ECLI:NL:RBLIM:2020:8070

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
8778629\CV20-4864
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een bedrijfspand in kort geding wegens huurachterstand en verweer op technische gebreken en coronamaatregelen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 21 oktober 2020, is een kort geding aan de orde waarin de eiseressen, de besloten vennootschappen Handelsonderneming Bobo B.V. en Real Estate Malden B.V., gedaagde, een café-restaurant, hebben aangeklaagd wegens een aanzienlijke huurachterstand. De gedaagde heeft sinds april 2019 de huurbetalingen grotendeels gestaakt, met een achterstand van € 47.200,00 per 1 september 2020. Eiseressen vorderen ontruiming van het gehuurde pand en betaling van de huurachterstand. Gedaagde heeft verweer gevoerd, stellende dat er gebreken aan het pand zijn en dat de coronamaatregelen hebben geleid tot een bedrijfseconomische situatie die huurvermindering rechtvaardigt.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de spoedeisendheid van de vordering van eiseressen is aangetoond, gezien de hoge huurachterstand en het feit dat gedaagde niet in staat is om verdere betalingen te doen. De rechter heeft vastgesteld dat de door gedaagde aangevoerde gebreken niet voldoende zijn onderbouwd en dat de huurachterstand is ontstaan vóór de coronamaatregelen. De vordering tot ontruiming is toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de huurachterstand. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, en de ontruimingstermijn is vastgesteld op 30 dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8778629 \ CV EXPL 20-4864
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 21 oktober 2020
in de zaak van:
1.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HANDELSONDERNEMING BOBO B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
2.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid REAL ESTATE MALDEN B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eiseressen in conventie, gedaagden in reconventie,
gemachtigde mr. R.A.M. Saedt,
tegen:
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde mr. M.F.J. Gelissen.

1.De procedure in kort geding

Het verloop van de procedure in kort geding blijkt uit de volgende door partijen uitgewisselde processtukken dan wel door hen ondernomen proceshandelingen:
  • het exploot van dagvaarding de dato 29 september 2020, met producties,
  • de voorafgaand aan de mondelinge behandeling aan de zijde van eiseressen in conventie, gedaagden in reconventie, nader ook kortweg eiseressen te noemen ter griffie ingezonden nadere producties 10 en 11,
  • de voorafgaand aan de mondelinge behandeling aan de zijde van gedaagde in conventie, eiser in reconventie, nader ook kortweg gedaagde te noemen, ingezonden conclusie van antwoord, met producties,
  • de mondelinge behandeling de dato 7 oktober 2020 en de bij die gelegenheid door de gemachtigde van eiseressen overgelegde pleitnota.
Ter mondelinge behandeling is de zaak op vonnis in kort geding gesteld, waarvan de uitspraak is bepaald tegen heden.
In conventie en in reconventie:

2. De vaststaande feiten

Uit het over en weer door partijen naar voren gebrachte kunnen de volgende vaststaande feiten worden afgeleid, voor zoveel nu voor een beoordeling in kort geding ter zake doend:
  • eiseressen zijn tezamen eigenaren dan wel gerechtigden met betrekking tot een onroerend goed staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ;
  • eiseressen hebben dit onroerend goed met ingang van 1 mei 2015 verhuurd aan gedaagde die daarin, zoals in de huurovereenkomst voorzien, een café-restaurantbedrijf exploiteert;
  • gedaagde heeft de huurbetalingen sedert april 2019 goeddeels gestaakt en met ingang van 1 september 2020 is er sprake van een huurachterstand tot een bedrag van € 47.200,00.

3.De stellingen en vorderingen van eiseressen

Eiseressen stellen zich, kort en goed gezegd, op het standpunt dat de hierboven bij de vaststaande feiten bedoelde gigantische huurachterstand onaanvaardbaar is en tot ontbinding van de huurverhouding tussen partijen zal gaan leiden.
Vooruitlopend op een en ander wensen eiseressen gedaagde tot ontruiming te verplichten en tot betaling – bij wege van voorschot – van de huurachterstand. Kosten rechtens.

4.Het verweer van gedaagde

Gedaagde heeft in de eerste plaats aangevoerd dat er geen sprake is van aanwijsbare spoedeisendheid, zoals noodzakelijk voor de toewijzing van een vordering in Kort Geding.
Gedaagde heeft vervolgens, in de tweede plaats, aangevoerd dat er enerzijds sprake is en is geweest van gebreken ten aanzien van het huurobject, meer in het bijzonder: ten aanzien van de elektrische installatie daarin en anderzijds van achterblijvende omzetten als gevolg van de coronapandemie. Door en na verrekening met een gedaagde toe te kennen huurvermindering, zowel op grond van deze gebreken, als op grond van achterblijvende omzetten, resteert er per saldo geen in aanmerking te nemen huurachterstand meer.
In reconventie heeft gedaagde deze zelfde gebreken andermaal naar voren gebracht en op die grond bij wege van tegenvordering veroordeling van eiseressen tot herstel daarvan gevorderd en/of terugbetaling van feitelijk in het verleden zelfs teveel betaalde huur.

