ECLI:NL:RBLIM:2020:7844

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
03/704516-20, 03/661002-20 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor meerdere feiten van afpersing en poging tot diefstal, met DNA-bewijs en strafmaat

Op 13 oktober 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder afpersing in vereniging en poging tot diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op verschillende data en locaties gewelddadige overvallen heeft gepleegd, waarbij slachtoffers onder bedreiging van geweld werden gedwongen tot afgifte van geld en goederen. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte, waaronder DNA-bewijs dat op glasscherven van een vernielde auto werd aangetroffen, als wettig en overtuigend beoordeeld. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 540 dagen, waarvan 429 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en moet zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de jeugdreclassering en een locatieverbod. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 160 uur en een leerstraf van 40 uur. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die slachtoffer zijn geworden van de overvallen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd, jeugdstrafrecht
Parketnummer: 03/704516-20
Parketnummer: 03/661002-20 (ter terechtzitting gevoegd)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken van 13 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2002,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.J.D.D. Burhenne, advocaat, kantoorhoudende te Weert.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 september 2020. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Tevens zijn gehoord de ouders van de verdachte, een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, afdeling jeugdreclassering (hierna: de GI).
Tevens zijn verschenen de benadeelde partijen:
- [slachtoffer 1] , bijgestaan door haar moeder;
- [slachtoffer 7] ;
- Mr. J.B.J.G.M. Schyns, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn, na wijziging daarvan ten aanzien van feit 3, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
In de zaak met parketnummer 03/704516-20:
Feit 1:
op 20 januari 2020 in Swalmen samen met (een) ander(en) [slachtoffer 1] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam supermarkt 1]
en/of op 20 januari 2020 in Swalmen samen met (een) ander(en) een of meer pakjes sigaretten/shag heeft weggenomen van [naam supermarkt 1] , waarbij geweld is gebruikt en/of is gedreigd met geweld;
Feit 2:
op 20 januari 2020 in Reuver samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd om
[slachtoffer 2] door geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam cafetaria] ;
Feit 3
: op 12 januari 2020 in Venlo samen met (een) ander(en) [slachtoffer 3] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld en/of sigaretten/shag toebehorende aan [naam tankstation] en/of [benadeelde 1];
Feit 4:
op 26 december 2019 in Blerick [slachtoffer 4] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld en/of sigaretten/shag toebehorende aan [naam supermarkt 2] ;
Feit 5:
op 9 december 2019 in Blerick [slachtoffer 5] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam supermarkt 2] ;
Feit 6:
op 15 november 2019 in Blerick heeft geprobeerd een hoeveelheid geld weg te nemen van [naam supermarkt 3] , waarbij geweld is gebruik en/of is gedreigd met geld, dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer 6] door geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam supermarkt 3] ;
In de zaak met parketnummer 03/661002-20:
op 5 oktober 2019 in Venlo heeft geprobeerd goederen weg te nemen uit een personenauto van [slachtoffer 7] , waarbij hij de ruit van die personenauto heeft vernield.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de tenlastelegging van de officier van justitie niet de schoonheidsprijs verdient. Naast een aantal typefouten heeft de rechtbank geconstateerd dat bij feit 4 de afpersing dubbel ten laste is gelegd. Voorts is in feit 5 opgenomen dat de verdachte door geweld en bedreiging met geweld de slachtoffers heeft bewogen om goederen af te geven, terwijl voorafgaande aan de verfeitelijking alleen is vermeld: “welk geweld hierin bestond”, en verzuimd is toe te voegen “en/of welke bedreiging met geweld”.
De rechtbank zal deze omissies in de bewezenverklaring verwerken. De verdachte is daardoor, mede nu de raadsvrouw daarover ter terechtzitting geen opmerkingen heeft gemaakt, niet in zijn verdediging geschaad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de in de zaak met parketnummer 03/704516-20 onder 1 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met dien verstande dat de afpersing en de diefstal met geweld als een eendaadse samenloop moeten worden bezien.
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de overige onder voornoemd parketnummer tenlastegelegde feiten, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft wel opgemerkt dat ter zake feit 4 het onderdeel het doorladen van het pistool niet bewezen kan worden. De verdachte dient van dit onderdeel te worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft voorts gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 03/661002-20 tenlastegelegde feit. De verdachte ontkent dat hij dit feit heeft gepleegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
In de zaak met parketnummer 03/704516-20
Feit 1
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] [2] ;
- het proces-verbaal van verhoor van aangever [naam aangever 1] [3] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van
29 september 2020 [4] ;
Feit 2
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] [5] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van
29 september 2020 [6] ;
Feit 3:
De opsomming van de bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer 3] [7] :
- de verklaring van aangever [slachtoffer 3] [8] ;
- de aangifte van [benadeelde 1] [9] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 29 september 2020 [10] ;
Feit 4:
De opsomming van de bewijsmiddelen:
- de aangifte van [naam aangever 2] , namens [naam supermarkt 2] en [slachtoffer 4] [11] ;
- de bevindingen van de verbalisant [12] ;
- de verklaring van de getuige [slachtoffer 4] [13] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 29 september 2020 [14] .
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat er ook sprake is geweest van het door de verdachte doorladen van het pistool. Aangeefster verklaart expliciet dat de verdachte de bovenkant van het pistool naar achteren trok en zij daarbij een klikgeluid hoorde. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan die verklaring van aangeefster.
Feit 5:
De opsomming van de bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer 5] , namens de [naam supermarkt 2] [15] ;
- de bevindingen van de verbalisant [16] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 29 september 2020 [17] ;
Feit 6:
De opsomming van de bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer 6] [18] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 29 september 2020 [19] .
In de zaak met parketnummer 03/661002-20:
Aangeefster [slachtoffer 7] doet aangifte van een poging diefstal uit haar auto. Zij verklaart [20] :
Op 5 oktober 2019, omstreeks 16.00 uur, parkeerde ik mijn personenauto, merk Ford, type Focus C-Max, kleur grijs, voorzien van het kenteken [kenteken] , geheel intact en onbeschadigd op de Boekenderstraat te Blerick. Omstreeks 16.45 uur kwam ik terug bij mijn personenauto. Op dat moment zag ik dat het portierraam van de bijrijderszijde was ingeslagen. Tevens zag ik dat men het dashboardkastje geopend had. In het dashboardkastje trof ik een druppel bloed aan. Tevens bevond zich bloed aan het bijrijders portier. Uit mijn personenauto werd verder niets weggenomen. Genoemde personenauto is mijn eigendom.
Proces-verbaal veiligstellen en overdracht DNA-sporendrager t.b.v. DNA-kit. [21]
Er is een forensisch onderzoek ingesteld naar deze auto-inbraak. Bij dit onderzoek zijn de scherven van de ruit van de auto bemonsterd voor onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal. Deze bemonstering werd gewaarmerkt met SIN AALZ8184NL en voor onderzoek veiliggesteld.
Proces-verbaal vooronderzoek lab: [22]
Op een van de bemonsterde scherven SIN AALZ8184NL is bloed aangetroffen. Dit bloed is bemonsterd op mogelijke aanwezigheid van humane biologische sporen. Dat spoor is veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAMP3905NL en verzegeld.
Rapport Nederland Forensisch instituut van 20 april 2020: [23]
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft DNA-onderzoek verricht aan de bemonstering van de trottoirtegel met nummer SIN AAMP3905NL. Van de bemonstering kon een DNA-profiel worden opgemaakt. Dit DNA-profiel is vergeleken met opgeslagen DNA-profielen in de databank. Het op de scherven aangetroffen DNA-profiel matchte met het opgeslagen DNA-profiel van [verdachte] geboren op [geboortedatum 1] 2002. De kans dat het DNA van een ander afkomstig is dan van de verdachte is kleiner dan één op één miljard.
Gelet op het aantreffen van het DNA-profiel van de verdachte in het bloed op de glasscherven van de gebroken ruit in de personenauto, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat dat bloed met het DNA-profiel van de verdachte door de verbreking van die ruit daar terecht is gekomen. Niet aannemelijk is dat het DNA van de verdachte op een andere wijze op de glasscherven terecht is gekomen.
De verdachte heeft voor de aanwezigheid van zijn DNA op de glasscherven geen verklaring gegeven. Hij beroep zich op zijn zwijgrecht of verklaart dat hij niet weet hoe zijn DNA op de glasscherven terecht is gekomen.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat, nu de DNA sporen niet anders kunnen worden verklaard, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte heeft geprobeerd in de personenauto in te breken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
In de zaak met parketnummer 03/704516-20
1.
op 20 januari 2020 te Swalmen, in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld (495,55 euro), dat aan de [naam supermarkt 1] toebehoorde, welke dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- voornoemde [naam supermarkt 1] met een deel van een jas voor hun mond hebben betreden en
- de deur van voornoemde [naam supermarkt 1] hebben geblokkeerd middels een prullenbak en
- messen hebben getoond aan en gericht op die [slachtoffer 1] en
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd: "Maak die la open, geld, geld" en "Geef me dat geld",
en
op 20 januari 2020 te Swalmen, gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met anderen, pakjes sigaretten/shag, dat aan de [naam supermarkt 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welke dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- voornoemde [naam supermarkt 1] met een deel van een jas voor hun mond hebben betreden en
- de deur van voornoemde [naam supermarkt 1] hebben geblokkeerd middels een prullenbak
- messen hebben getoond aan en gericht op die [slachtoffer 1] en
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd: "Maak die la open, geld, geld" en "Geef me dat geld".
2.
op 20 januari 2020 te Reuver, gemeente Beesel, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, dat aan [naam cafetaria] toebehoorde, welk geweld en dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- met een ijzeren voorwerp op de toonbank hebben geslagen en
- op dreigende toon hebben gezegd: "Dit is een overval, geef mij geld" en
- een vuurwapen aan voornoemde [slachtoffer 2] hebben getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
op 12 januari 2020 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte van enig geldbedrag (330,00 euro) en sigaretten/shag, die [naam tankstation] en/of [benadeelde 1] toebehoorden,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededader:
- de deur van voornoemde [naam tankstation] hebben geblokkeerd middels een brandblusser en
- op de toonbank zijn geklommen, terwijl verdachte en zijn mededader met een vuurwapen en mes richting voornoemde [slachtoffer 3] hebben gewezen en
- meermalen op dreigende toon tegen die [slachtoffer 3] hebben gezegd "Geld geld, geld, meer geld" en/of "Sigaretten".
4.
op 26 december 2019 te Blerick, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag (600,88 euro) en sigaretten/shag, die aan [naam supermarkt 2] toebehoorden, welk bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- voornoemde [naam supermarkt 2] heeft betreden met een masker voor zijn gezicht en
- op die [slachtoffer 4] een pistool heeft gericht en
- meermalen tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd: "Maak de kassa open" en "Dit is een overval” en "La open, la open" en "Alles, alles" en "Andere kassa" en
- voornoemd pistool heeft doorgeladen en daarop dichter bij die [slachtoffer 4] is gaan staan, terwijl hij met voornoemd pistool in de richting van [slachtoffer 4] , heeft gedreigd.
5.
op 9 december 2019 te Blerick, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag, dat aan [naam supermarkt 2] toebehoorde, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- voornoemde [naam supermarkt 2] met een bivakmuts op zijn hoofd heeft betreden en
- op die [slachtoffer 5] een mes heeft gericht en
- meermalen op dreigende toon tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd: "Kassa open" en "Geef het geld" en "Ik wil geld" en "Meer, meer".
6.
op 15 november 2019 te Blerick, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 6] te dwingen tot afgifte van enig geldbedrag, dat aan [naam supermarkt 3] toebehoorde, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- met een sjaal voor zijn mond en een capuchon op voornoemde [naam supermarkt 3] heeft betreden en
- een langwerpig mes aan die [slachtoffer 6] heeft getoond en
- met dit langwerpig mes in de richting van die [slachtoffer 6] is gelopen totdat hij (ongeveer) twee meter voor haar stond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
In de zaak met parketnummer: 03/661002-20
op 5 oktober 2019 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een personenauto, een of meer goederen van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer 7] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met dat opzet een ruit van de personenauto van die [slachtoffer 7] te vernielen en de personenauto te doorzoeken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van parketnummer 03/704516-20 feit 1:
De voorgezette handeling van:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van parketnummer 03/704516-20 feit 2:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van parketnummer 03/704516-20 feit 3:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van parketnummer 03/704516-20 feit 4:
Afpersing.
Ten aanzien van parketnummer 03/704516-20 feit 5:
Afpersing.
Ten aanzien van parketnummer 03/704516-20 feit 6:
Poging tot afpersing.
Ten aanzien van parketnummer 03/661002-20:
Poging tot diefstal, waarbij de verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er ten aanzien van parketnummer 03/704516-20 feit 1 geen sprake is van eendaadse samenloop, maar dat dit moet worden aangemerkt als een voortgezette handeling.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 540 dagen met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 433 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft verzocht om aan de verdachte de bijzondere voorwaarden zoals die door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) zijn geadviseerd, op te leggen. De meldplicht bij de jeugdreclassering moet in de eerste zes maanden van de proeftijd plaatsvinden in het kader van het ITB-HKA traject en met elektronisch toezicht. Verder mag de verdachte zich niet bevinden in de [naam supermarkt 1] te Swalmen.
De officier van justitie heeft verder gevorderd aan de verdachte een taakstraf in de vorm van de leerstraf So Cool voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie en een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen jeugddetentie op te leggen.
Tot slot heeft de officier van justitie opheffing van het (geschorste) bevel van de voorlopige hechtenis gevorderd met ingang van de datum dat dit vonnis onherroepelijk wordt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie niet in het belang van de verdachte is. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie voor wat betreft de duur daarvan gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht geen werkstraf op te leggen. De verdachte zal in dat geval overvraagd worden.
Ten aanzien van eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden heeft de raadsvrouw zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Elektronisch toezicht voor de duur van drie maanden is naar de mening van de raadsvrouw voldoende. Tot slot heeft de raadsvrouw opheffing van het (geschorste) bevel van de voorlopige hechtenis verzocht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan een viertal overvallen op winkels en een tankstation en een poging tot overval op een winkel en een poging tot overval op een cafetaria. Ook heeft hij in een auto ingebroken.
Op 20 januari 2020 wordt de verdachte uiteindelijk op heterdaad aangehouden nadat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot overval op een cafetaria in Reuver en een overval op [naam supermarkt 1] in Swalmen. In de middag van deze 20e januari zijn de verdachte en de medeverdachten op het idee gekomen om een overval te plegen. Eerst wordt nog gedacht aan het plegen van een overval op een tankstation in Reuver, maar omdat het daar te druk is, wordt besloten om een cafetaria te overvallen. Een van de medeverdachten, medeverdachte [medeverdachte 1] , gaat voor de overval nog naar het toilet, waarna de verdachte en de andere medeverdachten ( [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ), na zich allemaal met messen en een alarmpistool te hebben bewapend, de cafetaria binnenvallen. Er wordt geschreeuwd om geld en er wordt met een ijzeren staaf op de toonbank geslagen. De eigenaar lijkt niet onder de indruk van de verdachten en geeft geen geld af. De verdachten besluiten daarop om de overval af te breken. De medeverdachte [medeverdachte 1] , die zich op het moment van de overval op het toilet bevond, loopt een halve minuut later rustig en zonder verder iets te zeggen de cafetaria uit. Na de overval komen de verdachten, waaronder ook de medeverdachte [medeverdachte 1] , weer bij elkaar in een parkje. De zucht naar geld doet hen besluiten om naar Swalmen te reizen en daar nog een overval te plegen. Omstreeks 20.40 uur vallen zij, wederom bewapend met messen en een alarmpistool, de [naam supermarkt 1] binnen. Om te voorkomen dat de deur wordt afgesloten, zetten de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een prullenbak tussen de deur van de [naam supermarkt 1] . De medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] focussen zich vervolgens op het wegnemen van de sigaretten en de shag en de verdachte focust zich op het slachtoffer achter de servicebalie die aan hem het geld moet afgeven. De medeverdachte [medeverdachte 2] blijft een beetje bij de deur hangen. De verdachte en de medeverdachten deinzen er daarbij niet voor terug om het slachtoffer op een agressieve manier te benaderen om hun zin te krijgen. Nadat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] de sigaretten en de shag hebben ingeladen en het slachtoffer aan de verdachte het geld heeft afgegeven, rennen zij met zijn vieren de winkel uit.
De eerste drie overvallen, op de [naam supermarkt 3] en twee op dezelfde [naam supermarkt 2] , pleegt de verdachte alleen. Op 15 november 2019 betreedt de verdachte de [naam supermarkt 3] in Blerick. Vermomd met een sjaal voor zijn mond en een capuchon op en gewapend met een mes gaat hij de winkel binnen en bedreigt daar de aanwezige winkelmedewerkster. Zij zet het uit angst op een schreeuwen, waarop de verdachte zonder buit de winkel verlaat.
De honger naar geld is bij de verdachte nog niet gestild. Hij probeert het op 9 december 2019 bij de [naam supermarkt 2] in Blerick opnieuw. Nu slaagt zijn poging wel. De verdachte betreedt nu met een bivakmuts op en gewapend met een mes de winkel. Hij houdt het mes gericht op de zeer jonge kassamedewerkster en roept om geld.
De ernst van de overvallen neemt dan toe. Op 26 december 2019 betreedt de verdachte dezelfde [naam supermarkt 2] . Dit keer heeft hij geen mes bij zich, maar een pistool. Voor zijn vermomming maakt hij dit keer gebruik van een masker. De verdachte richt het pistool op de wederom zeer jonge kassamedewerkster en dwingt haar de kassa te openen. De kassamedewerkster geeft onder dreiging van het pistool een hoeveelheid geld aan de verdachte. Voor de verdachte is dat echter niet genoeg en hij dwingt de kassamedewerkster een tweede kassa te openen. In de wetenschap dat zij hieraan niet kan voldoen, loopt zij naar die tweede kassa. De verdachte komt daarbij heel dicht bij haar staan en bedreigt haar met het wapen, waarbij hij het pistool ook nog doorlaadt als het hem allemaal niet snel genoeg gaat.
Op 12 januari 2020 heeft de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] het tankstation van [naam tankstation] overvallen. De twee, één gewapend met een pistool en één met een mes, stormen het tankstation binnen en lopen naar de balie. Even worden de daders afgeleid als de toegangsdeur die zij met een brandblusser hebben gebarricadeerd, toch dicht dreigt te gaan. De medeverdachte bedreigt de kassamedewerker door een pistool op hem te richten en de verdachte springt met een mes gericht op de kassamedewerker op de toonbank en roept om geld en sigaretten.
Door de arrestatie van de verdachte bij de overval op de [naam supermarkt 1] op 20 januari 2020 komt er een einde aan deze reeks brute overvallen.
Het spreekt voor zich dat dit soort feiten de rechtsorde schokken en de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterken. De ervaring leert dat dergelijke misdrijven een heftige en traumatiserende ervaring veroorzaken bij de slachtoffers. Uit de voegingsformulieren van de slachtoffers en uit de aangiftes blijkt dat ook bij deze overvallen het gebeuren veel indruk heeft gemaakt op de slachtoffers. Zo heeft het slachtoffer [slachtoffer 1] verklaard zich ernstig bedreigd gevoeld te hebben door de verdachte en de medeverdachten. Na de overval was het slachtoffer angstig. Zij heeft enkele weken slecht geslapen en durfde niet in het donker naar buiten. Ook nu is het slachtoffer nog steeds alert en op haar hoede als zij op straat loopt, vooral wanneer zij een luidruchtig groepje jongeren ziet. Na de overval heeft het slachtoffer geestelijke ondersteuning gehad van “Doen”.
Het slachtoffer [slachtoffer 4] heeft in haar aangifte aangegeven dat zij graag in contact wil komen met de verdachte om hem te kunnen zien. Dit zou haar kunnen helpen met de verwerking van de overval. Het is de rechtbank niet gebleken dat de verdachte enige actie heeft ondernomen om daaraan tegemoet te komen.
Door de jeugdreclassering werd aan de verdachte voorgesteld om aan slachtoffer [slachtoffer 6] , de medewerkster van de [naam supermarkt 3] , een bloemetje te geven. De verdachte wilde daar echter niet aan meewerken. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk. De verdachte heeft op de zitting aangegeven spijt te hebben van zijn daden, maar dit blijkt geenszins uit zijn handelen.
De verdachte en de medeverdachten hebben zich enkel laten leiden door de zucht naar ‘snel geld verdienen’ waarmee zij hebben getoond geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van de slachtoffers. Zij hebben enkel gedacht aan eigen financieel gewin, zonder daarbij aan anderen te denken en wat het met hen doet.
De persoon van de verdachte
De rechtbank houdt in dit kader rekening met de inhoud van het strafblad van de verdachte van 27 augustus 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de bevindingen en het strafadvies van de Raad van 3 september 2020.
De Raad adviseert de rechtbank om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte, indien de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht, meewerkt aan een poliklinische behandeling en controle op middelengebruik en indien de jeugdreclassering dat nodig vindt aan een verwijzing naar verslavingszorg ten behoeve van psycho-educatie over middelengebruik. Verder zal de verdachte mee moeten werken aan door de jeugdreclassering in te zetten opvoedondersteuning en zal hij hun aanwijzingen moeten opvolgen. Daarvoor is een meldplicht bij de jeugdreclassering nodig.
De GI (jeugdreclassering) heeft op de zitting nog toegelicht dat het elektronisch toezicht moet worden voortgezet en dat het nodig is om de begeleiding van de verdachte voort te zetten in het kader van het ITB-HKA traject. Verder kan een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte 2] ondersteunend zijn.
De straf
De rechtbank houdt er rekening mee dat bij het bepalen van de strafmaat verschillende belangen een rol spelen. Aan de ene kant moet recht worden gedaan aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor (potentiële) slachtoffers (vergelding), en aan de andere kant moet rekening worden gehouden met de persoon van de verdachte en het belang dat de maatschappij heeft bij een afdoening die voorkomt dat de nog jeugdige verdachte opnieuw de fout in gaat (preventie).
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de landelijke rechterlijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting die gelden voor dit soort feiten.
De rechtbank is alles overwegende van oordeel dat aan de verdachte een jeugddetentie moet worden opgelegd voor de duur van 540 dagen, waarvan 429 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht (waarbij de rechtbank uitgaat van 111 dagen voorarrest). De rechtbank zal daarbij als bijzondere voorwaarden opleggen dat de verdachte zich moet melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dat nodig vindt, waarvan in aanvang de eerste zes maanden in het kader van het ITB-HKA traject. Verder wordt een elektronisch toezicht opgelegd voor de maximale duur van 6 maanden, of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht. De verdachte zal verder, indien de jeugdreclassering dat noodzakelijk vindt, mee moeten werken aan een poliklinische behandeling, controle op middelengebruik, een verwijzing naar verslavingszorg en de in te zetten opvoedondersteuning. De rechtbank legt tevens op de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich moet houden aan een contactverbod met de medeverdachten en dat de verdachte zich voor de duur van maximaal één jaar, of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt, houdt aan een locatieverbod voor de supermarkt [naam supermarkt 1] te Swalmen.
De rechtbank zal daarnaast een taakstraf opleggen voor de duur van 200 uren, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen jeugddetentie en de leerstraf So Cool, van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
Tot slot zal de rechtbank het (geschorste) bevel voorlopig hechtenis opheffen met ingang van de datum dat dit vonnis onherroepelijk wordt.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] , wettelijke vertegenwoordiger van het minderjarige slachtoffer [slachtoffer 1] , vordert in de zaak met parketnummer 03/704516-20 een schadevergoeding van in totaal € 2.250,00 ten aanzien van feit 1, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering bestaat uit € 2.250,00 immateriële schade.
7.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht de vergoeding van de totale schade (€ 2.250,00), zoals door de benadeelde partij verzocht, toewijsbaar. De officier van justitie heeft verzocht bij toewijzing van de vordering de gevorderde wettelijke rente toe te kennen alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade niet objectief kan worden vastgesteld omdat de medische onderbouwing van de schade ontbreekt. De uitspraak die ter onderbouwing van de vordering is bijgevoegd is niet vergelijkbaar met onderhavige zaak. De vordering moet daarom volgens de raadsvrouw gematigd worden.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat het slachtoffer als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht, alles overziend, het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 2.250,00 naar maatstaven van billijkheid gerechtvaardigd. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen de jonge leeftijd van het slachtoffer, het feit dat zij werd overvallen door een viertal personen bewapend met messen en een vuurwapen en het feit dat zij geen kant op kon daar zij door de verdachte en de medeverdachten werd ingesloten. Naar het oordeel van de rechtbank liggen de nadelige gevolgen van de gewapende overval voor het slachtoffer zo voor de hand dat voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer de gestelde schade heeft geleden. De impact van een dergelijke overval op een minderjarig slachtoffer zoals in onderhavige zaak, is zonder meer invoelbaar.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een (totaal) bedrag van € 2.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot een bedrag van
€ 2.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het te vergoeden bedrag van in totaal € 2.250,00 vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel wordt hoofdelijk aan de verdachte en de medeverdachten opgelegd, omdat zij als medeplegers van de overval worden veroordeeld.
7.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert in de zaak met parketnummer 03/704516-20 een schadevergoeding van in totaal € 33,27 ten aanzien van feit 2, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering bestaat uit € 33,27 voor de schade aan de toonbank.
7.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht de vergoeding van de totale schade (€ 33,27), zoals door de benadeelde partij verzocht, toewijsbaar. De officier van justitie heeft verzocht bij toewijzing van de vordering de gevorderde wettelijke rente toe te kennen alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen nu de schade voldoende is onderbouwd en niet is betwist.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een (totaal) bedrag van € 33,27, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het te vergoeden bedrag van in totaal € 33,27 vermeerderd met de wettelijke rente wordt hoofdelijk aan de verdachte en de medeverdachten opgelegd, omdat zij als medeplegers van de overval worden veroordeeld.
Gelet op de geringe hoogte van het toe te wijzen bedrag zal de rechtbank geen schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7.3
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert in de zaak met parketnummer 03/704516-20 een schadevergoeding van in totaal € 2.500,00 ten aanzien van feit 3, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast vordert de benadeelde partij € 2,44 aan proceskosten.
De raadsman van de benadeelde partij heeft aangevoerd dat de ernst en de aard van de normschending van dien aard zijn dat er sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze (vgl. Hoge Raad 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376). Een concrete onderbouwing van de immateriële schade is daarvoor niet noodzakelijk.
7.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht vergoeding van een bedrag van € 2.000,00 voor de door de benadeelde partij geleden immateriële schade toewijsbaar. De officier van justitie heeft verzocht het overige door de benadeelde partij gevorderde bedrag (€ 500,00) aan immateriële schade
niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie heeft voorts verzocht de gevorderde wettelijke rente toe te kennen alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade niet objectief kan worden vastgesteld omdat de medische onderbouwing van de schade ontbreekt. De vordering moet daarom volgens de raadsvrouw gematigd worden. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de gevorderde proceskosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat degene die immateriële schadevergoeding vordert in beginsel met concrete gegevens moet onderbouwen dat sprake is van ‘aantasting in zijn persoon’. In de rechtspraak is echter aanvaard dat van 'aantasting in de persoon op andere wijze' niet alleen sprake is indien geestelijk letsel in de zin van een psychiatrisch ziektebeeld kan worden vastgesteld, maar ook indien de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvoor voor de benadeelde die conclusie rechtvaardigen. De nadelige gevolgen kunnen zo voor de hand liggen, dat een aantasting van de persoon kan worden aangenomen, zonder onderbouwing aan de hand van stukken (Hoge Raad 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376).
