Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
op 20 januari 2020 in Swalmen samen met (een) ander(en) [slachtoffer 1] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam supermarkt 1]
op 20 januari 2020 in Reuver samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd om
: op 12 januari 2020 in Venlo samen met (een) ander(en) [slachtoffer 3] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld en/of sigaretten/shag toebehorende aan [naam tankstation] en/of [benadeelde 1];
op 26 december 2019 in Blerick [slachtoffer 4] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld en/of sigaretten/shag toebehorende aan [naam supermarkt 2] ;
op 9 december 2019 in Blerick [slachtoffer 5] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam supermarkt 2] ;
op 15 november 2019 in Blerick heeft geprobeerd een hoeveelheid geld weg te nemen van [naam supermarkt 3] , waarbij geweld is gebruik en/of is gedreigd met geld, dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer 6] door geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam supermarkt 3] ;
3.De beoordeling van het bewijs
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en/of de maatregel
Op 20 januari 2020 wordt de verdachte uiteindelijk op heterdaad aangehouden nadat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot overval op een cafetaria in Reuver en een overval op [naam supermarkt 1] in Swalmen. In de middag van deze 20e januari zijn de verdachte en de medeverdachten op het idee gekomen om een overval te plegen. Eerst wordt nog gedacht aan het plegen van een overval op een tankstation in Reuver, maar omdat het daar te druk is, wordt besloten om een cafetaria te overvallen. Een van de medeverdachten, medeverdachte [medeverdachte 1] , gaat voor de overval nog naar het toilet, waarna de verdachte en de andere medeverdachten ( [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ), na zich allemaal met messen en een alarmpistool te hebben bewapend, de cafetaria binnenvallen. Er wordt geschreeuwd om geld en er wordt met een ijzeren staaf op de toonbank geslagen. De eigenaar lijkt niet onder de indruk van de verdachten en geeft geen geld af. De verdachten besluiten daarop om de overval af te breken. De medeverdachte [medeverdachte 1] , die zich op het moment van de overval op het toilet bevond, loopt een halve minuut later rustig en zonder verder iets te zeggen de cafetaria uit. Na de overval komen de verdachten, waaronder ook de medeverdachte [medeverdachte 1] , weer bij elkaar in een parkje. De zucht naar geld doet hen besluiten om naar Swalmen te reizen en daar nog een overval te plegen. Omstreeks 20.40 uur vallen zij, wederom bewapend met messen en een alarmpistool, de [naam supermarkt 1] binnen. Om te voorkomen dat de deur wordt afgesloten, zetten de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een prullenbak tussen de deur van de [naam supermarkt 1] . De medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] focussen zich vervolgens op het wegnemen van de sigaretten en de shag en de verdachte focust zich op het slachtoffer achter de servicebalie die aan hem het geld moet afgeven. De medeverdachte [medeverdachte 2] blijft een beetje bij de deur hangen. De verdachte en de medeverdachten deinzen er daarbij niet voor terug om het slachtoffer op een agressieve manier te benaderen om hun zin te krijgen. Nadat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] de sigaretten en de shag hebben ingeladen en het slachtoffer aan de verdachte het geld heeft afgegeven, rennen zij met zijn vieren de winkel uit.
7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
€ 2.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
€ 1.072,00 exclusief BTW
Gelet op de geringe hoogte van het toe te wijzen bedrag ( € 16,00) zal de rechtbank geen schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
- beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- [medeverdachte 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2005, wonende aan de [adresgegevens medeverdachte 2] ;
- [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2004 te [geboorteplaats 3] , wonende aan de [adresgegevens medeverdachte 1] ;
- [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2002 te [geboorteplaats 3] , wonende te
[adresgegevens medeverdachte 3] ;
- geeft aan de gecertificeerde instelling William Schrikkerstichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 160 uren;
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 80 dagen;
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren, bestaande uit de training ‘So cool’;
- beveelt dat indien de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 20 dagen;
wijstde vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 2](wettelijke vertegenwoordiger van het minderjarige slachtoffer
[slachtoffer 1]) te [woonplaats 1] ten aanzien van feit 1
toeen veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 2.250,00, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
20 januari 2020tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
wijstde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]te [woonplaats 2] ten aanzien van feit 2 toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 33,27, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
20 januari 2020tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
wijstde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]ten aanzien van feit 3 gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 2.002,44, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
12 januari 2020tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- verklaart de benadeelde partij voor de meer gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer,
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
wijstde vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] ten aanzien van feit 3 gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 16,00, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
12 januari 2020tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- wijst de meer of anders gevorderde schade af;
wijstde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]ten aanzien van feit 4 gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 2.004,47, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
26 december 2019tot aan de dag van de volledige voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- verklaart de benadeelde partij voor de meer gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer,
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
wijstde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 6]ten aanzien van feit 6 toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 1.342,48, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
15 november 2019tot aan de dag van de volledige voldoening;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer,
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
wijstde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 7]in de zaak met parketnummer 03/661002-20, toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 166,85, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
5 oktober 2019tot aan de dag van de volledige voldoening;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer,
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.