5.Het oordeel van de kantonrechter

Anders dan gedaagde heeft aangevoerd valt de voor het treffen van een voorziening in Kort Geding vereiste spoedeisendheid wel aan te duiden. Door en met een gigantische huurachterstand van, gerekend per 1 september 2020, een bedrag ad € 47.200,00 en de onmogelijkheid voor gedaagde – zoals ter mondelinge behandeling bevestigd – het verder oplopen daarvan te voorkomen en/of ook in enigerlei vorm daarop betalingen te doen, kunnen eiseressen in hun vorderingen in kort geding worden ontvangen. Van eiseressen kan immers niet worden gevergd deze situatie van voortdurend gebruik van het huurobject door gedaagde zonder enigerlei daartegenover staande financiële vergoeding, voor ook nog een ongewisse periode, voort te moeten laten duren.
Vervolgens kan er van de door eiseressen aan de orde gestelde huurachterstand uit worden gegaan, welke immers door gedaagde cijfermatig niet is weersproken.
Het beroep door gedaagde op de door hem gestelde gebreken (elektrische installatie) vermag hem niet te baten. Die gebreken zijn immers uitsluitend onderbouwd met constateringen, zoals die voorafgaand aan de huurrelatie tussen partijen werden vastgesteld (in 2013/2014), terwijl nadien herstelwerkzaamheden hebben plaatsgevonden (vergelijk de door eiseressen voorafgaand aan de mondelinge behandeling ingezonden nadere producties). Welke gebreken er alsnog aan de orde zouden zijn, met ingang van april 2019, het moment waarop gedaagde huurbetalingen is gaan staken, valt al niet in te zien, nog daargelaten dat gedaagde kennelijk geen kennisgeving daarvan aan eiseressen heeft gedaan, zoals voor een beroep op huurvermindering/huurkorting in ieder geval in de wet wordt voorzien.
Ook het beroep door gedaagde op de bedrijfseconomische gevolgen vanwege de overheidsmaatregelen in verband met de coronapandemie slaagt niet. Ook nu heeft gedaagde geen enkel inzicht geboden in de aard en omvang van deze bedrijfseconomische gevolgen, terwijl daarnaast ook geldt dat de huurachterstand is ontstaan vanaf het voorjaar 2019, niet: het voorjaar 2020.
Het gelijk – in conventie – is daarmee aan eiseressen. De vordering tot ontruiming, in afwachting van verbreking van de huurrelatie tussen partijen, ligt voor toewijzing gereed, evenals de vordering tot betaling van de vaststaande huurachterstand tot en met de maand september 2020. Die vordering staat cijfermatig immers vast, is uit de aard der zaak spoedeisend, terwijl er geen onacceptabel restitutierisico valt aan te wijzen, mede gelet op de omstandigheid dat eiseressen eigenaren/gerechtigden van/tot een onroerende zaak zijn.
De tegenvorderingen van gedaagde daartegenover – in reconventie – liggen als vanzelf voor afwijzing gereed. Door en met ontruiming, in afwachting van verbreking van de huurrelatie tussen partijen, is er geen plaats meer voor een verplichting van eiseressen tot herstel over te gaan, terwijl terugbetaling van teveel betaalde huur evenmin aan de orde is.
Een en ander brengt met zich dat er dient te worden beslist, zoals hierna te verwoorden, met bepaling van de ontruimingstermijn op een maand en met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, niettegenstaande de tegenspraak daartegen door gedaagde. Bij deze uitkomst van de procedure dient gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij te worden aangemerkt, zodat gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van eiseres ontstaan. Die kosten worden begroot aan de hand van kosten exploot tot een bedrag van € 85,09, griffierecht tot een bedrag van € 996,00 en € 600,00 voor gemachtigden salaris, inclusief nakosten.

6.Beslissing in kort geding:

In conventie:
Veroordeelt gedaagde om binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis het hierboven bedoelde gehuurde aan de [adres] te [woonplaats] te verlaten en te ontruimen, met al de zijnen en al het zijne, en het gehuurde, casco, in goede staat en behoorlijk schoongemaakt, aan eiseressen op te leveren, de sleutels na ontruiming aan eiseressen af te geven en het gehuurde na ontruiming ontruimd en verlaten te houden.
Veroordeelt gedaagde verder om binnen twee weken na heden en bij wege van voorschot, een bedrag van € 47.200,00 aan eiseressen te betalen, te vermeerderen met een bedrag ter grootte van € 2.700,00 per maand, met ingang van 1 oktober 2020 en tot aan de datum van ontruiming.
In conventie zowel als in reconventie:
Veroordeelt gedaagde in conventie, eiser in reconventie in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van eiseressen in conventie, gedaagden in reconventie begroot op een bedrag ter grootte van € 1681,09 , het salaris van de gemachtigde inbegrepen en te vermeerderen, indien betekening van dit vonnis aan de orde mocht komen, met de kosten van het exploot van betekening, bij gebreke van betaling binnen 14 dagen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de 15e dag tot aan de datum van betaling daarvan.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het over en weer meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: mjp
coll: