ECLI:NL:RBLIM:2020:7845

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
03/704517-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor afpersing en wapenbezit

Op 13 oktober 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder afpersing in vereniging, poging tot afpersing, en het voorhanden hebben van een semi-automatisch gaspistool. De verdachte werd bijgestaan door mr. M.J. Rubberg. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 september 2020, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank voor de feiten 2, 3 en 4. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de feiten, waarbij het bewijs werd geleverd door onder andere aangiften en bekennende verklaringen van de verdachte.

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een jeugddetentie van 360 dagen, waarvan 280 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en legde bijzondere voorwaarden op, waaronder deelname aan een behandeling bij De Catamaran GGzE en het meewerken aan urinecontroles. Daarnaast werd een werkstraf van 100 uur opgelegd. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de impact van de feiten op de slachtoffers, die zich ernstig bedreigd voelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, ondanks de vastgestelde geestelijke stoornissen, en dat de opgelegde straf recht deed aan de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd, jeugdstrafrecht
Parketnummer: 03/704517-20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken van 13 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2005,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.J. Rubberg, advocaat, kantoorhoudend in Echt.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 september 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Tevens zijn gehoord de ouders van verdachte, een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, afdeling jeugdreclassering (hierna: de GI).
Tevens is verschenen de benadeelde partij [slachtoffer 1] , bijgestaan door haar moeder.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is, na wijziging daarvan ter zake feit 3, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:
op 20 januari 2020 in Swalmen samen met (een) ander(en) [slachtoffer 1] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam supermarkt]
en/of op 20 januari 2020 in Swalmen samen met (een) ander(en) een of meer pakjes sigaretten/shag heeft weggenomen van [naam supermarkt] , waarbij geweld is gebruikt en/of is gedreigd met geweld;
Feit 2:
op 20 januari 2020 in Reuver samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd om
[slachtoffer 2] door geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam cafetaria] .
Feit 3: op 12 januari 2020 in Venlo samen met (een) ander(en) [slachtoffer 3] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld en/of sigaretten/shag toebehorende aan [naam tankstation] en/of [benadeelde 1];
Feit 4: op 20 januari 2020 in Swalmen een semi-automatisch gaspistool voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 2, 3 en 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde aangevoerd dat de afpersing in vereniging en de diefstal met geweld in vereniging wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met dien verstande dat bij deze feiten sprake is van eendaadse samenloop.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Feit 1:
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] [2] ;
- het proces-verbaal van verhoor van aangever [naam aangever] [3] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van
29 september 2020 [4] .
Feit 2:
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] [5] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van
29 september 2020 [6] .
Feit 3:
De opsomming van de bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer 3] [7] :
- de verklaring van aangever [slachtoffer 3] [8] ;
- de aangifte van [benadeelde 1] [9] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van
29 september 2020 [10] .
Feit 4:
- de kennisgeving van inbeslagname [11] ;
- de bevindingen van de verbalisant [12] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie [13] .
Op grond van voormelde bewijsmiddelen, en op grond van de redengevende inhoud van deze bewijsmiddelen, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de
verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 20 januari 2020 te Swalmen, in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld (495,55 euro), dat aan de [naam supermarkt] toebehoorde, welke dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- voornoemde [naam supermarkt] met een deel van een jas voor hun mond hebben betreden en
- de deur van voornoemde [naam supermarkt] hebben geblokkeerd middels een prullenbak en
- messen hebben getoond aan en gericht op die [slachtoffer 1] en
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd: "Maak die la open, geld, geld" en "Geef me dat geld",
en op 20 januari 2020 te Swalmen, gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met anderen, pakjes sigaretten/shag, die aan [naam supermarkt] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- voornoemde [naam supermarkt] met een deel van een jas voor hun mond hebben betreden en
- de deur van voornoemde [naam supermarkt] hebben geblokkeerd middels een prullenbak
- messen hebben getoond aan en gericht op die [slachtoffer 1] en
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd: "Maak die la open, geld, geld" en "Geef me dat geld".
2.
op 20 januari 2020 te Reuver, gemeente Beesel, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag dat aan [naam cafetaria] toebehoorde, welk geweld en dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- met een ijzeren voorwerp op de toonbank hebben geslagen en
- op dreigende toon hebben gezegd: "Dit is een overval, geef mij geld" en
- een vuurwapen aan voornoemde [slachtoffer 2] hebben getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
op 12 januari 2020 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte van enig geldbedrag (330,00 euro) en sigaretten/shag, die [naam tankstation] en/of [benadeelde 1] toebehoorden,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededader:
- de deur van voornoemde [naam tankstation] hebben geblokkeerd middels een brandblusser en
- op de toonbank zijn geklommen, terwijl verdachte en zijn mededader een vuurwapen en mes richting voornoemde [slachtoffer 3] hebben gewezen en
- meermalen op dreigende toon tegen die [slachtoffer 3] hebben gezegd "geld geld, geld, meer geld" en/of "sigaretten";
4.
op 20 januari 2020 te Swalmen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten semi-automatisch gaspistool, van het merk Reck, model P6, kaliber 8 mm knal, zijnde een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen
en in voortgezette handeling gepleegd met
diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 3:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 4:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog drs. L. Heulekom heeft over de geestvermogens van de verdachte op 17 april 2020 een rapport uitgebracht. De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 360 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 280 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie verzocht op te leggen, dat de verdachte:
– meewerkt aan de behandeling bij De Catamaran GGzE te Eindhoven voor de duur van één jaar;
– meewerkt aan traumabehandeling op het moment dat de jeugdreclassering dit in overleg met de behandelaar van De Catamaran nodig acht;
– meewerkt aan urinecontroles op middelengebruik;
– geen contact opneemt met de medeverdachten en slachtoffers, tenzij de jeugdreclassering daar toestemming voor geeft;
– zich houdt aan een locatieverbod voor de supermarkt [naam supermarkt] te Swalmen.
De officier van justitie heeft verder gevorderd aan de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen jeugddetentie op te leggen.
Tot slot heeft de officier van justitie opheffing van het (geschorste) bevel van de voorlopige hechtenis gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie niet in het belang van de verdachte is. De raadsman heeft verzocht een eventueel op te leggen voorwaardelijke jeugddetentie te matigen gelet op de jonge leeftijd van de verdachte. De verdachte is vooral gebaat bij hulpverlening. Ten aanzien van (eventueel) op te leggen bijzondere voorwaarden en ten aanzien van een op te leggen werkstraf, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan een viertal strafbare feiten.
Op 20 januari 2020 wordt de verdachte op heterdaad aangehouden nadat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot overval op een cafetaria in Reuver en een overval op [naam supermarkt] in Swalmen. In de middag van deze 20e januari zijn de verdachte en de medeverdachten op het idee gekomen om een overval te plegen. Eerst wordt nog gedacht aan het plegen van een overval op een tankstation in Reuver, maar omdat het daar te druk is, wordt besloten om een cafetaria te overvallen. Een van de medeverdachten, medeverdachte [medeverdachte 1] , gaat voor de overval nog naar het toilet, waarna de verdachte en de andere medeverdachten ( [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ), na zich allemaal met messen en een alarmpistool te hebben bewapend, de cafetaria binnenvallen. Er wordt geschreeuwd om geld en er wordt met een ijzeren staaf op de toonbank geslagen. De eigenaar lijkt niet onder de indruk van de verdachten en geeft geen geld af. De verdachten besluiten daarop om de overval af te breken. De medeverdachte [medeverdachte 1] , die zich op het moment van de overval op het toilet bevond, loopt een halve minuut later rustig en zonder verder iets te zeggen de cafetaria uit. Na de overval komen de verdachten, waaronder ook de medeverdachte [medeverdachte 1] , weer bij elkaar in een parkje. De zucht naar geld doet hen besluiten om naar Swalmen te reizen en daar een overval te plegen. Omstreeks 20.40 uur vallen zij, wederom bewapend met messen en een alarmpistool, de [naam supermarkt] binnen. Om te voorkomen dat de deur wordt afgesloten, zetten de verdachte met medeverdachte [medeverdachte 3] een prullenbak tussen de deur van de [naam supermarkt] . De medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] focussen zich vervolgens op het wegnemen van de sigaretten en de shag en medeverdachte [medeverdachte 2] focust zich op het slachtoffer achter de servicebalie die aan hem het geld moet afgeven. De verdachte blijft een beetje bij de deur hangen. De verdachte en de medeverdachten deinzen er daarbij niet voor terug om het slachtoffer op een agressieve manier te benaderen om hun zin te krijgen. Nadat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] de sigaretten en de shag hebben ingeladen en het slachtoffer aan de verdachte het geld heeft afgegeven, rennen zij met zijn vieren de winkel uit.
Met het voorhanden hebben van het semi automatisch gaspistool heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie.
De verdachte heeft zich acht dagen voor deze feiten met medeverdachte [medeverdachte 2] schuldig gemaakt aan een overval op het tankstation [naam tankstation] . De twee, een gewapend met een pistool en een met een mes, stormen het tankstation binnen naar de balie. Even worden de daders afgeleid als de toegangsdeur die zij met een brandblusser hebben gebarricadeerd, toch dicht gaat. De verdachte bedreigt de kassamedewerker door een pistool op hem te richten en de medeverdachte springt met een mes gericht op de kassamedewerker op de toonbank en roept om geld en sigaretten.
Het spreekt voor zich dat dit soort feiten de rechtsorde schokken en de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterken. De ervaring leert dat dergelijke misdrijven een heftige en traumatiserende ervaring veroorzaken bij de slachtoffers. Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft verklaard zich ernstig bedreigd gevoeld te hebben door de verdachte en de medeverdachten. Na de overval was het slachtoffer angstig. Zij heeft enkele weken slecht geslapen en durfde niet in het donker naar buiten. Ook nu is het slachtoffer nog steeds alert en op haar hoede als zij op straat loopt, vooral wanneer zij een luidruchtig groepje jongeren ziet. Na de overval heeft het slachtoffer geestelijke ondersteuning gehad van “Doen”.
De verdachte en de medeverdachten hebben zich enkel laten leiden door de zucht naar ‘snel geld verdienen’ waarmee zij hebben getoond geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Zij hebben enkel gedacht aan eigen financieel gewin, zonder daarbij aan anderen te denken en wat het met hen doet.
De persoon van de verdachte
De rechtbank houdt in dit kader rekening met de inhoud van het strafblad van de verdachte van 27 augustus 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de bevindingen van de deskundige Heulekom voornoemd. Uit de rapportage van de deskundige blijkt dat er bij de verdachte sprake is van en ziekelijke stoornis, te weten een posttraumatische-stressstoornis (PTSS). Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Dit speelde ook ten tijde van de tenlastegelegde feiten en beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen negatief. Echter, aangezien er beperkt zicht is gekomen op hem, is ook voorstelbaar dat de verdachte goed wist hoe hij handelde. Daarom onthoudt onderzoeker zich van een advies over een eventuele doorwerking in het tenlastegelegde.
In het kader van een zo gunstig mogelijk verdere ontwikkeling, wordt individuele ambulante behandeling geadviseerd onder andere gericht op het versterken van de weerbaarheid, het verminderen van de beïnvloedbaarheid en het vergroten van de copingvaardigheden van de verdachte. Daarnaast kan worden gedacht aan het inzetten van een groepstherapie en wordt een gezinsinterventie van belang geacht. De behandeling kan worden vormgegeven binnen het kader van een voorwaardelijk strafdeel. Begeleiding door de jeugdreclassering is hierbij tevens van belang. Verwacht wordt dat de hulp van de grond komt binnen een duidelijk kader, waarin toezicht en structuur aan hem wordt geboden.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de bevindingen en het strafadvies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 3 september 2020.
De raad adviseert dat de verdachte:
– meewerkt aan de behandeling bij De Catamaran GGzE te Eindhoven voor de duur van één jaar;
– meewerkt aan traumabehandeling op het moment dat de jeugdreclassering dit in overleg met de behandelaar van De Catamaran nodig acht;
– meewerkt aan urinecontroles op middelengebruik;
– geen contact opneemt met de medeverdachten en slachtoffers, tenzij de jeugdreclassering daar toestemming voor geeft;
– zich houdt aan een locatieverbod voor de supermarkt [naam supermarkt] te Swalmen;
– zich zal melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als zij dat nodig vinden.
De GI (jeugdreclassering) heeft op de zitting nog toegelicht dat het voor de verdachte moeilijk is zich aan afspraken te houden. De verdachte moet leren accepteren dat hij niet alles zelf kan en mag bepalen. De jeugdreclassering heeft niet de overtuiging dat de verdachte zich aan de regels en afspraken binnen De Catamaran zal houden, reden waarom er ook een zeer grote stok achter de deur moet staan in de vorm van een jeugddetentie. Ook zijn er zorgen over het cannabisgebruik van de verdachte. De verdachte kan bij De Catamaran alleen op strafrechtelijke titel verblijven. Omdat op dit moment niet duidelijk is of de rechtbank de behandeling bij De Catamaran zal opleggen, is ook een civielrechtelijke procedure opgestart.
