ECLI:NL:RBLIM:2020:8036

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
03/704229-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mensensmokkel met een ander, waarbij de verdachte een ander hielp bij toegang tot Nederland

Op 15 juni 2020 werd een personenauto met een Frans kenteken, bestuurd door de verdachte, gecontroleerd bij de afrit Venlo. De inzittenden, waaronder de verdachte en een medeverdachte, overhandigden geldige documenten, maar de vierde inzittende, die zich voordeed als [naam 1], had een Duits paspoort dat niet klopte. De verdachte en de medeverdachte vertoonden zenuwachtig gedrag tijdens de controle, wat leidde tot hun aanhouding op verdenking van mensensmokkel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met de medeverdachte de gesmokkelde [slachtoffer] hielp bij zijn toegang tot Nederland, wetende dat dit wederrechtelijk was. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank achtte het bewijs, waaronder telefoongesprekken en documenten op de telefoons van de verdachten, overtuigend. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/704229-20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 20 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1992,
wonende te [adres] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is -gelijktijdig met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] [parketnummer] - inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 oktober 2020. De verdachte is verschenen. De officier van justitie en de verdachte hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, alleen of met (een) ander(en), [slachtoffer] , Nederland heeft binnengesmokkeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenlastegelegde mensensmokkel wordt bewezenverklaard, in die zin dat de verdachte dit feit samen met een ander heeft gepleegd. De officier van justitie acht voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat de verdachte wist dat de toegang/doorreis door Nederland (die hij de gesmokkelde persoon verschafte) wederrechtelijk was. De officier van justitie verwijst daartoe naar de verklaring van de gesmokkelde [slachtoffer] , het aantreffen van een foto van het valse (Duitse) document dat door [slachtoffer] bij de controle is gebruikt op de gsm’s van de verdachte en de medeverdachte, alsmede het aantreffen van een foto van het originele identiteitsdocument (een paspoort uit Sri Lanka) van [slachtoffer] op de gsm van de medeverdachte en de veelvuldige telefonische contacten tussen de medeverdachte en [slachtoffer] en pogingen daartoe op de dag van de aanhouding en een aantal dagen daarvoor. De verdachte heeft overigens ook verklaard dat hij vaker met [slachtoffer] heeft gebeld. Daarnaast hebben de verbalisanten waargenomen dat er tijdens de controle zenuwachtig gedrag werd vertoond door de verdachten en dat zij probeerden om de aandacht af te leiden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte ontkent de tenlastegelegde mensensmokkel te hebben gepleegd. Hij heeft verklaard dat hij [slachtoffer] één keer eerder in persoon heeft gezien. Hij heeft het paspoort van [slachtoffer] heel even open gehad, maar hij heeft niet goed gekeken. Zonder document had hij hem niet laten instappen. De foto op zijn gsm is niet door de verdachte genomen. Hij heeft de foto er niet zelf opgezet. Dat is kennelijk door een ander gebeurd, aldus de verdachte. De verdachte wist niet dat [slachtoffer] geen geldige papieren had.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 15 juni 2020 werd ter hoogte van de afrit Venlo (richting Venlo centrum) een stopteken gegeven aan een personenauto met een Frans kenteken dat de Duits-Nederlandse grens was gepasseerd. De vier inzittenden werd verzocht een reis- of identiteitsdocument te tonen. De verdachte (bestuurder), de medeverdachte (bijrijder) en de zoon van de medeverdachte (zitplaats achter de bestuurder) overhandigden geldige documenten. De vierde inzittende overhandigde een Duits paspoort. Dit document was op naam gesteld van [naam 1] . Na controle bleken de foto, de handtekening en de personalia van deze inzittende niet te kloppen met de personalia in het Duitse document. De verdachten gedroegen zich zeer zenuwachtig tijdens de controle en de verdachte probeerde continu de verbalisanten af te leiden door te blijven praten. De verdachten werden vervolgens aangehouden op grond van verdenking van mensensmokkel. [2]
De inzittende ‘ [naam 1] ’ is gehoord.
