6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft een willekeurig slachtoffer, zonder enige aanleiding daartoe, mishandeld en voor de ogen van zijn vriendin over een balustrade van de tweede verdieping van een flatgebouw proberen te gooien. Als het slachtoffer was gevallen, had hij om het leven kunnen komen en het is aan zijn (wils)kracht te danken dat dit niet is gebeurd. De verdachte handelde vanuit zijn psychische problematiek en had zelf geen invloed op zijn handelen. Het slachtoffer was niet bekend met deze achtergrond en zag zich plotseling geconfronteerd met een uiterst gewelddadige man die het op zijn leven gemunt leek te hebben.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 31 augustus 2020, waaruit volgt dat de verdachte verschillende keren eerder is veroordeeld wegens gewelds- en vermogensdelicten, laatstelijk op 5 juni 2019 wegens poging tot zware mishandeling.
De rechtbank heeft toepassing gegeven aan het bepaalde in de artikelen 39 van het Wetboek van Strafrecht en 352, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering. Zij zal de verdachte op grond van ontoerekeningsvatbaarheid ontslaan van alle rechtsvervolging. Dientengevolge kan aan de verdachte geen straf meer worden opgelegd. Wel kan zij, op grond van artikel 352, tweede lid Sv, de maatregel als voorzien in artikel 37a Sr, te weten terbeschikkingstelling, opleggen indien de wettelijke voorwaarden daarvoor zijn vervuld. Tevens kan de rechtbank op grond van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg een zorgmachtiging afgeven als bedoeld in artikel 6:5 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Gelet hierop ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of aan de verdachte al dan niet de maatregel terbeschikkingstelling moet worden opgelegd dan wel of een zorgmachtiging moet worden afgegeven.
De keuze voor terbeschikkingstelling dan wel een zorgmachtiging wordt voor een belangrijk deel bepaald door het recidivegevaar en de vraag hoe dit het best te beteugelen is.
De psycholoog heeft geadviseerd tot een zorgmachtiging en daartoe – kort gezegd – het volgende gerapporteerd:
Het recidivegevaar, in elk geval voor feiten zoals mishandeling, is op korte termijn matig tot hoog. Teneinde de paranoïde-psychotische belevingen te temperen en te voorkomen dat de verdachte in paranoïde-psychotische zin ontregelt zijn antipsychotica absoluut noodzakelijk. Ervaringen uit het verleden leren dat poliklinische, ambulante vorm van begeleiding en behandeling onvoldoende mogelijkheden biedt om een verzekerde medicatie-toediening te waarborgen. Risico daarbij is dat de verdachte snel psychisch zal ontregelen en paranoïde belevingen zal krijgen zoals ten tijd van onderhavige feiten. Tegenover deze risicofactoren staan weinig of geen substantiële beschermende factoren. Om de kans op recidive te verkleinen en de verdachte effectief te behandelen is een klinische behandeling noodzakelijk in een forensische setting, waar voldoende oog is voor risicofactoren en voldoende tijd is om een poliklinisch, ambulant begeleidings- en behandelingstraject te organiseren, en waarbij het van belang is om na een klinische behandeling scherper toezicht te houden, intensiever te begeleiden
De psychiater heeft geadviseerd tot terbeschikkingstelling met voorwaarden en daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende gerapporteerd:
Het risico op recidive is hoog, waarbij met name de klinische factoren een grote rol spelen in het verhoogde risico op herhaling. De belangrijkste risicofactor bij betrokkene is de psychotische stoornis, waarvoor betrokkene zich in het verleden niet adequaat liet behandelen, met name door geen medicatie te gebruiken. Zonder verdere interventie is te verwachten dat betrokkene zich buiten zorg opnieuw zal verwaarlozen en zal onttrekken aan zorg. Daarnaast is de waarschijnlijkheid van opnieuw gebruik van cannabis groot, waardoor hij, in combinatie met het te verwachten staken van zijn medicatie door gebrek aan intrinsieke motivatie, zal terugvallen in hallucinaties en paranoïde wanen. Hieruit zal fysiek agressief gedrag naar onbekende derden waarschijnlijk opnieuw volgen. Deze uitingen zijn door anderen bovendien uiterst moeilijk te voorspellen. Het risico op dit scenario buiten zorg wordt hoog ingeschat.
Om de risico’s te beheersen is adequate behandeling van de psychose onder meer middels antipsychotica een vereiste. Tevens zullen ziektebesef en -inzicht versterkt kunnen worden door psycho-educatie, kunnen de coping vaardigheden ten aanzien van zijn stemmen en waangedachten ook worden vergroot door middel van cognitieve gedragstherapie en kan door sociale vaardigheidstraining zijn gebrek aan deze vaardigheden worden bijgesteld. Gezien het brede spectrum aan interventie-adviezen en de te verwachten lange duur van deze interventies, waarbij ook toezicht nodig zal zijn op medicatietrouw, het volgen van therapie en toelaten van ondersteuning wordt een klinische behandeling geadviseerd, gevolgd door een ambulant vervolgtraject, waar ondersteuning nodig zal zijn om de klinisch opgedane vaardigheden te vertalen naar de praktijk.
