4.3Het oordeel van de rechtbank
t.a.v. feit 1 primair m.b.t. buiten het grondgebied van Nederland brengen:
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in of omstreeks de tenlastegelegde periode opzettelijk harddrugs buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals onder 1 primair is tenlastegelegd. Het dossier biedt onvoldoende concrete aanknopingspunten voor strafbare betrokkenheid van verdachte bij dit handelen.
t.a.v. feit 1 primair verder:
De verdachte heeft ter terechtzittingverklaard dat hij op 22 november 2019 tezamen met
[medeverdachte] met een auto merk Hyundai naar een parkeerplaats in Kerkrade vlak bij de grens met Duitsland is gereden, dat [medeverdachte] toen die auto bestuurde en dat hij op die parkeerplaats als bijrijder in deze auto zat.
Verbalisanten hebben verklaarddat zij zich op 22 november 2019 te 15:30 uur in
de directe omgeving van de [adres 1] te Kerkrade bevonden. Verbalisant [verbalisant 1] zag die dag te 15:40 uur dat een personenauto, merk Hyundai, type 130, kleur blauw, voorzien van het kenteken: [kenteken] , over de [adres 1] te Kerkrade reed. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zagen dat genoemde Hyundai vervolgens achteruit de vlak voor de rijksgrens van Nederland en Duitsland gelegen parkeerplaats opreed. Verbalisant [verbalisant 2] zag even later dat het linker achterportier van de Hyundai werd geopend, dat vanaf die plaats in die auto een blank smal persoon met zwart vest uitstapte en dat deze persoon om de Hyundai liep en aan de bijrijderszijde, voorin, instapte. Hij zag dat genoemde Hyundai bleef stilstaan. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zagen vervolgens dat een mannelijk persoon, gekleed in een zwarte broek, zwarte jas en zwart mutsje, met rugzak, vanuit Duitsland de rijksgrens met Nederland overstak. Deze persoon bleek naderhand de verdachte [naam 8] te zijn. Verbalisanten zagen dat genoemde Hyundai ineens iets naar voren reed, dat genoemde [naam 8] ineens hard rende in de richting van de Hyundai en dat de Hyundai abrupt stopte.
Verbalisant [verbalisant 2] zag dat [naam 8] stopte ter hoogte van de linkerflank van de
Hyundai en vervolgens linksachter in de Hyundai stapte. Verbalisanten zagen daarop dat genoemde Hyundai meteen hierop langzaam de parkeerplaats afreed, de rijbaan van de [adres 1] op. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat de Hyundai opvallend langzaam over de [adres 1] reed, ongeveer halverwege stopte, en dat het rechter achterportier van genoemde
Hyundai werd geopend, waarna [naam 8] daar uit genoemde Hyundai stapte. Hij zag dat genoemde Hyundai doorreed over de [adres 1] in de richting van de [adres 2] te Kerkrade. Verbalisanten hielden die dag te 16:03 uur op de [adres 1] te Kerkrade voornoemde mannelijke persoon aan, die toen opgaf te zijn [naam 8] , geboren op [geboortedatum 2] 1983 te [geboorteplaats 2] , wonende te [woonplaats] .
Verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben verder verklaard dat zij diezelfde dag te 16.03 uur genoemde Hyundai lieten stilhouden op de [adres 2] te Kerkrade. Zij zagen dat in de Hyundai twee personen zaten, welke te 16.03 uur werden aangehouden, en welke inzittenden bleken te zijn: [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 3] 1991 te [geboorteplaats 3] , en [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 2000 te [geboorteplaats 1] . Verbalisanten verklaarden voorts dat verdachte [medeverdachte] op de bestuurderszitplaats zat en verdachte [naam 1] zat op de bijrijder zitplaats in die auto. Die dag te 16:04 uur werd de door [medeverdachte] bestuurde personenauto, merk: Hyundai, type 130, kleur: blauw, voorzien van het kenteken [kenteken] (goednummer 1259182) in beslag genomen.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft voorts verklaarddat hij op 22 november 2019 te 16:28 uur met de aangehouden verdachte [naam 8] , geboren op [geboortedatum 2] 1983 te [geboorteplaats 2] , aankwam op het Districtsbureau te Heerlen en dat hij daar aan hem de uitlevering heeft gevorderd van de verdovende middelen die hij bij zich droeg. Hierop haalde deze verdachte uit zijn onderbroek een "gripzakje" dat hij aan verbalisant overhandigde (goednummer PL2300-2019184596-1262575). Verbalisant zag dat in deze gripzak een bolletje met een bruine substantie zat en hij hoorde dat genoemde [naam 8] zei dat dit 2 gram heroïne was.
Uit een MMC kleur- en reactietestbleek dat het bij de verdachte [naam 8] aangetroffen verdovende middel positief reageerde op de aanwezigheid van heroïne.
[naam 8]heeft op 23 november 2019 verklaard dat hij die dag in Kerkrade van een jonge man in een auto 2 gram heroïne heeft gekocht. Bij zijn aanhouding daarna die dag heeft hij die heroïne afgegeven. Hij verklaarde verder dat iemand, die hij tevoren voor het bestellen van de drugs gebeld had, tegen hem zei dat er een auto zou komen, een Hyundai donker grijs van kleur. Het was op een parkeerplaats. Hij stapte in die auto en heeft toen de heroïne gekocht en na 10 meter rijden mocht hij uitstappen. Er zaten twee mensen in de auto. Hij gaf het geld aan degene die aan de rechter kant in de auto zat en hij kreeg van hem ook de drugs, dus van de bijrijder. Deze persoon had een klein postuur, was smal en ongeveer
22-25 jaar oud. De bestuurder van die auto had donker haar en een stevig postuur.
De rechtbank acht – gelet op de feiten en omstandigheden vermeld in voornoemde bewijsmiddelen – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op één tijdstip in de tenlastegelegde periode, te weten op 22 november 2019 op de [adres 1] in de gemeente Kerkrade, tezamen en in vereniging met een ander, te weten [medeverdachte] , opzettelijk een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne heeft verkocht.
De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte en [medeverdachte] , gelet op de bevindingen van verbalisanten en de door koper [naam 8] afgelegde verklaring, bewust naar genoemde parkeerplaats zijn gereden om een koper van drugs te treffen, dat zij toen bij de verkoop van de heroïne aan de betrokken koper nauw en bewust hebben samengewerkt en dat hun rollen en bijdragen zodanig substantieel waren dat van medeplegen van de verkoop van de heroïne aan die koper kan worden gesproken.
De rechtbank acht het onder 1 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen, nu zich daarvoor in het dossier onvoldoende concrete aanknopingspunten voor strafbare betrokkenheid van verdachte bevinden.
t.a.v. feit 2:
Ten aanzien van feit 2 zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte dit tenlastegelegde ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en voor dit feit door of namens verdachte geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 oktober 2020;
- het proces-verbaal van bevindingen van 22 november 2019, op pagina’s 70 en 71;
- het proces-verbaal van bevindingen van 23 november 2019, op pagina 69;
- de aanvraag forensisch onderzoek drugs van 24 november 2019, op pagina’s 89 en 90, en
- het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI) te Den Haag van
24 december 2019, op pagina’s 96 en 97.
t.a.v. feit 3A:
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder feit 3A tenlastegelegde heeft begaan. Het dossier biedt onvoldoende concrete aanknopingspunten voor strafbare betrokkenheid van de verdachte bij de op 5 maart 2020 door de politie (in een sok of in een blok) in het bosgebied aan de Hambosweg in Kerkrade aangetroffen verdovende middelen.
t.a.v. feit 3B:
Ten aanzien van dit feit zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte dit tenlastegelegde ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en voor dat feit door of namens verdachte geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht het onder 3B tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 oktober 2020;
- het proces-verbaal van bevindingen onderzoek woning ( [adres 3] ) d.d.
7 maart 2020, op pagina’s 278 tot en met 293;
- de kennisgeving van inbeslagneming, op pagina’s 413 tot en met 420;
- de kennisgeving van inbeslagneming, op pagina’s 421 en 422;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 9 april 2020, op pagina’s 443 tot en met 454;
- het proces-verbaal van bevindingen van 8 juni 2020, op pagina’s 472 tot en met 477;
- de aanvraag forensisch onderzoek drugs [adres 3] Brunssum van
8 maart 2020, op pagina’s 438 tot en met 442;
- 17 rapporten van het NFI te Den Haag (telkens) van 8 april 2020, op de pagina’s 455 tot en met 471.
t.a.v. feit 4:
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder feit 4 tenlastegelegde heeft begaan. Het dossier biedt onvoldoende concrete aanknopingspunten voor strafbare betrokkenheid van verdachte bij het door de in deze tenlastelegging genoemde natuurlijke personen beoogde handelen en derhalve voor deelname aan een criminele organisatie.