprek zeden – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [slachtoffer 4] is naar de politie gekomen vanwege [verdachte] , die ze kent via zijn vrouw [medeverdachte] . De vriend van [slachtoffer 4] , [getuige 3] , was bij [verdachte] in therapie. [verdachte] geeft edelsteenmassagetherapie. Toen [slachtoffer 4] zelf klachten kreeg, onzekerheid en laag zelfbeeld, zei [verdachte] dat ze ook voor massages moest komen. De massages gingen veel verder dan die van [getuige 3] , eerst in ondergoed, maar later met het ondergoed uit. [verdachte] zei dat ze er mocht zijn en dat er bepaalde technieken waren die echt zouden helpen om in de diepte te komen met haar problemen. [verdachte] bracht het naar [slachtoffer 4] zo lief en complimenteus, dat ze dacht dat ze zich eroverheen moest zetten, als het zou helpen. Het is een paar keer gebeurd, zo’n vijf of zes keer, dat hij met de edelstenen in haar vagina en anus ging en haar tussendoor betastte. Dit wilde ze niet, maar ze verstarde meteen als het gebeurde.
[slachtoffer 4]heeft vervolgens op 17 januari 2019 aangifte tegen de verdachte gedaan en heeft
– zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: Het vond plaats op zijn behandelkamer. Voor mij heeft het plaatsgevonden in de periode van 2014 tot en met februari 2016. Het seksueel overschrijdend gedrag heeft tussen de zes en de tien keer plaatsgevonden. Ik had een keer bij [verdachte] een massage. Die keer had ik niks aan. Hij zei toen dat hij de druppelvormige steen in mijn vagina wilde gaan inbrengen. Dit was omdat ‘onder’ alle energiebanen zitten. En als hij van daaruit kon werken met de edelsteen, dan was het effect voor mij groter. Hij zei erbij dat het niet seksueel was. Ik had mijn ogen dicht en voelde dat [verdachte] olie pakte en dat ook van onder smeerde. Op mijn vagina, bij mijn liezen, op mijn schaamstreek. Ik lag daar met mijn benen wat gespreid. Hij deed zijn handen met de olie, wrijvend over mijn vagina, bij mijn schaamlippen. Vervolgens pakte hij die edelsteen. Hij liet ook zien dat hij die edelsteen bij mij ging gebruiken. Ik zag dat het een druppelvormige edelsteen was. Ik voelde toen dat hij de edelsteen met de puntvorming in mijn vagina stopte. Hierna voelde ik dat hij de massage startte, vanaf mijn vagina, over de schaamstreek, over de buik, naar de borsten.
De volgende handelingen heeft [verdachte] bij mij gedaan bij de massages die ik seksueel grensoverschrijdend noem:
- die steen, in elk geval deels, in mijn vagina. Dit is misschien een keer of zes tot tien, misschien wel vaker gebeurd;
- een steen, in elk geval deels, in mijn anus. Dat is vaker gebeurd, meer dan één keer, maar ik weet niet hoe vaak;
- mijn borsten masseren, kneden met zijn handen. Dit is vaker gebeurd, meer dan één keer, maar ik weet niet hoe vaak;
- mijn tepels kussen en likken. Dat is vaker gebeurd, meer dan één keer, maar ik weet niet hoe vaak;
- mij op mijn mond kussen. Dit is vaker dan één keer gebeurd, ik weet niet hoe vaak;
- [verdachte] heeft ook vaker gevraagd of ik hem wilde masseren. Dat heb ik ook gedaan, een stuk of vier keer. [verdachte] lag dan op zijn buik. Hij vroeg dan of ik met mijn hand met olie zijn ballen wilde vastpakken. Mijn andere hand legde ik dan op zijn rug en ik masseerde met die andere hand vanuit zijn ballen, naar zijn billen, naar zijn rug en weer terug.
