ECLI:NL:RBLIM:2020:7900

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
8276172 CV EXPL 20-372
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens huurachterstand van meer dan drie maanden

In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 14 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Wonen Limburg en de bewindvoerder van [naam onderbewindgestelde]. De eisende partij, Stichting Wonen Limburg, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van meer dan drie maanden. De huurovereenkomst was op 8 december 2014 gesloten, waarbij [naam onderbewindgestelde] een woonruimte huurde voor € 556,79 per maand. Op het moment van dagvaarding was er een huurachterstand van € 3.720,59, waarvan een deel was voldaan voor de dagvaarding. De bewindvoerder voerde verweer en stelde dat de huurachterstand inmiddels minder dan drie maanden bedroeg en dat [naam onderbewindgestelde] in de toekomst de huur zou betalen.

De kantonrechter overwoog dat een huurachterstand van meer dan drie maanden voldoende grond biedt voor ontbinding van de huurovereenkomst. De persoonlijke en financiële omstandigheden van [naam onderbewindgestelde] werden niet als voldoende geacht om de ontbinding te rechtvaardigen. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot ontbinding en ontruiming moest worden toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor ontruiming na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8276172 CV EXPL 20-372
Vonnis van de kantonrechter bij vervroeging van 14 oktober 2020
in de zaak van
de stichting
STICHTING WONEN LIMBURG,
gevestigd en kantoorhoudende te Roermond,
eisende partij,
gemachtigde P.M.F. Otten, gerechtsdeurwaarder (Agin Otten Gerechtsdeurwaarders)
tegen
[gedaagde], h.o.d.n.
[handelsnaam], in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam onderbewindgestelde],
zaakdoende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna ‘Stichting Wonen Limburg’, ‘de bewindvoerder q.q.’ resp. ‘ [naam onderbewindgestelde] ’ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- akte opgave actuele huurachterstand genomen door Stichting Wonen Limburg
- antwoordakte genomen door de bewindvoerder q.q..
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op grond van de tussen Stichting Wonen Limburg en [naam onderbewindgestelde] tot stand gekomen huurovereenkomst van 8 december 2014 heeft [naam onderbewindgestelde] van Stichting Wonen Limburg gehuurd de woonruimte met aanhorigheden, staande en gelegen te [woonplaats] , aan het adres [adres] , zulks tegen een huurprijs van € 556,79 per maand, bij vooruitbetaling.
2.2.
Op enig moment is aan de zijde van [naam onderbewindgestelde] een achterstand ontstaan in zijn betalingsverplichtingen jegens Stichting Wonen Limburg.

