ECLI:NL:RBLIM:2020:8069

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
8544651 cv expl 20-2421
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schadevergoeding wegens schending van de klachtplicht in een verbintenisrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eisende partij en een gedaagde partij. De eisende partij had in 2014 een motorblok gekocht en dit in 2016 ter revisie aangeboden aan de gedaagde partij. Na het constateren van gebreken aan het motorblok in 2017, heeft de eisende partij pas in 2019 de gedaagde partij aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. De gedaagde partij voerde aan dat de eisende partij te laat had geklaagd, in strijd met artikel 6:89 BW, en dat hierdoor de gedaagde partij in zijn belangen was geschaad.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het tijdsverloop tussen de reparaties en het moment waarop de gedaagde partij op de hoogte werd gesteld van de klachten meer dan een jaar was. Dit werd niet als een redelijke termijn beschouwd, en de kantonrechter oordeelde dat de eisende partij onvoldoende had aangetoond dat hij tijdig had geklaagd. De kantonrechter wees de vordering van de eisende partij af en veroordeelde deze in de proceskosten van de gedaagde partij, die op € 600,00 werden begroot, vermeerderd met wettelijke rente en nakosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8544651 \ CV EXPL 20-2421
Vonnis van de kantonrechter van 21 oktober 2020
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend [adres 1] ,
[woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. J. Engels,
tegen:
[gedaagde partij] h.o.d.n. [handelsnaam],
wonend [adres 2] ,
[woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. Y.J.P. Janssen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] heeft op 9 januari 2014 een Honda CBX 1000 motorblok gekocht voor een bedrag van € 2.350,00.
2.2.
Medio september 2016 heeft [eisende partij] het motorblok naar [gedaagde partij] gebracht om te laten reviseren.
Op 23 september 2016 laat [gedaagde partij] per e-mail aan [eisende partij] weten dat het motorblok gereed was en dat de kosten € 1.466,00 bedragen. [eisende partij] heeft betaald.
2.3.
Nadat [eisende partij] in oktober 2017 constateerde dat er problemen waren met het motorblok heeft hij telefonisch contact opgenomen met Motor Center Venlo. Deze deelde telefonisch mede dat de cilinderkop vermoedelijk verkeerd was opgebouwd.
2.4.
[eisende partij] heeft daarna het motorblok naar Six Center gebracht. Daar heeft [eisende partij] telefonisch contact gehad met [gedaagde partij] en heeft [gedaagde partij] ook met Six Center gesproken. [gedaagde partij] heeft aangeboden om de kosten van de herstelwerkzaamheden te betalen. De factuur heeft [gedaagde partij] betaald.
2.5.
Daarna ondervond [eisende partij] weer problemen met het motorblok en heeft zich opnieuw tot Six Center gewend.
[eisende partij] heeft vervolgens Motor Center Venlo ook naar het motorblok laten kijken.
2.6.
Bij brief van 14 mei 2019 laat de gemachtigde van [eisende partij] weten dat de overeenkomst niet goed is uitgevoerd en stelt hij [gedaagde partij] aansprakelijk voor de geleden schade ad € 5.914,71.
2.7.
Bij brief van 29 mei 2019 wijst [gedaagde partij] aansprakelijkheid van de hand.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 5.914,71 en de proceskosten.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde partij] voert als primaire verweer dat [eisende partij] te laat heeft geklaagd in de zin van artikel 6:89 BW. [gedaagde partij] stelt dat [eisende partij] het vermeende gebrek redelijkerwijs sneller had kunnen ontdekken en aankaarten bij [gedaagde partij] . Bovendien is het gestelde gebrek bij Six Center aangekaart en is [gedaagde partij] hiervan pas op de hoogte gesteld nadat het motorblok door Six Center was gedemonteerd. Voor zover al in 2017 sprake was geweest van wanprestatie dan had dit anno 2020 nog bewezen kunnen worden met een deugdelijk rapport van een onafhankelijke en onpartijdige deskundige, maar dan had [eisende partij] wel eerst moeten klagen bij [gedaagde partij] . Laatstgenoemde zou dan in de gelegenheid zijn geweest om de klacht te onderzoeken en desnoods te verhelpen. Door dat niet (tijdig) te doen heeft [eisende partij] zijn klachtplicht geschonden en [gedaagde partij] daarmee onherstelbaar benadeeld.