In maart 2016 heb ik aan mijn vriend [getuige 3] als allereerste verteld wat mij overkomen is. [medeverdachte] vertelde dat er een cliënt was die had gezegd dat [verdachte] dingen had gedaan bij haar. [verdachte] zou handelingen hebben gedaan die de cliënt niet wilde. Op een avond zouden [verdachte] en [medeverdachte] naar ons toekomen. Ik kón niet meer. Ik moest wel tegen mijn vriend [getuige 3] vertellen wat mij met [verdachte] was overkomen. Dus toen [verdachte] en [medeverdachte] kwamen die avond in maart, ik meen 16 maart 2016, gingen we gelijk naar de keuken. Ik heb [verdachte] geconfronteerd met wat hij had gedaan. [verdachte] brak en begon gelijk zijn excuses aan te bieden. Hij ging op zijn knieën en vroeg of ik hem kon vergeven.
[slachtoffer 4]heeft op 20 november 2019 overeenkomstig bovenstaande verklaringen een verklaring bij de rechter-commissaris afgelegd.
De verklaringen van getuigen
[getuige 3](hierna: [getuige 3] ), zijnde de partner van aangeefster [slachtoffer 4] , is op 25 mei 2016 voor een eerste keer door de politie gehoord. [getuige 3] heeft toen
– zakelijk weergegeven – verklaard dat zijn vriendin hem heeft verteld wat er was gebeurd en dat hij op 16 maart 2016 [verdachte] flink de les heeft gelezen.
[getuige 3]is op 4 februari 2019 opnieuw door de politie gehoord en heeft toen – zakelijk weergegeven – de volgende verklaring afgelegd: Ik was bij [medeverdachte] onder behandeling en zij vertelde mij dat iemand aan het klagen was over dat er iets was gebeurd met [verdachte] . Het was vervolgens 16 maart en ik lag op de bank te slapen. En [slachtoffer 4] begon ineens te janken alsof de wereld verging. Ik schrok me kapot en wist niet wat er aan de hand was. Op dat moment zei ze tegen mij iets van: “
Bij mij ook”. Voor mij was het toen duidelijk dat het over [verdachte] ging. Ik weet niet meer wat ze mij toen precies heeft verteld. Ik heb daarna met [slachtoffer 4] overlegd en ik besloot dat ik wilde dat [verdachte] en [medeverdachte] zouden komen. Ongeveer een half uurtje later kwamen beiden naar ons huis. [slachtoffer 4] sprak [verdachte] aan. Ik kan mij nog herinneren dat in dat gesprek iets is gezegd door [slachtoffer 4] over het binnendringen van stenen. Ik denk dat [slachtoffer 4] iets heeft gezegd van “van onderen naar binnen geduwd”. [verdachte] probeerde er een beetje mee weg te komen door te zeggen dat hij er alleen maar goede bedoelingen mee had. Ik weet nog dat ik tegen [verdachte] zei: “
, je bent een viespeuk en als je een beetje een vent bent, ben je gewoon eerlijk”. [verdachte] zei dat ik daar gelijk in had en hij ging op zijn knieën zitten en volgens mij zei hij letterlijk tegen [slachtoffer 4] dat hij vergiffenis vroeg. Het zag er heel theatraal uit. [slachtoffer 4] heeft [verdachte] ook wel eens moeten masseren. Dat zei ze in dit gesprek. Ze moest [verdachte] dan bij z’n ballen pakken. Ik weet in elk geval dat [verdachte] in het gesprek heeft toegegeven dat hij onzedelijke handelingen had gedaan.
[getuige 3]heeft op 20 november 2019 overeenkomstig bovenstaande verklaring een verklaring bij de rechter-commissaris afgelegd.
Na dit gesprek zijn door [getuige 3] en [medeverdachte] , zijnde de echtgenote van de verdachte, een aantal WhatsApp-berichten naar elkaar gestuurd, waarvan enkele zijn toegevoegd aan het procesdossier. Zo is in een WhatsApp-bericht, afkomstig van [medeverdachte] en gestuurd naar [getuige 3] op 21 maart 2016 onder meer te lezen: ‘
Mag iemand die zeer stommiteiten heeft begaan rehabiliteren met andere woorden oprecht spijt betuigen (…). Ik hoop dat we elkaar kunnen vergeven en vertrouwen kunnen blijven hebben in elkaar’.