Hij heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heet en geboren is in [geboorteplaats 2] ). Hij heeft verder verklaard dat hij geen verblijfstatus in Europa heeft. Hij heeft voorafgaand aan de rit op 15 juni 2020 telefonisch contact gehad met de man met de prothese (de rechtbank begrijpt dat hiermee medeverdachte [medeverdachte] wordt bedoeld). Hij heeft met de verdachte afgesproken dat deze hem zou meenemen van Duitsland naar Nederland. Ze zouden rijden via Venlo naar Frankrijk. De verdachte zou ook werk voor hem zoeken. Hij was in het bezit van een Duits paspoort. Zijn eigen identiteitsdocument (een Sri Lankaans paspoort) was in Griekenland afgepakt door zijn reisagent. [3]
Bij de aanhouding is de telefoon van de verdachte, alsmede de telefoon van de medeverdachte in beslag genomen. Uit onderzoek is gebleken dat er meerdere malen telefonisch contact is geweest tussen de medeverdachte en de inzittende [slachtoffer] , welk contact is gestart is op 11/12 juni 2020 (enkele dagen voorafgaand aan de aanhouding). Daarnaast zijn er op de dag van het vervoer (en de aanhouding) vier (wederzijdse) pogingen tot contact geweest tussen de telefoon van de medeverdachte en de telefoon van [slachtoffer] .
In de telefoon van de medeverdachte werd een afbeelding aangetroffen van het Duitse paspoort op naam van ‘ [naam 1] ’, welk paspoort door [slachtoffer] aan de KMAR werd overhandigd. Verder werd er in de telefoon van de medeverdachte een afbeelding aangetroffen van een kopie paspoort (Sri Lanka) ten name van [slachtoffer] . [4]
In de telefoon van de verdachte werd een afbeelding aangetroffen van het Duitse paspoort op naam van ‘ [naam 1] ’, welk paspoort door [slachtoffer] aan de KMAR werd overhandigd. [5]
De verdachte is verhoord. Hij heeft verklaard dat hij [naam 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) ongeveer zes maanden kende en dat hij met hem meerdere malen telefonisch contact had gehad voordat hij hem op 15 juni 2020 in Dortmund ontmoette. [naam 2] had gevraagd of hij mee kon rijden naar Venlo. Hij zou aangeven waar hij wilde uitstappen. [6]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt vast dat de verdachte samen met de medeverdachte en (onder meer) een inzittende, die geen verblijfsdocumenten voor Nederland of een ander land binnen de EU had, in zijn auto de grens tussen Duitsland en Nederland is gepasseerd op weg naar Venlo om vervolgens de reis voort te zetten naar Frankrijk. Daarmee is de verdachte samen met de medeverdachte behulpzaam geweest bij het verschaffen van de toegang en doorreis door Nederland aan deze inzittende.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die doorreis wederrechtelijk was. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. De rechtbank hecht in dat kader belang aan de verklaring van de inzittende [slachtoffer] dat hij geen verblijfstatus heeft in Europa en dat hij met de medeverdachte contact heeft gehad en met hem had afgesproken dat hij hem mee zou nemen vanuit Duitsland naar Nederland en dan via Venlo naar Frankrijk. De medeverdachte zou ook werk voor hem regelen. De verklaring van de inzittende omtrent het contact wordt ondersteund door het onderzoek naar de telefoongegevens van de medeverdachte en de inzittende (waaruit het contact tussen de medeverdachte en de inzittende vanaf 11/12 juni blijkt). De verdachte heeft overigens verklaard diverse keren met de inzittende telefonisch contact te hebben gehad voor de dag van aanhouding. Het feit dat de verdachte weet had van de omstandigheid dat de inzittende illegaal was blijkt uit het feit dat in zijn telefoon een afbeelding van het valse Duitse paspoort (dat de inzittende aan de KMAR heeft getoond) is aangetroffen. Een deugdelijke verklaring hiervoor is niet gegeven. Ter terechtzitting heeft de verdachte weliswaar verklaard dat iemand anders dan hij de foto van het valse Duitse paspoort heeft gemaakt, echter de rechtbank acht die verklaring niet aannemelijk. In de telefoon van de medeverdachte werd naast de afbeelding van het valse Duitse paspoort tevens een afbeelding van een kopie van het originele paspoort (Sri Lanka) van de inzittende aangetroffen. Dit laatste wekt te meer bevreemding daar de inzittende heeft verklaard dat hij dit document niet meer in zijn bezit had sinds zijn inreis in Europa.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, zoals die blijken uit de bewijsmiddelen, in combinatie met het gedrag dat de verdachte heeft vertoond tijdens de controle, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte bij het welbewust smokkelen van [slachtoffer] in/door Nederland.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 15 juni 2020 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander,