Een zorgmachtiging die betrokkene tot opname binnen een reguliere psychiatrische kliniek zal verplichten, biedt een laag niveau van toezicht en beperkte mogelijkheden om met agressief gedrag van betrokkene om te gaan en zal te weinig specifiek forensisch psychiatrische behandeling, gericht op verlaging van het recidiefrisico kunnen bieden. Tevens zal de maximale tijdsduur van een zorgmachtiging, zes maanden, ontoereikend zijn om tot een afdoende behandeling te komen en een voldoende lange periode van toezicht en controle.
Gezien de ingeschatte ernst van het tenlastegelegde, indien en voor zo ver bewezen geacht, de ernstige psychiatrisch stoornis, de hoge kans op recidive en de te verwachten lange duur van de behandeling, resocialisatie en het benodigde externe toezicht wordt opleggen van terbeschikkingstelling met voorwaarden geadviseerd. Met betrekking tot voorwaarden kan gedacht worden aan opname binnen een forensisch psychiatrische afdeling (FPA), verplichte inname van medicatie, verplichte contacten met de reclassering, het accepteren van behandeling middels cognitieve gedragstherapie, sociale vaardigheidstraining en het toelaten van maatschappelijk werk in de ondersteuning van zijn financiën, ambulant gevolgd door verplichte contacten met een FACT-team.
Voorts heeft de reclassering bij rapportages van 1 juli 2020 en 25 september 2020 geadviseerd, eerst in algemene zin en laatstelijk in het bijzonder gericht op de mogelijkheid van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Daarbij heeft de reclassering (in het eerste rapport) haar bedenkingen geuit bij een zorgmachtiging, in die zin dat de reclassering zich afvraagt of een zorgmachtiging op de langere termijn voldoende aanknopingspunten biedt om de gepaste zorg te kunnen blijven bieden. Nadien heeft de reclassering voorzichtig positief geadviseerd over de uitvoerbaarheid van de maatregel tbs met voorwaarden. De verdachte staat op de wachtlijst voor opname in FPA Radix te Heerlen en heeft ook toegezegd aan behandeling te zullen meewerken. Risicofactor in deze is dat de toezegging van verdachte is gedaan “omdat hij geen keuze heeft.” Gelet op de ervaringen uit het verleden is de reclassering bezorgd dat de verdachte zich mogelijk aan de voorwaarden zal onttrekken.
De rechtbank overweegt dat duidelijk is dat een intensief en mogelijk langdurig traject voor de verdachte nodig is om het gevaar op herhaling naar een aanvaardbaar niveau terug te dringen. De rechtbank verenigt zich met de adviezen van de psychiater en de reclassering dat een zorgmachtiging onvoldoende zekerheid biedt dat de verdachte de behandeling krijgt die noodzakelijk is om het recidiverisico te beteugelen. Een zorgmachtiging op grond van de WVGGZ is een civielrechtelijke machtiging, die in beginsel is gericht op het welzijn van de – in dat kader genoemde – patiënt. Een dergelijk traject is dus niet zonder meer gericht op forensische interventies ter beperking van het recidiverisico. Daarbij kan een zorgmachtiging slechts voor een half jaar worden afgegeven, terwijl in dit geval een behandeling van zes maanden niet afdoende zal zijn. Weliswaar is een verlenging van de zorgmachtiging mogelijk, maar dat biedt onvoldoende garantie dat na een half jaar daadwerkelijk een machtiging tot voortgezet verblijf wordt afgegeven. Dit is in het geval van de verdachte een serieus veiligheidsrisico. Ook het noodzakelijk geachte langdurige toezicht na de klinische behandeling is via een zorgmachtiging tot verplichte zorg niet (op voorhand dwingend) te realiseren.
Gelet op het vorenstaande wordt het verzoek tot heropening van het onderzoek teneinde een zorgmachtiging voor te bereiden dan ook afgewezen en zal de rechtbank tbs met voorwaarden opleggen.
Over het opleggen van de tbs met voorwaarden overweegt de rechtbank nog het volgende.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke criteria voor het opleggen van de maatregel van tbs is voldaan: bij de verdachte bestond ten tijde van het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, de door de verdachte begane feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van die maatregel.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat de verdachte wordt behandeld in een forensisch kader zodat er, naast het behandelen van de stoornis zelf, ook genoeg aandacht is voor het voorkomen van recidive. De rechtbank ziet vooralsnog geen aanleiding tot een tbs met verpleging van overheidswege en zal tbs met voorwaarden opleggen nu dat minder vergaande kader voorshands afdoende lijkt voor de noodzakelijke behandeling van verdachte ter beteugeling van het recidivegevaar.
De rechtbank sluit zich voor wat betreft de op te leggen voorwaarden aan bij de door de reclassering in het reclasseringsrapport van 29 september 2020 geformuleerde voorwaarden, met uitzondering van het locatieverbod, nu verdachte en de vriendin van aangever (getuige [naam getuige 1] ) niet meer woonachtig zijn op de [adres] te Heerlen. De rechtbank zal aan de op te leggen maatregel deze voorwaarden verbinden, welke voorwaarden in het dictum worden weergegeven.
De maatregel brengt met zich dat als de verdachte de door de rechtbank gestelde voorwaarden niet naleeft of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks eist, de maatregel kan worden omgezet in tbs met verpleging van overheidswege.
De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel tot tbs met voorwaarden bevelen, zodat direct kan worden begonnen met de uitvoering van de voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank dient er immers ernstig rekening mee te worden gehouden dat de verdachte, indien hij niet wordt behandeld en begeleid, wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.