De verklaring van de verdachte
De verdachteheeft op 13 januari 2020 – zakelijk weergegeven – over [slachtoffer 4] het volgende verklaard: Ik heb haar uitgenodigd om zelf ook gemasseerd te worden zodat ze wist hoe ze thuis moest masseren. Om het haar te leren. Zij kwam voor edelstenenmassage. Van wortelchakra tot aan de kruin toe. Ik ondersteunde haar met woorden en dan masseerde ik haar en gaf ik haar wat energie. Zij kleedde zich helemaal uit, denk ik. Zij heeft mij wel eens gemasseerd. Ik had toen geen kleding aan. Dat is naakt. Ze heeft op woensdag 16 maart 2016 gezegd dat ze zich door mij seksueel geïntimideerd heeft gevoeld.
Het oordeel van de rechtbank
Onder verwijzing naar de hiervoor door de rechtbank algemene geformuleerde overweging met betrekking tot bewijs in zedenzaken overweegt de rechtbank ten aanzien van het tenlastegelegde als volgt.
[slachtoffer 4] heeft op 16 maart 2016 voor het eerst aan haar partner verteld wat haar overkomen is. Op 29 november 2018 heeft ze een eerste verklaring bij de politie afgelegd. Uiteindelijk heeft ze op 17 januari 2019 aangifte tegen de verdachte gedaan. Op 20 november 2019 is zij nogmaals gehoord door de rechter-commissaris. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Aangeefster heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris gedetailleerde en uitgebreide verklaringen afgelegd over de plaats waar het seksueel contact heeft plaatsgevonden, hoe vaak dit heeft plaatsgevonden en de wijze waarop dit gebeurde. Ze benoemt concreet de door verdachte bij haar verrichte handelingen en de volgorde daarvan. Ook benoemt zij welke handelingen zij bij de verdachte heeft moeten verrichten. De inhoud van haar verklaringen is niet alleen authentiek en concreet, maar ook consistent. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn en kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Steunbewijs kan worden gevonden in de verklaring van [getuige 3] , aan wie [slachtoffer 4] op 16 maart 2016 voor een eerste keer over de handelingen door de verdachte heeft verteld. Zowel met betrekking tot de aanleiding als over het verdere verloop van die avond hebben [slachtoffer 4] en [getuige 3] overeenkomstig verklaard, te weten dat zij de verdachte die avond hebben geconfronteerd met zijn handelen en er tijdens dit gesprek onder meer is gesproken over het inbrengen van edelstenen bij [slachtoffer 4] en het masseren van de genitaliën van de verdachte door [slachtoffer 4] . Zowel [slachtoffer 4] als [getuige 3] hebben verklaard dat de verdachte op zijn knieën viel en [slachtoffer 4] om vergiffenis vroeg. Dat [slachtoffer 4] op
16 maart 2016 naar de verdachte heeft uitgesproken dat ze zich door hem seksueel geïntimideerd voelde wordt door de verdachte bevestigd. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar het WhatsApp-bericht dat op 21 maart 2016 door de echtgenote van de verdachte naar [getuige 3] is gestuurd, waarin zij het heeft over “iemand die zeer stommiteiten heeft begaan” en de hoop uitspreekt dat ze elkaar kunnen vergeven.
Bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien en in combinatie met de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij als edelsteentherapeut op zijn behandelkamer [slachtoffer 4] naakt heeft gemasseerd, tijdens zijn massages onder meer gebruik maakte van een ovaalvormige edelsteen en dat [slachtoffer 4] hem naakt heeft gemasseerd, maken dat de rechtbank het tenlastegelegde bewezen acht, in die zin dat de verdachte als edelsteentherapeut, werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 4] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd.