Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub 1] ,
Waar nodig voor het begrip van dit vonnis zullen gedaagden sub 1 tot en met 3 afzonderlijk worden aangeduid.
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 september 2019, met producties 1 tot en met 47,
- de conclusie van antwoord, met producties 48 t/m 56 (doorgenummerd),
- de dagbepaling van de comparitie na antwoord,
- het proces-verbaal van de comparitie na antwoord gehouden op 25 juni 2020.
2.De feiten
de volledige dienstverlening.”
bespreking van en advies omtrent de mogelijkheden om tot de beoogde overeenkomst te komen;
- besteding van aandacht aan juridische, fiscale, bouwkundige en andere van belang zijnde aspecten;
- begeleiding bij de afwikkeling.
2 januari 2018 en vraagt naar zijn plannen. De huurder reageert op 3 januari 2018 per e-mail dat hij nog geen uitsluitsel kan geven en nog steeds dubt. De huurder geeft aan dat hij ervan uitgaat dat verder conform het huurcontract door [eiseres] wordt gehandeld.
€ 80.000. Op 29 januari 2019 treffen [eiseres] en de koper een regeling voor € 22.000.
3.Het geschil
€ 199,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 8 dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening.
4.De beoordeling
De vorderingen t.a.v. [gedaagde sub 2]
2 januari 2018 door [gedaagde sub 3] per e-mail is gevraagd naar de wens en mogelijkheid van de huurder terzake de aankoop van het gehuurde c.q. het perceel – een redelijke uitleg is dat er een repeterende aanbiedingsverplichting rust op de eigenaar van het verhuurde. Nergens is vastgelegd wie deze mededeling van eerste recht van koop aan de huurder moet doen. Bij de overeengekomen ontzorging door [gedaagde sub 3] hoort dat zij rekening moet houden met het huurcontract en het daarin opgenomen recht van eerste koop.
3 januari 2018 geeft er voorts ook blijk van dat de huurder begrijpt dat er een kandidaat koper is en dat hij inzicht moet geven in zijn wens ten aanzien van het voorkeursrecht. Uit de bewoordingen van de e-mail van 3 januari 2018 heeft [gedaagde sub 3] naar het oordeel van de rechtbank mogen opmaken dat van een reële interesse om te kopen op dat moment geen sprake is.
25 januari 2018 dat het voorkeursrecht waardeloos is, omdat een ontijdig aanbod is gedaan, omdat het perceel reeds is verkocht aan een derde, er aan voorbij gaat dat de verhouding tussen [eiseres] en de koper, de huurder niet regardeert. Het bestaan van een eerdere koopovereenkomst staat er immers niet aan in de weg dat [eiseres] de woning zou kunnen verkopen en leveren aan een derde (in casu de huurder). [eiseres] is immers beschikkingsbevoegd, zolang er niet geleverd is.
worden begroot op:
€ 2.148,00(2 punten tarief IV)
5.De beslissing
€ 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119 BW, over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,