4.2.
[eisende partij] stelt dat hij binnen bekwame tijd heeft geprotesteerd. Pas een jaar na de revisie constateerde hij dat er gebreken waren aan het motorblok. Dit tijdsverloop is niet ongebruikelijk omdat er nog aan de motor gesleuteld moest worden. Op het moment van constatering heeft [eisende partij] zich meteen tot [gedaagde partij] gewend, maar deze heeft ervoor gekozen om in te stemmen met een reparatie door een derde.
4.3.
De kantonrechter overweegt het volgende.
Volgens artikel 6:89 BW kan de schuldeiser geen beroep kan doen op een gebrek in de prestatie van een contractuele wederpartij, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij die wederpartij heeft geprotesteerd. Daarbij speelt een belangrijke rol of de schuldenaar nadeel heeft ondervonden van het verstrijken van de tijd. Het artikel berust namelijk op de gedachte dat een schuldenaar beschermd dient te worden tegen te late en daardoor moeilijk te betwisten klachten.
4.4.
Het in artikel 6:89 BW bedoelde protest is vormvrij, maar in beginsel dient de schuldeiser zijn wederpartij, voor zover mogelijk, tevens te informeren over de gestelde aard of omvang van de tekortkoming. Het binnen ‘bekwame tijd’ protesteren vereist een reactie op ‘korte termijn’, ‘met spoed’, ‘binnen een zo korte tijd als in de gegeven omstandigheden in verband met de onderzoeksplicht kan worden gevergd’. Verder dient bij de beoordeling van de vraag of tijdig is geprotesteerd acht te worden geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.
4.5.
Vast staat dat het tijdsverloop tussen de uitgevoerde reparaties en de eerste maal dat [gedaagde partij] op de hoogte wordt gebracht van klachten meer dan een jaar is. De vraag is of dit als een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6:89 BW moet worden aangemerkt. De stelplicht en de bewijslast dat tijdig is geklaagd rust op [eisende partij] . De kantonrechter is van oordeel dat [eisende partij] op dit punt te weinig heeft gesteld. De enkele vermelding dat hij gedurende een jaar aan de motor heeft moeten sleutelen en daarom het gebrek niet eerder heeft kunnen constateren, acht de kantonrechter onvoldoende. Dat het voor [eisende partij] niet mogelijk was om eerder dan nu is gedaan aan zijn onderzoeksplicht omtrent de deugdelijkheid van de uitgevoerde werkzaamheden te voldoen, staat daarom niet vast.
4.6.
Daarnaast geldt nog dat [eisende partij] zich niet meteen tot [gedaagde partij] heeft gewend, maar eerst telefonisch contact heeft gehad met Motor Center Venlo en daarna het motorblok naar Six Center heeft gebracht die het motorblok heeft gedemonteerd. Door deze gang van zaken is [gedaagde partij] in een nadelige positie gebracht omdat hij niet zelf het motorblok heeft kunnen bekijken en onderzoeken. De belangen van [gedaagde partij] zijn hierdoor geschaad.
4.7.
Dit allemaal overziend komt de kantonrechter tot het oordeel dat het beroep op schending van de klachtplicht slaagt. De vordering op [eisende partij] wordt daarom afgewezen. De overige gevoerde verweren behoeven geen verder bespreking.
4.8.
[eisende partij] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde partij] worden begroot op € 600,00 (2 x tarief € 300,00) als salaris voor de gemachtigde, vermeerderd met de rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 120,00 aan nakosten salaris.
4.9.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partij] gevallen en tot op heden begroot op € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.3.
veroordeelt [eisende partij] onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door [gedaagde partij] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 120,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: ph