De straf
De rechtbank houdt er rekening mee dat bij het bepalen van de strafmaat verschillende belangen een rol spelen. Aan de ene kant moet recht worden gedaan aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor (potentiële) slachtoffers (vergelding), en aan de andere kant moet rekening worden gehouden met de persoon van de verdachte en het belang dat de maatschappij heeft bij een afdoening die voorkomt dat de nog jeugdige verdachte opnieuw de fout in gaat (preventie).
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de landelijke rechterlijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting die gelden voor dit soort feiten.
De rechtbank is alles overwegende van oordeel dat aan de verdachte een jeugddetentie moet worden opgelegd voor de duur van 360 dagen, waarvan 280 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht (waarbij de rechtbank uitgaat van 80 dagen voorarrest). De rechtbank zal daarbij als bijzondere voorwaarden opleggen dat de verdachte gedurende het eerste jaar van de proeftijd zal meewerken aan een klinische behandeling bij De Catamaran GGzE te Eindhoven of een soortgelijke instelling. Mocht de jeugdreclassering in overleg met de behandelaars van De Catamaran traumabehandeling nodig vinden, moet de verdachte daaraan ook meewerken. Verder moet de verdachte meewerken aan urinecontroles op middelengebruik. De rechtbank zal verder aan de verdachte een meldplicht opleggen bij de jeugdreclassering. Voorts wordt opgelegd een contactverbod met de medeverdachten en dat hij zich voor de duur van maximaal één jaar, of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt, houdt aan een locatieverbod voor de supermarkt [naam supermarkt] te Swalmen.
De rechtbank zal daarnaast een taakstraf in de vorm van een werkstraf opleggen voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie.
Tot slot zal de rechtbank het (geschorste) bevel voorlopig hechtenis opheffen met ingang van de datum dat dit vonnis onherroepelijk wordt.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] , wettelijke vertegenwoordiger van het minderjarige slachtoffer [slachtoffer 1] , vordert een schadevergoeding van in totaal € 2.250,00 ten aanzien van feit 1, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering bestaat uit € 2.250,00 immateriële schade.
7.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht de vergoeding van de totale schade (€ 2.250,00), zoals door de benadeelde partij verzocht, toewijsbaar. De officier van justitie heeft verzocht bij toewijzing van de vordering de gevorderde wettelijke rente toe te kennen alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering kan worden toegewezen.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat het slachtoffer als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht, alles overziend, het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 2.250,00 naar maatstaven van billijkheid gerechtvaardigd. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen de jonge leeftijd van het slachtoffer, het feit dat zij werd overvallen door een viertal personen bewapend met messen en een vuurwapen en het feit dat zij geen kant op kon omdat zij door de verdachte en de medeverdachten werd ingesloten. Naar het oordeel van de rechtbank liggen de nadelige gevolgen van de gewapende overval voor het slachtoffer zo voor de hand dat voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer de gestelde schade heeft geleden. De impact van een dergelijke overval op een minderjarig slachtoffer zoals in onderhavige zaak, is zonder meer invoelbaar.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een (totaal) bedrag van € 2.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot een bedrag van
€ 2.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het te vergoeden bedrag van in totaal € 2.250,00 vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel wordt hoofdelijk aan de verdachte en de medeverdachten opgelegd, omdat zij als medeplegers van de overval worden veroordeeld.
7.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van in totaal € 33,27 ten aanzien van feit 2, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering bestaat uit € 33,27 voor de schade aan de toonbank.
7.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht de vergoeding van de totale schade (€ 33,27), zoals door de benadeelde partij verzocht, toewijsbaar. De officier van justitie heeft verzocht bij toewijzing van de vordering de gevorderde wettelijke rente toe te kennen alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen nu de schade voldoende is onderbouwd en niet is betwist.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een (totaal) bedrag van € 33,27, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het gevorderde bedrag zal de rechtbank geen schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7.3
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van in totaal € 2.500,00 ten aanzien van feit 3, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast vordert de benadeelde partij € 2,44 aan proceskosten.
7.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht vergoeding van een bedrag van € 2.000,00 voor de door de benadeelde partij geleden immateriële schade toewijsbaar. De officier van justitie heeft verzocht het overige door de benadeelde partij gevorderde bedrag (€ 500,00) aan immateriële schade
niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie heeft voorts verzocht de gevorderde wettelijke rente toe te kennen alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij op hetzelfde standpunt gesteld als de officier van justitie.
