Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eisende partij en een gedaagde partij. De eisende partij had in 2014 een motorblok gekocht en dit in 2016 ter revisie aangeboden aan de gedaagde partij. Na het constateren van gebreken aan het motorblok in 2017, heeft de eisende partij pas in 2019 de gedaagde partij aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. De gedaagde partij voerde aan dat de eisende partij te laat had geklaagd, in strijd met artikel 6:89 BW, en dat hierdoor de gedaagde partij in zijn belangen was geschaad.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het tijdsverloop tussen de reparaties en het moment waarop de gedaagde partij op de hoogte werd gesteld van de klachten meer dan een jaar was. Dit werd niet als een redelijke termijn beschouwd, en de kantonrechter oordeelde dat de eisende partij onvoldoende had aangetoond dat hij tijdig had geklaagd. De kantonrechter wees de vordering van de eisende partij af en veroordeelde deze in de proceskosten van de gedaagde partij, die op € 600,00 werden begroot, vermeerderd met wettelijke rente en nakosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.