een ander, te weten:
- [slachtoffer] , geboren op 10 juni 2000, behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, door die [slachtoffer] , te vervoeren in een door hem, verdachte, bestuurde personenauto terwijl verdachte wist dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van mensensmokkel
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Normaliter is het uitgangspunt 3 maanden, echter de officier van justitie acht bijzondere omstandigheden aanwezig om zijn strafeis te verhogen. Er is sprake van medeplegen en er zijn aanwijzingen dat er sprake is van een criminele organisatie en dat de verdachte het valse paspoort aan de gesmokkelde heeft verstrekt.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan mensensmokkel van een persoon door vanuit Duitsland met een auto de Nederlandse grens te passeren. Mensensmokkel maakt een ernstige inbreuk op de internationale rechtsorde en doorkruist het overheidsbeleid aangaande bestrijding van illegaal verblijf en illegale toegang tot Nederland en andere Europese landen. Het houdt een illegaal circuit in stand dat gemakkelijk leidt tot allerlei vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen. De verdachte heeft, door deze inzittende welbewust te vervoeren, hierin een rol gespeeld en dat neemt de rechtbank de verdachte kwalijk.
Feiten als deze zijn zo ernstig dat uit het oogpunt van vergelding alleen een gevangenisstraf als passende straf kan worden beschouwd. Bovendien dient van de straf een afschrikwekkende, preventieve werking uit te gaan om de verdachte, maar ook anderen ervan te weerhouden dit soort feiten (nogmaals) te plegen.
Gelet op jurisprudentie in vergelijkbare zaken zal de rechtbank in beginsel het uitgangspunt (3 maanden gevangenisstraf) van de officier van justitie hanteren. De officier van justitie heeft zijn eis verzwaard omdat hij van oordeel is dat de door hem benoemde bijkomende omstandigheden de eis van 6 maanden gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank stelt aan de hand van het procesdossier vast dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat er sprake is van strafverzwarende omstandigheden. De omstandigheid dat de verdachte het feit samen met een ander heeft gepleegd noopt in dit geval niet tot een ander oordeel.
Alles overziend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden passend, met aftrek van de dagen die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde feit tot een gevangenisstraf van 3 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. M.M. Beije, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van
20 oktober 2020.
Buiten staat
Mr. drs. E.C.M. Hurkens is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 juni 2020 in de gemeente Venlo, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
een ander of anderen, te weten
- [slachtoffer] , geboren op 10 juni 2000
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen,
in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over
de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York
totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
of hem/hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
door die [slachtoffer] , te (laten) vervoeren in een door hem, (mede)
verdachte, bestuurde personenauto terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, District Landelijke – en Buitenlandse Eenheden, Afdeling Tactische Opsporing, [nummer] , gesloten d.d. 17 juli 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 152.
2.Proces-verbaal d.d. 16 juni 2020, doorgenummerde dossierpagina’s 17 t/m 21.
3.Processen-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 16 juni 2020, doorgenummerde dossierpagina’s 38 t/m 39 en 44 t/m 46.
4.Proces-verbaal bevindingen databestanden uitgelezen telefoon d.d. 7 juli 2020, doorgenummerde dossierpagina’s 91 t/m 93.
5.Proces-verbaal van bevindingen databestanden uitgelezen telefoon d.d. 8 juli 2020, doorgenummerde dossierpagina 82.
6.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] d.d. 18 juni 2020, doorgenummerde dossierpagina 119.