7.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is van een ‘aantasting in de persoon op andere wijze’. De benadeelde partij was aan het werk bij het tankstation [naam tankstation] op het moment dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] het tankstation binnenkomen. De verdachte, die gemaskerd is met een bivakmuts, loopt op de balie af en slaat met een pistool meermalen op de balie. De medeverdachte [medeverdachte 2] , met dichtgesnoerde capuchon en gewapend met een vleesmes, springt op de balie en dwingt de benadeelde partij, met het mes op hem gericht geld en sigaretten af te geven. De benadeelde partij voelde zich hierdoor ernstig bedreigd. Hij ondervindt ook thans nog de nadelige gevolgen van de overval, zoals slaapproblemen, een gevoel van angst en onzekerheid en het verlies van vertrouwen in de medemens. De rechtbank is van oordeel dat bij een dergelijke normschending de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat immateriële schade van de benadeelde partij in ieder geval op een bedrag van € 2.000,00 kan worden geschat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2020.
De rechtbank zal de benadeelde voor het meer gevorderde bedrag niet-ontvankelijk verklaren, waarbij benadeelde de mogelijkheid behoudt zich alsnog tot de burgerlijke rechter te wenden.
De rechtbank zal voorts, nu deze niet worden betwist, de gevorderde reiskosten van € 2,44 toewijzen en de totale schade van € 2.002,44 hoofdelijk opleggen.
7.4
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert in de zaak met parketnummer 03/704516-20 een schadevergoeding ten aanzien van feit 3, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is als volgt opgebouwd.
Materiële schade
- kasgeld á € 330,00
- twee pakjes sigaretten € 16,00
- doorbetaling loon € 27,78
- sluiten van de zaak voor sporenonderzoek € 1.280,00 inclusief BTW,
€ 1.072,00 exclusief BTW
Proceskosten€ 40,00
De verzekering heeft een bedrag van € 330,00 voor het kasgeld vergoed en een bedrag van € 59,77 voor winstderving.
7.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de post die ziet op vergoeding van de twee pakjes sigaretten kan worden toegewezen. Het kasgeld is door de verzekering vergoed, evenals de winstderving door het omzetverlies in verband met het sluiten van de zaak. De post die ziet op de doorbetaling van het loon moet worden afgewezen, omdat deze post niet is onderbouwd. Dat geldt ook voor de proceskosten. De officier van justitie heeft voorts verzocht de gevorderde wettelijke rente toe te kennen, de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en hoofdelijke toewijzing.
7.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij op hetzelfde standpunt gesteld als de officier van justitie.
7.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat, nu deze post niet wordt betwist, de schade voor de sigaretten hoofdelijk kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2020 en gelet op het toe te kennen bedrag zonder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal verder, nu deze worden betwist en niet zijn onderbouwd, de posten ten aanzien van de loonderving en de proceskosten afwijzen.
De rechtbank zal voorts de gevorderde kosten van het omzetverlies omdat de benadeelde het tankstation heeft moeten sluiten voor onderzoek door de politie, afwijzen. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de administrateur van de benadeelde partij berekend heeft, dat op grond van een omzetverlies van € 1.280,00, de benadeelde partij een winstderving heeft gehad van € 59,77. Dit bedrag is door de verzekering vergoed.
Dat geldt ook voor het buitgemaakte kasgeld van € 330,00.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 56, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77x, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie van 360 dagen, waarvan 280 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
– meewerken aan de behandeling bij De Catamaran GGzE te Eindhoven voor de duur van één jaar;
– meewerken aan traumabehandeling op het moment dat de jeugdreclassering dit in overleg met de behandelaar van De Catamaran nodig acht;
– meewerken aan urinecontroles op middelengebruik;
– dat de veroordeelde, voor zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opneemt, zoekt of heeft met:
- [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2002 te [geboorteplaats 2] , wonende aan de [adresgegevens medeverdachte 2] ;
- [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2004 te [geboorteplaats 3] , wonende aan de [adresgegevens medeverdachte 1] ;
- [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2002 te [geboorteplaats 3] , wonende te
[adresgegevens medeverdachte 3] ;
– dat de veroordeelde zich houdt aan een locatieverbod voor de supermarkt [naam supermarkt] te Swalmen, voor de maximale duur van één jaar of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt.