3.Het geschil

3.1.
Stichting Wonen Limburg stelt dat [naam onderbewindgestelde] is tekortgeschoten in de nakoming van de op hem rustende betalingsverplichtingen voortvloeiende uit de tussen hem en Stichting Wonen Limburg stand gekomen huurovereenkomst. Uit hoofde van die overeenkomst is [naam onderbewindgestelde] tot en met de maand januari 2020 een bedrag van € 3.720,59 (waarvan
€ 3.243.31 aan hoofdsom en € 477,28 aan buitengerechtelijke kosten incl. btw) verschuldigd geworden. Voorafgaande aan de dagvaarding heeft Stichting Wonen Limburg een bedrag van € 600,00 ontvangen waarmee de vordering is verminderd.
3.2.
Op bovenstaande grond vordert Stichting Wonen Limburg om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden met veroordeling van de bewindvoerder q.q. om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde, de woonruimte met aanhorigheden, staande en gelegen te [woonplaats] , aan [adres] , te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden en met al het zijne en de zijnen onder afgifte der sleutels ter vrije en algehele beschikking van Stichting Wonen Limburg te stellen,
de bewindvoerder q.q. te veroordelen om aan haar, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen € 3.120,59, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening,
de bewindvoerder q.q. te veroordelen om aan haar, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen het bedrag van € 556,79 per maand zijnde huur c.q. gebruikersvergoeding voor iedere maand die vanaf 31 januari 2020 tot het tijdstip van de ontruiming mocht verstrijken of zijn ingegaan, een ingegane maand daarbij gerekend voor een hele maand, met veroordeling van de bewindvoerder q.q. in de proceskosten.
3.3.
De bewindvoerder q.q. voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[naam onderbewindgestelde] is gedagvaard voor de zitting van 22 januari 2020. Nadat de dagvaarding is uitgebracht, zijn blijkens het curatele- en bewindregister met ingang van 16 augustus 2020 de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam onderbewindgestelde] onder bewind gesteld van de bewindvoerder q.q. In de aanbiedingsbrief van antwoordakte van 25 augustus 2020, genomen op de rol van 26 augustus 2020, heeft de bewindvoerder q.q. vermeld dat [naam onderbewindgestelde] bij zijn kantoor onder bewind is gesteld. De kantonrechter houdt het er gelet op het voorgaande voor, nu de antwoordakte is genomen op de rolzitting van 26 augustus 2020, en daarmee tijdens het bewind, dat de bewindvoerder als formele procespartij is verschenen. Waar volgens de dagvaarding is gedagvaard [naam onderbewindgestelde] wordt dus gelezen dat is gedagvaard de bewindvoerder q.q..
4.2.
Blijkens de dagvaarding bestond de vordering van Stichting Wonen Limburg uit
€ 3.243,31 aan huurachterstand tot en met januari 2020 en € 477,28 aan buitengerechtelijke kosten (totaal € 3.720,59). Uit de dagvaarding maakt de kantonrechter op dat [naam onderbewindgestelde] voorafgaande aan de dagvaarding een bedrag van € 600,00 heeft betaald. Conform artikel 6:44 BW wordt zijn betaling allereerst aan de gevorderde buitengerechtelijke kosten ad
€ 477,28 toegerekend. Het restant van € 122,72 ( € 600,00 – € 477,28) komt in mindering op de huurachterstand zodat het door Stichting Wonen Limburg bij dagvaarding gevorderde bedrag ad € 3.120,59 (€ 3.243,31 - € 122,72) het restantdeel van de huurachterstand tot en met de maand januari 2020 betreft.
4.3.
De bewindvoerder q.q. erkent de vordering maar voert aan dat de huurachterstand thans minder dan drie maanden bedraagt. [naam onderbewindgestelde] is halverwege augustus 2020 onder bewind komen te staan en zal in de toekomst de verschuldigde huurpenningen betalen. [naam onderbewindgestelde] heeft na de dagvaarding een bedrag van € 1.500,00 betaald. Inmiddels betaalt hij maandelijks een bedrag van € 70,00. Onder deze omstandigheden is de gevraagde ontbinding niet gerechtvaardigd. Het belang van [naam onderbewindgestelde] om in het gehuurde te kunnen blijven verblijven, is groter dan het belang van Stichting Wonen Limburg om te ontbinden en ontruimen, aldus de bewindvoerder q.q.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat een huurachterstand van drie maanden voldoende grond oplevert om tot ontbinding en ontruiming over te gaan. Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW kan ontbinding achterwege blijven indien de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het is vervolgens aan de tekortschietende partij om zich voldoende gemotiveerd op deze uitzondering te beroepen. In zijn antwoordakte beroept de bewindvoerder q.q. zich op deze uitzonderingsgrond, zo begrijpt de kantonrechter. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de door de bewindvoerder q.q. aangevoerde persoonlijke en financiële omstandigheden van [naam onderbewindgestelde] geen feiten en omstandigheden die een beroep op de tenzij-clausule van artikel 6:265 BW kunnen doen slagen. Deze omstandigheden liggen in de risicosfeer van [naam onderbewindgestelde] . Ten tijde van de inleidende dagvaarding was de huurachterstand van [naam onderbewindgestelde] reeds meer dan drie maanden. Conform vaste rechtspraak kan een tekortkoming in het verleden niet meer ongedaan worden gemaakt. Een huurachterstand van (meer dan) drie maanden is ernstig genoeg en rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst.
4.5.
Het voorgaande brengt mee dat de vordering tot ontbinding en ontruiming zal worden toegewezen. De termijn voor ontruiming zal worden bepaald op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.6.
Ter zake van de huurachterstand heeft Stichting Wonen Limburg, bij akte opgave actuele huurachterstand van 15 juli 2020, gesteld dat de huurachterstand na januari 2020 verder is opgelopen. Een bedrag van € 1.760,00 heeft Stichting Wonen Limburg nog in depot. De kantonrechter begrijpt dat het in depot aanwezige bedrag in mindering moet strekken op het bij de inleidende dagvaarding gevorderde bedrag ad € 3.120,59 (zijnde huurachterstand tot en met januari 2020). Gelet op voorgaande ligt een bedrag van
€ 1.360,59 (€ 3.120,59 – € 1.760,00) aan huurachterstand tot en met de maand januari 2020 voor toewijzing gereed. De wettelijke rente zal worden toegewezen over € 1.360,59 vanaf datum dagvaarding.
4.7.
De vordering betreffende de huur c.q. gebruikersvergoeding zal worden toegewezen vanaf 31 januari 2020 tot de uiteindelijke ontruiming. De kantonrechter gaat er van uit dat Stichting Wonen Limburg, bij het innen van de huur c.q. gebruikersvergoeding, rekening houdt met de bedragen die de bewindvoerder q.q. aan huur c.q. gebruikersvergoeding vanaf 31 januari 2020 heeft betaald.
4.8.
Stichting Wonen Limburg maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ad € 477,28 incl. btw. Stichting Wonen Limburg heeft aan [naam onderbewindgestelde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief. Nu onder 4.2. reeds is overwogen dat het door [naam onderbewindgestelde] voorafgaande aan de dagvaarding betaalde bedrag ad € 600,00 allereerst aan de buitengerechtelijke kosten wordt toegerekend, zijn de buitengerechtelijke kosten daarmee reeds voldaan.
4.9.
De bewindvoerder q.q. zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van Stichting Wonen Limburg worden begroot op:
  • dagvaarding € 102,96
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.021,96

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst tussen [naam onderbewindgestelde] en Stichting Wonen Limburg met betrekking tot de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te [woonplaats] , aan het adres [adres] en veroordeelt de bewindvoerder q.q. om deze woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden en met al het zijne en de zijnen onder afgifte der sleutels ter vrije en algehele beschikking van Stichting Wonen Limburg te stellen,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan Stichting Wonen Limburg te betalen:
- € 1.360,59 zijnde de huurachterstand tot en met de maand januari 2020 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding tot de dag der algehele voldoening,
- € 556,79 per maand zijnde huur c.q. gebruikersvergoeding voor iedere maand die vanaf 31 januari 2020 tot het tijdstip van de ontruiming mocht verstrijken of zijn ingegaan, een ingegane maand daarbij gerekend voor een hele maand,
5.3.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. tot betaling van de proceskosten van Stichting Wonen Limburg, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.021,96,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en in het openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.
NZ