ECLI:NL:RBLIM:2020:7902

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
8446648 \ CV EXPL 20-1606
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en toewijzing van incassokosten in het kader van een overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft de besloten vennootschap VHN Notarissen B.V. (hierna: VHN) een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in persoon procedeerde, met betrekking tot een onbetaalde factuur. De procedure begon met een dagvaarding op 31 maart 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. VHN had in de periode van oktober 2015 tot januari 2016 notariële werkzaamheden verricht voor de gedaagde partij, waarvoor een bedrag van € 1.210,- inclusief btw was gefactureerd. De gedaagde partij heeft echter slechts een deel van dit bedrag voldaan en heeft de rest onbetaald gelaten, ondanks een betalingsregeling die was getroffen in juni 2018.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij de opdracht aan VHN heeft gegeven en daarmee verantwoordelijk is voor de betaling van de verrichte werkzaamheden. De gedaagde partij betwistte de buitengerechtelijke incassokosten, maar de rechter oordeelde dat de aanmaningen voldeden aan de wettelijke vereisten. De vordering van VHN werd toegewezen, inclusief de gevorderde rente en incassokosten. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.025,85 werden begroot. Het vonnis is uitgesproken door mr. E.J.M. Driessen en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8446648 \ CV EXPL 20-1606
Vonnis van 14 oktober 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VHN NOTARISSEN B.V. t.h.o.d.n. VRIJTHOF NOTARISSEN,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde LAVG Groningen,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna VHN en [gedaagde partij] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 maart 2020 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
VHN heeft in de periode van oktober 2015 tot en met januari 2016 in opdracht van [gedaagde partij] notariële werkzaamheden verricht, bestaande uit het opstellen van oprichtingsakten voor een houdstermaatschappij en een werkmaatschappij en van een aandeelhoudersovereenkomst.
2.2.
Op de overeenkomst van opdracht tussen partijen zijn de algemene voorwaarden 2015 van Vrijthofnotarissen van toepassing.
2.3.
De door VHN ten behoeve van [gedaagde partij] verrichtte werkzaamheden zijn gefactureerd voor een bedrag van € 1.210,- inclusief btw.
2.4.
[gedaagde partij] heeft de factuur niet voldaan, waardoor het gefactureerde bedrag is vermeerderd met incassokosten en wettelijke rente.
2.5.
Partijen hebben begin juni 2018 afgesproken dat [gedaagde partij] het bedrag inclusief de incassokosten en wettelijke rente in termijnen zou betalen. [gedaagde partij] heeft vervolgens in totaal € 746,23 aan VHN betaald. Het restant heeft hij onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
VHN wil dat [gedaagde partij] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 732,28, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW rente over dat bedrag vnaf datum dagvaarding. Verder vordert VHN veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten en nakosten.
3.2.
[gedaagde partij] heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde partij] erkent dat VHN in zijn opdracht notariële werkzaamheden heeft verricht. De hoogte van het gefactureerde bedrag van € 1.210,- inclusief btw acht [gedaagde partij] reëel. Hij heeft desondanks een gedeelte van de factuur inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten onbetaald gelaten omdat hij nooit een specificatie of uitsplitsing heeft ontvangen waarmee hij de notariële kosten in rekening kan brengen bij de werkmaatschappij dan wel de houdstermaatschappij, zodanig dat iedere partij zijn het aandeel betaalt.
4.2.
[gedaagde partij] is, zoals door hem ook erkend, degene geweest die de opdracht aan VHN heeft. Daarmee is hij verantwoordelijk voor de betaling van de werkzaamheden van VHN. Nu [gedaagde partij] naar aanleiding van de factuur van VHN een betalingsregeling heeft getroffen (welke hij slechts ten dele is nagekomen), heeft hij de (hoogte van de) vordering erkend. Dat hij een nadere specificatie of uitsplitsing van de factuur wenst in verband met door te belasten kosten doet daar niet aan af en ontslaat hem niet van zijn betalingsverplichting
4.3.
[gedaagde partij] stelt dat hij veel van de door VHN overgelegde aanmaningen niet heeft ontvangen. De kantonrechter begrijpt daaruit dat [gedaagde partij] de in rekening gebrachte buitengerechtelijke incassokosten betwist. Niet ter discussie staat echter dat [gedaagde partij] de factuur van 21 september 2016 en de aanmaningen van 21 oktober 2016 en 31 augustus 2018 heeft ontvangen. De aanmaningen voldoen aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW, zodat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten kunnen worden toegewezen.
4.4.
Gelet op het voorgaande kan de vordering van eisende partij worden toegewezen met inbegrip van de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten.
4.5.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
- dagvaarding € 86,85
- griffierecht € 499,-
- salaris gemachtigde
€ 440,-(2 punten x tarief € 120,- )
Totaal € 1.025,85
4.6.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan VHN tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 732,69 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 31 maart 2020 (dag van de dagvaarding) tot volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, aan de zijde van VHN tot op heden begroot op € 1.025,85,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door VHN volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,-- aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Driessen en in het openbaar uitgesproken.