  • geeft aan de gecertificeerde instelling Bureau Jeugdzorg Limburg, jeugdreclassering de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk;
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis met ingang van de datum dat dit vonnis onherroepelijk wordt;
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 50 dagen;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 2](wettelijke vertegenwoordiger van het minderjarige slachtoffer
[slachtoffer 1]) te [woonplaats 1] ten aanzien van feit 2
toeen veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 2.250,00, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
20 januari 2020tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]te [woonplaats 2] ten aanzien van feit 2 toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 33,27, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
20 januari 2020tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]ten aanzien van feit 3 gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 2.002,44, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
12 januari 2020tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij voor de meer gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
-
wijstde vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] ten aanzien van feit 3 gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 16,00, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
12 januari 2020tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • wijst de meer of anders gevorderde schade af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.J. van den Acker, voorzitter, mr. S.A.M.C. van de Winkel en mr. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 oktober 2020.
Mr. C.M.J. van den Acker is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter zake feit 3, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Swalmen, in elk geval in de gemeente
Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld
(ongeveer 495,55 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele an de
[naam supermarkt] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke geweld en/of welke dreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [naam supermarkt] met een deel van een jas voor zijn/hun mond/gezicht
heeft/hebben betreden en/of
- de deur van voornoemde [naam supermarkt] heeft/hebben geblokkeerd middels een
prullenbak, althans een daarop gelijkend voorwerp en/of
- een of meer mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en),
heeft/hebben getoond aan en/of gericht op die [slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd:
"Maak die al open, geld, geld" en/of "Geef me dat geld", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Swalmen, gemeente Roermond,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer
pakjes sigaretten/shag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
de [naam supermarkt] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers
aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [naam supermarkt] met een deel van een jas voor zijn/hun mond/gezicht
heeft/hebben betreden en/of
- de deur van voornoemde [naam supermarkt] heeft/hebben geblokkeerd middels een
prullenbak, althans een daarop gelijkend voorwerp en/of
- een of meer mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en),
heeft/hebben getoond aan en/og gericht op die [slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd:
"Maak die la open, geld, geld" en/of "Geef me dat geld", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Reuver, gemeente Beesel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, in elk geval een of
meer goederen, dat geheel of ten dele aan [naam cafetaria] toebehoorde, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk
geweld en/of dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en of zijn
mededader(s):
- met een ijzeren voorwerp, althans een hard en/of stomp voorwerp, op de
toonbank heeft/hebben geslagen en/of
- ( vervolgens) op dreigende toon heeft/hebben gezegd: "Dit is een overval,
geef mij geld" althans woorden van gelijke strekking en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 12 januari 2020 in de gemeente Venlo, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte van enig
geldbedrag (ongeveer 330,00 euro) en/of sigaretten/shag, in elk geval een of
meer goederen, dat geheel of ten dele aan [naam tankstation] en/of [benadeelde 1] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s):
- de deur van voornoemde [naam tankstation] heeft/hebben geblokkeerd middels een
brandblusser, althans een daarop gelijkend voorwerp en/of
- vervolgens op de toonbank is/zijn geklommen, terwijl verdachte en/of zijn
mededader(s) een vuurwapen en/of mes, althans (een) daarop gelijkend(e)
voorwerp(en) richting voornoemde [slachtoffer 3] heeft/hebben gewezen en/of
- ( daarbij) meermalen, althans eenmaal, op dreigende toon tegen die [slachtoffer 3]
heeft/hebben gezegd "geld geld, geld, meer geld" en/of "sigaretten", althans
woorden van gelijke aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Swalmen,
in elk geval in de gemeente Roermond,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten semi-automatisch gaspistool, van het merk Reck, model P6,
kaliber 8 mm knal, zijnde een (vuur)wapen in de vorm van een geweer, revolver
en/of pistool voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer PL2330-2020011006, gesloten d.d. 11 mei 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 943.
2.Pagina’s 400 tot en met 402.
3.Pagina’s 403 tot en met 405.
4.Proces-verbaal van de terechtzitting van 29 september 2020.
5.Pagina’s 616 tot en met 621.
6.Proces-verbaal van de terechtzitting van 29 september 2020.
7.Proces-verbaal van aangifte, pagina 699-701.
8.Proces-verbaal van verhoor, pagina 702-705.
9.Proces-verbaal van aangifte, pagina’s 706-707.
10.Proces-verbaal van de terechtzitting van 29 september 2020.
11.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina’s 210-211.
12.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek wapen, pagina’s 906-913.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina’s 164-165.