ECLI:NL:RBLIM:2020:8021

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
C/03/266210 / HA ZA 19-359
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de wettelijke gemeenschap van goederen na echtscheiding met betrekking tot overwaarde woning en roerende zaken

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een geschil tussen twee ex-echtgenoten over de verdeling van hun wettelijke gemeenschap van goederen na hun echtscheiding. De partijen zijn op 24 oktober 1988 in wettelijke gemeenschap van goederen gehuwd en hebben op 1 november 2017 de echtscheiding aangevraagd. De rechtbank heeft op 14 oktober 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin de verdeling van de overwaarde van de voormalige echtelijke woning en de roerende zaken centraal staat.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overwaarde van de woning, na verkoop, € 84.096,40 bedraagt, wat betekent dat elk van de partijen recht heeft op de helft hiervan. De eiseres in conventie vordert een bedrag van € 2.048,20 van de gedaagde in conventie, wat de rechtbank heeft toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf 1 november 2017. Daarnaast zijn er geschillen over de verdeling van roerende zaken, waaronder sieraden, en de kosten die zijn gemaakt voor het verkoopklaar maken van de woning. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen roerende zaken meer te verdelen zijn, behalve de sieraden, waarvan de gedaagde in conventie stelt dat deze door de eiseres in conventie zijn meegenomen.

De rechtbank heeft ook geoordeeld over de verdeling van bankrekeningen en de kosten van advocaat in verband met een nalatenschap. De gedaagde in conventie heeft aanspraak gemaakt op de helft van de advocaatkosten die zijn gemaakt in een procedure omtrent de nalatenschap van zijn broer. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiseres in conventie ook draagplichtig is voor deze kosten. De rechtbank heeft de vorderingen van beide partijen beoordeeld en heeft in het vonnis de verdeling van de gemeenschap vastgesteld, waarbij de kosten van de procedure zijn gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/266210 / HA ZA 19-359
Vonnis van 14 oktober 2020
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. G.M.O. Puddu (toevoeging),
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.F. Cohen.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 5
  • de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie met producties 1 en 2
  • de brief van de rechtbank van 19 september 2019 waarbij datum comparitie is bepaald
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties 6 tot en met 9
  • de akte indienen producties van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met producties 3 en 4
  • de akte indienen producties van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met productie 5
  • de akte houdende overlegging productie van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] met productie 10
  • het proces-verbaal van comparitie van 19 februari 2020
  • de akte overlegging stukken, tevens inhoudende conclusie vermeerdering van eis in reconventie van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met producties 6 tot en met 10
  • de ambtshalve door de rechtbank jegens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verleende akte niet-dienen van
26 juni 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn op 24 oktober 1988 in wettelijke gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
2.2.
Bij verzoekschrift, binnengekomen op de rechtbank op 16 januari 2017, heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, verzocht om de echtscheiding uit te spreken. Bij beschikking van 1 november 2017 (zaaknummer: C/03/230757 / FA RK 17-174) heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
2.3.
De voormalige echtelijke woning van partijen is verkocht en op 1 november 2017 aan de koper geleverd. Het door partijen te ontvangen bedrag dat na aftrek van hypotheeklasten en overige kosten resteerde bedroeg € 84.096,40 (productie 3 dagvaarding). De betreffende notaris heeft dit bedrag op de gezamenlijke bankrekening van partijen gestort. Vervolgens heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] hiervan een bedrag van € 40.000,00 overgemaakt naar [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
bepaalt dat de roerende zaken worden toegescheiden aan diegene welke zij thans in bezit heeft.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt € 2.048,20 te betalen aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2017.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt te betalen aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de helft van de opgebouwde waarde van de polis bij Aegon te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van vrijvallen van deze polis.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt te betalen aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een bedrag van € 35.608,50 zijnde de helft van het spaargeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2017.
voor recht verklaart dat partijen na effectuering van deze verdeling de gemeenschap genoegzaam hebben verdeeld en te dezer zake niets meer van elkaar te vorderen hebben en dat partijen over en weer finaal gekweten zijn.
3.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert – na vermeerdering van eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
Primair:
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te voldoen € 1.152,59, zijnde de helft van de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gemaakte kosten voor het verkoopklaar maken, leegruimen en bezemschoon maken van de voormalige echtelijke woning;
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] veroordeelt om aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] af te geven de sieraden van de familie van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , waaronder gouden armbanden, ringen en twee gouden horloges, een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 250,-- voor elke dag of gedeelte van een dag, dat niet wordt voldaan aan het in deze te wijzen vonnis, nadat het in deze te wijzen vonnis zal zijn betekend;
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] veroordeelt om een overzicht te verschaffen van al haar bezittingen in Nederland en Colombia (onder andere onroerende zaken, inboedel, betaal- en spaarrekeningen), alsmede aan te geven middels verificatoire bescheiden wat de waarde van deze bezittingen is en vervolgens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] veroordeelt om met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] over te gaan tot verdeling van deze waarde van haar bezittingen in Nederland en Colombia, een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 250,-- voor elke dag of gedeelte van een dag dat niet wordt voldaan aan het in deze te wijzen vonnis, nadat het in deze te wijzen vonnis zal zijn betekend, alsmede [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] veroordeelt om aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te voldoen een bedrag van € 1.829,10, zijnde de helft van de kosten welke gemaakt zijn ten behoeve van het te verdelen spaarsaldo;
subsidiair
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] veroordeelt om
haar medewerking te verlenen aan de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen,
de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen op een wijze als door de rechtbank is vastgesteld, te gedogen;
te gedogen dat de rechtbank een deskundige benoemt teneinde de omvang en de waarde vast te stellen van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen en van de te verrekenen zaken, voor zover partijen daaromtrent geen overeenstemming hebben bereikt;
een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 250,-- voor elke dag of gedeelte van een dag, dat niet wordt voldaan aan het in deze te wijzen vonnis, nadat het in deze te wijzen vonnis zal zijn betekend;
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] veroordeelt in de kosten van de procedure in reconventie.
3.5.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de rechtbank deze gelijktijdig beoordelen.
Uitgangspunten (wijze van) verdeling
4.2.
Gelet op het over en weer gevorderde moet de rechtbank de (wijze van) verdeling van de tot de huwelijksgemeenschap behorende vermogensbestanddelen vaststellen. In dit verband merkt de rechtbank op dat de rechter die de verdeling vaststelt, enige mate van vrijheid geniet, niet is gebonden aan hetgeen partijen over en weer hebben gevorderd en niet expliciet behoeft in te gaan op hetgeen partijen aanvoeren.
4.3.
Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat tussen partijen een wettelijke
gemeenschap bestond, hetgeen in beginsel meebrengt dat die gemeenschap op grond van art. 1:94 BW (tekst tot 1 januari 2018) alle bij aanvang aanwezige of nadien – tot het moment van ontbinding – verkregen goederen en alle op het moment van ontbinding aanwezige schulden van de echtgenoten omvat, ongeacht door wie ze zijn verkregen of door wie ze zijn aangegaan. Bij de verdeling van de ontbonden gemeenschap hebben partijen op grond van het bepaalde in art. 1:100 BW (oud) in beginsel een gelijk aandeel in die ontbonden gemeenschap. Van deze hoofdregel kan slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden worden afgeweken.
Peildatum omvang en samenstelling huwelijksgemeenschap
4.4.
Art. 1:99 BW is met ingang van 1 januari 2012 gewijzigd. Sinds de inwerkingtreding van de Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen op 1 januari 2012 wordt de huwelijksgemeenschap in geval van echtscheiding ontbonden op het tijdstip van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding. Nu het verzoekschrift tot echtscheiding op 16 januari 2017 is ingediend, is de huwelijksgemeenschap op die datum ontbonden en dient deze datum als peildatum voor de vaststelling van de omvang en samenstelling van de huwelijksgemeenschap te worden gehanteerd. Partijen zijn het hierover eens blijkens het proces-verbaal van de comparitiezitting van 19 februari 2020.
Peildatum waardering vermogensbestanddelen
4.5.
Ten aanzien van de peildatum voor de waardering van de tot de huwelijksgemeenschap behorende vermogensbestanddelen, stelt de rechtbank voorop dat de hoofdregel is dat het tijdstip van de verdeling (zijnde de dag dat de (ex-)echtgenoten de verdelingshandeling verrichten zoals bedoeld in art. 3:182 BW, of indien de rechter de verdeling vaststelt, de dag waarop deze de verdeling vaststelt (lees: de datum van het vonnis)) heeft te gelden als peildatum voor de waardering. Van deze hoofdregel kan worden afgeweken indien partijen een andere peildatum zijn overeengekomen of indien de rechter van oordeel is dat op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid van de hoofdregel dient te worden afgeweken. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] noch [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft zich in het algemeen uitgelaten over de te hanteren peildatum voor de vaststelling van de waarde van de tot de huwelijksgemeenschap behorende vermogensbestanddelen. De rechtbank zal daarom in beginsel de datum waarop dit vonnis wordt gewezen hanteren als peildatum voor de vaststelling van de waarde van de tot de huwelijksgemeenschap behorende vermogensbestanddelen. Indien en voor zover de rechtbank ten aanzien van een of een aantal vermogensbestanddelen van oordeel is dat de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich brengen dat een andere peildatum dient te worden gehanteerd, dan zal de rechtbank bij de vaststelling van de verdeling van dat vermogensbestanddeel afzonderlijk daarop ingaan.
Roerende zaken
4.6.
Ter comparitiezitting is blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal gebleken dat partijen het erover eens zijn dat er, behoudens de hierna genoemde sieraden, geen roerende zaken te verdelen zijn. Gelet hierop gaat de rechtbank voorbij aan de vermeerderde eis van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voor zover inhoudende dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een overzicht in het geding moet brengen van de door haar voor de peildatum aangeschafte inboedel, nu dit volgens hem tevens tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort en in de verdeling moet worden betrokken. De rechtbank zal in overeenstemming met hetgeen partijen ter comparitiezitting zijn overeengekomen verstaan dat (behoudens de sierraden, waarover afzonderlijk wordt beslist) tussen partijen geen roerende zaken (waaronder begrepen de inboedel) meer te verdelen zijn.
Sieraden
4.7.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft gesteld dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zonder zijn medeweten en toestemming “familiesieraden”, die hij bezat, heeft meegenomen, waaronder gouden armbanden, ringen en twee gouden horloges. Hij vordert teruggave hiervan.
4.8.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft als verweer aangevoerd geen sieraden afkomstig van de familie van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in haar bezit te hebben.
4.9.
Nadat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft ontkend sieraden van de familie van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in haar bezit te hebben, is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] conform zijn aanbod zoals vermeld in het zittingsprocesverbaal, in staat gesteld om de door hem bedoelde sieraden nader aan te duiden aan de hand van foto’s en andere bescheiden waaruit blijkt dat die sieraden er waren. In de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vervolgens genomen akte heeft hij geen woord meer besteed aan die sieraden. Foto’s daarvan heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet overgelegd. Hij heeft evenmin een nadere omschrijving van die sieraden gegeven aan de hand van bijvoorbeeld facturen of van verklaringen van familieleden van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Al met al is het onvoldoende duidelijk welke sieraden [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op het oog heeft, zodat de rechtbank als onvoldoende gesteld voorbij gaat aan het door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ter comparitiezitting gedane bewijsaanbod ter zake het bestaan van de sieraden. Dit deel van het door hem gevorderde zal dan ook worden afgewezen.
Overwaarde voormalige echtelijke woning
4.10.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft gesteld dat haar de helft van de overwaarde van de woning toekomt, zijnde € 42.048,20, terwijl [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] haar slechts € 40.000,00 heeft betaald. Zij vordert betaling door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van het restbedrag van € 2.048,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2017.
4.11.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft erkend een bedrag € 40.000,00 aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te hebben overgemaakt, terwijl de helft van de resterende overwaarde € 42.048,20 bedroeg. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft als verweer aangevoerd dat de woning op de peildatum 16 januari 2017 beduidend minder waard was dan ten tijde van de verkoopdatum. Hij is van mening dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] geen recht heeft op de helft van de overwaarde op de peildatum, omdat op die datum volgens hem de woning met moeite € 220.000,00 zou hebben opgebracht. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft ter zake niets meer van hem te vorderen, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
4.12.
De rechtbank volgt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet. Partijen waren ieder voor de helft eigenaar van de woning, die op 1 november 2017 aan een derde is geleverd. Na aftrek van kosten resteerde een overwaarde van € 84.096,40, waarvan partijen ieder de helft toekomt. Nu vaststaat dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dienaangaande aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] € 2.048,20 te weinig heeft betaald, zal de rechtbank [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordelen het resterende bedrag van € 2.048,20 aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te betalen. Nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 november 2017, zal dit eveneens worden toegewezen.
Kosten verkoopklaar maken van de woning
4.13.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft gesteld dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet heeft bijgedragen in de kosten van het verkoopklaar maken van de woning, wat in totaal € 2.305,18 bedroeg. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert terugbetaling van de helft hiervan door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .
4.14.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft als verweer aangevoerd dat zij destijds met de kinderen uit de voormalige echtelijke woning is vertrokken omdat de situatie onhoudbaar werd en dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de woning bleef wonen. Zij is door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] nimmer gekend in de noodzaak van het verkoopklaar maken van de woning en de eventuele kosten die daarmee gemoeid zouden gaan. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft haar nimmer verzocht om hulp dan wel om een financiële bijdrage ter zake. Het gaat niet op dat hij haar achteraf confronteert met deze beweerdelijk door hem gemaakte kosten, waarin zij zou moeten bijdragen, aldus [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .
4.15.
Gelet op hetgeen in art. 3:170 BW staat, geschiedt het beheer van de gemeenschap in beginsel door alle deelgenoten gezamenlijk. Het beheren en beschikken van een goed wordt tezamen het ‘besturen’ genoemd. Elk deelgenoot kan echter zelfstandig beheerhandelingen uitvoeren, indien de beheerhandeling geen uitstel kan lijden (MvA II,
Parl. Gesch. Boek 3, p. 587). Ingevolge art. 3:170 lid 1 BW kunnen handelingen dienende tot gewoon onderhoud of tot behoud van een gemeenschappelijk goed, en in het algemeen handelingen die geen uitstel kunnen lijden, door ieder der deelgenoten zo nodig zelfstandig worden verricht. Het is de rechtbank onvoldoende gebleken dat de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gestelde handelingen geen uitstel konden lijden. Niet is gebleken dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voorafgaand aan het “verkoopklaar” maken van de woning dienaangaande overleg heeft gepleegd met [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , hetgeen wel van hem had mogen worden verwacht. Evenmin is gebleken dat het “verkoopklaar” maken van de woning dusdanig urgent was, dat hij dit zelfstandig en zonder overleg met [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] kon uitvoeren. De beweerdelijk door hem gemaakte kosten komen dan ook voor zijn rekening en risico. Dit deel van het door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gevorderde zal om die reden worden afgewezen.
Polis Aegon
4.16.
Ter comparitiezitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat hen bij uitkering op 16 februari 2023 van deze (lijfrente)polis (die inmiddels is veranderd in een pensioenspaarregeling) ieder de helft van het uitgekeerde bedrag (naar verwachting
€ 13.390,51) toekomt. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft verder verklaard dat aan hem zal worden uitgekeerd. Gelet hierop zal de rechtbank overeenkomstig verstaan, onder bepaling dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] binnen een week na uitkering aan hem de helft van het bedrag aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal betalen en, voor het geval hij niet binnen die week hieraan voldoet, onder vermeerdering van het bedrag met de wettelijke rente.
ING bankrekeningen
4.17.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft gesteld dat de rekening eindigend op -470 een gezamenlijke (spaar)rekening betreft. Het saldo hiervan bedroeg op 26 oktober 2016 € 71.216,99 (productie 5 dagvaarding). Als productie 10 heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] overgelegd bankafschriften van de gezamenlijke rekening over de periode 25 november 2016 tot en met 17 januari
2017. Volgens haar blijkt hieruit dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op 28 november 2016, 22 december 2016 en
29 december 2016 in totaal een bedrag van € 64.500,00 van deze rekening naar een op zijn naam staande ING bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] heeft overgeboekt. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dient haar de helft van € 71.216,99 te betalen.
4.18.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft als productie 7 een saldo-opgave door de ING Bank op 16 januari 2017 overgelegd.
4.19.
Uit productie 7 voornoemd blijkt het bestaan van de volgende rekeningen op
16 januari 2017, die in de huwelijksgemeenschap vielen. Elke partij heeft recht op de helft van het betreffende saldo:
  • [rekeningnummer 2] met saldo € 79,44
  • [rekeningnummer 1] met saldo € 1.726,59
  • [rekeningnummer 3] met saldo € 5.058,62 (oranjespaarrekening)
  • [rekeningnummer 4] met saldo
Totaal € 66.366,26
4.20.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat een bedrag van € 15.000,00 op de rekening eindigend op -330 spaargeld van de zoon van partijen betreft, dat in 2018 en 2019 aan de zoon is uitgekeerd. Immers, op de peildatum hoorde ook dat bedrag tot de te verdelen huwelijksgemeenschap. Dat op enig moment na de peildatum een bedrag aan de zoon van partijen is uitgekeerd, doet hieraan niet af.
4.21.
De rechtbank leidt uit productie 7 af dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in ieder geval over de vier bankrekeningen kan beschikken, aangezien hij het overzicht in het geding heeft gebracht. De rechtbank zal om die reden de saldi van de vier rekeningen per 16 januari 2017 aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] toebedelen, onder veroordeling de helft hiervan (zijnde € 66.366,26 / 2 = € 33.183,13) aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te betalen. De door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevorderde wettelijke rente over het aan haar uit te keren bedrag is niet toewijsbaar, aangezien dit bedrag tot het wijzen van dit vonnis als nog niet verdeelde gemeenschap van goederen voor de helft aan haar toebehoort en de verplichting tot uitbetaling van de helft van dit bedrag eerst ontstaat door het wijzen van dit vonnis, zodat van enig verzuim – voorwaarde voor het bestaan van een aanspraak op wettelijke rente – nog geen sprake is.
Advocaatkosten nalatenschap broer [naam 1] van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
4.22.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft bij akte van 1 april 2020 (eisvermeerdering) gesteld dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wist dat een groot deel van het spaarsaldo afkomstig was uit de nalatenschap van broer [naam 1] van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (circa € 80.000,00). Over deze nalatenschap heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tegen zijn broer [naam 2] geprocedeerd. Nu [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aanspraak maakt op het spaargeld (waaronder het geld uit de nalatenschap van zijn broer [naam 1] ), dient [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ook de helft van de advocaatkosten van na 16 januari 2017 in het kader van die procedures te betalen, te weten (€ 3.658,61 / 2 =) € 1.829,10.
4.23.
De rechtbank leidt uit producties 8 en 9 (akte [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ) af dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de juridische procedure omtrent de nalatenschap van zijn broer in 2015 (tijdens het huwelijk) is gestart en dat deze op 24 oktober 2017 is geëindigd. De juridische kosten die destijds in het kader van deze procedure zijn gemaakt, zijn voor rekening van de huwelijksgemeenschap gekomen. De uit de procedure voortgevloeide gelden zijn (onbetwist) ten goede gekomen aan de huwelijksgemeenschap. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] draagplichtig is voor de helft van de na de peildatum van 16 januari 2017 gemaakte advocaatkosten, zijnde € 1.829,10. De rechtbank zal [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] veroordelen om dit bedrag aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te betalen.
Grond Colombia
4.24.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft gesteld dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een stuk grond in Colombia heeft geërfd van haar grootvader. Hij vordert dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] door middel van verificatoire bescheiden inzage geeft in haar totale vermogen en dat dit eveneens tussen partijen verdeeld dient te worden.
4.25.
Ter comparitiezitting heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verklaard dat haar opa inderdaad was overleden en dat zij (mede)erfgename was. Zij heeft voorts verklaard haar aandeel aan haar neef te hebben verkocht en de opbrengst daarvan (€ 500,00) enige jaren geleden via Western Union te hebben gekregen. Het geld is opgemaakt in de huishouding, aldus [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .
4.26.
Bij akte / vermeerdering van eis van 1 april 2020 heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als productie 6 een vertaling van productie 5 ingebracht. Daarbij heeft hij gesteld met producties 5 en 6 te hebben aangetoond dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] (ook) over buitenlands vermogen beschikt. Hij herhaalde dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] door middel van “
verificatoire bescheiden inzage dient te geven in haar totale vermogen zowel in het binnenland als in het buitenland en dat de waarde van deze vermogensbestanddelen tussen partijen dienen te worden verdeeld.” Voorts heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gesteld dat het een kwalificatievraag betreft “
of een erfrechtelijke verkrijging afkomstig van een buitenlandse erflater onder het huwelijksvermogensrecht geldend voor een echtgenoot wiens gemeenschap is ontstaan voor 1 januari 2018 zonder meer in de huwelijksgemeenschap valt, als er geen uitsluitingsclausule is gemaakt. (...) Hierbij is het van belang dat deze kwalificatievraag “of deze erfrechtelijke verkrijging tot de huwelijksgemeenschap behoort” in Nederland wordt aangemerkt als een kwestie van huwelijksvermogensrecht en niet van erfrecht (vergelijk art. 1 lid 2 onder d Erfrechtverordening) en wordt geregeld door art. 1:94 lid 2 aanhef en onder a (oud) BW. Dit wetsartikel kent geen uitzondering voor de onderhavige situatie dat er sprake is van een erfrechtelijke verkrijging afkomstig van een buitenlandse erflaten. Nu in casu geen uitsluitingsclausule ex art. 1:94 lid 2 aanhef onder a (oud) BW is gemaakt, valt een Colombiaanse nalatenschap van de vrouw in de huwelijksgoederengemeenschap waarin partijen zijn gehuwd.
4.27.
De rechtbank volgt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet in zijn stelling. Zo gaat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in het geheel niet in op de vraag of naar Colombiaans recht verkrijgingen uit erfenis al dan niet in de huwelijksgemeenschap vallen. Immers, mocht naar Colombiaans recht erfenissen niet in de huwelijksgemeenschap vallen, dan wordt nimmer toegekomen aan een verdelingsvraag als de onderhavige. Dat, zoals [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft aangevoerd, de vraag of een erfrechtelijke verkrijging tot een huwelijksgemeenschap behoort in Nederland als een huwelijksvermogenskwestie wordt aangemerkt, doet hieraan niet af: als een erfenis op grond van lokaal recht dan wel een testamentaire uitsluitingsclausule (waarvan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] overigens slechts bloot stelt dat deze er niet is) niet in een huwelijksgemeenschap valt, is het Nederlandse huwelijksvermogensrecht niet relevant aangezien er in het geheel niets te verdelen valt. Verder stelt de rechtbank vast dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met producties 5 en 6 vele bescheiden heeft overgelegd, zonder daarbij een nadere onderbouwing anders dan dat hij daarmee (waarmee?, hoe?, waaruit blijkt dat?) heeft aangetoond dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] over buitenlands vermogen beschikt. Het is echter niet de taak van de rechtbank om uit de overgelegde stapel bescheiden zelfstandig conclusies te trekken, zodat de rechtbank hieraan verder voorbijgaat.
4.28.
Uit het voorgaande volgt dat dit deel van het door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bij eisvermeerdering gevorderde als onvoldoende onderbouwd gesteld zal worden afgewezen.
Nalatenschap vader [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]
4.29.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft gesteld dat er sprake is van een nalatenschap van de vader van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in Colombia, die ook moet worden verdeeld. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] moet dienaangaande verificatoire bescheiden inbrengen, zodat de waarde hiervan tussen hen kan worden verdeeld. Ter comparitiezitting heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verklaard niet te weten of de vader van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] nog leeft dan wel dat hij dood is. Hij heeft daarvan geen schriftelijke bescheiden omdat het volgens hem in Colombia niet verplicht is om een overlijden in de burgerlijke stand in te schrijven.
4.30.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft als verweer aangevoerd dat er geen sprake is van een nalatenschap van haar vader, aangezien haar vader nog in leven is. Ter comparitiezitting heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] (nogmaals) verklaard dat haar vader nog leeft.
4.31.
Tegenover de onzekere (blote) stelling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] staat de verklaring van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat haar vader nog leeft. De rechtbank ziet vooralsnog geen enkel aanknopingspunt op grond waarvan zij de levende status van de vader van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in twijfel zou kunnen trekken. Gelet hierop ligt het door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gevorderde als onvoldoende gesteld voor afwijzing gereed.
Overig
4.32.
De rechtbank gaat als te onbepaald voorbij aan de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bij eisvermeerdering gevorderde overzicht van Nederlandse bezittingen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft in het geheel niets aangevoerd waaruit voldoende aannemelijk is geworden dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in Nederland (nog andere) bezittingen heeft, die voor verdeling in aanmerking komen. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat partijen lange tijd gehuwd waren (vanaf 1988 tot 2017) en dat van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] kan en mag worden verwacht dat hij concretere aanknopingspunten verschaft ter zake vermeende bezittingen die [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zou hebben die in de huwelijksgemeenschap van partijen vielen en nog op de peildatum aanwezig waren en deswege tussen hen verdeeld dienen te worden. De rechtbank gaat hieraan dan ook als onvoldoende gesteld voorbij. Gelet op de hiervoor gegeven oordelen, hoeft niet meer over het door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] subsidiair gevorderde te worden geoordeeld.
Verklaring van recht
4.33.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft in het geheel niets gesteld over dat en waarom zij voldoende
belang heeft bij de door haar gevorderde verklaring van recht. Reeds hierom zal dit deel van haar vordering worden afgewezen.
Proceskosten
4.34.
Nu partijen ex-echtelieden zijn, ziet de rechtbank aanleiding om de kosten van de procedure tussen hen te compenseren in die zin dat iedere partij haar eigen kosten dient te dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
verstaat dat tussen partijen geen roerende zaken (waaronder begrepen de inboedel) meer te verdelen zijn,
5.2.
verstaat dat partijen ieder de helft toekomt van de op 16 februari 2023 uit te keren waarde van de (lijfrente)polis Aegon en bepaalt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] binnen een week na uitkering aan hem van het gehele bedrag de hiervan helft aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] betaalt, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente hierover voor zover hij hieraan niet binnen een week na uitkering aan hem voldoet,
5.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] om aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te betalen een bedrag van € 2.048,20 (ter zake de restwaarde van de voormalige echtelijke woning), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2017,
5.4.
deelt de saldi per 16 januari 2017 van de volgende bankrekeningen toe aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
  • [rekeningnummer 2] (€ 79,44),
  • [rekeningnummer 1] (€ 1.726,59),
  • [rekeningnummer 3] (€ 5.058,62),
  • [rekeningnummer 4] (€ 59.501,61),
onder veroordeling de helft hiervan (zijnde € 33.183,13) aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te betalen,
5.5.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] om aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te betalen een bedrag van € 1.829,10 (ter zake advocaatkosten),
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2020. [1]

Voetnoten

1.type: JC