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is van een ‘aantasting in de persoon op andere wijze’. De benadeelde partij was aan het werk bij het tankstation [naam tankstation] op het moment dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] het tankstation binnenkomen. Verdachte [medeverdachte 2] , die gemaskerd is met een bivakmuts, loopt op de balie af en slaat met een pistool meermalen op de balie. De verdachte, met dichtgesnoerde capuchon en gewapend met een vleesmes, springt op de balie en dwingt de benadeelde partij, met het mes op hem gericht geld en sigaretten af te geven. De benadeelde partij voelde zich hierdoor ernstig bedreigd. Hij ondervindt ook thans nog de nadelige gevolgen van de overval, zoals slaapproblemen, een gevoel van angst en onzekerheid en het verlies van vertrouwen in de medemens. De rechtbank is van oordeel dat bij een dergelijke normschending de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat immateriële schade van de benadeelde partij in ieder geval op een bedrag van € 2.000,00 kan worden geschat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2020.
De rechtbank zal de benadeelde voor het meer gevorderde bedrag niet-ontvankelijk verklaren, waarbij benadeelde de mogelijkheid behoudt zich alsnog tot de burgerlijke rechter te wenden.
De rechtbank zal voorts, nu deze niet worden betwist, de gevorderde reiskosten van € 2,44 toewijzen en de totale schade van € 2.002,44 hoofdelijk opleggen omdat de verdachte en de medeverdachten als medeplegers van de overval worden veroordeeld.
7.4
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert in de zaak met parketnummer 03/704516-20 een schadevergoeding ten aanzien van feit 3, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is als volgt opgebouwd.
Materiële schade
- kasgeld à € 330,00
- twee pakjes sigaretten € 16,00
- doorbetaling loon € 27,78
- sluiten van de zaak voor sporenonderzoek € 1.280,00 inclusief BTW,
€ 1.072,00 exclusief BTW
Proceskosten€ 40,00
De verzekering heeft een bedrag van € 330,00 voor het kasgeld vergoed en een bedrag van € 59,77 voor winstderving.
7.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de post die ziet op vergoeding van de twee pakjes sigaretten kan worden toegewezen. Het kasgeld is door de verzekering vergoed, evenals de winstderving door het omzetverlies in verband met het sluiten van de zaak. De post die ziet op de doorbetaling van het loon moet worden afgewezen, omdat deze post niet is onderbouwd. Dat geldt ook voor het omzetverlies en de proceskosten. De officier van justitie heeft voorts verzocht de gevorderde wettelijke rente toe te kennen, de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en hoofdelijke toewijzing.
7.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij op hetzelfde standpunt gesteld als de officier van justitie.
7.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat, nu deze post niet wordt betwist, de schade voor de sigaretten hoofdelijk kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2020.
De rechtbank zal verder, nu deze worden betwist en niet zijn onderbouwd, de posten ten aanzien van de loonderving en de proceskosten afwijzen.
De rechtbank zal voorts de gevorderde kosten van het omzetverlies, omdat de benadeelde het tankstation heeft moeten sluiten voor onderzoek door de politie, afwijzen. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de administrateur van de benadeelde partij berekend heeft, dat op grond van een omzetverlies van € 1.280,00, de benadeelde partij een winstderving heeft gehad van € 59,77. Dit bedrag is door de verzekering vergoed.
Dat geldt ook voor het buitgemaakte kasgeld van € 330,00.
Gelet op de geringe hoogte van het toe te wijzen bedrag ( € 16,00) zal de rechtbank geen schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7.5
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert in de zaak met parketnummer 03/704516-20 een schadevergoeding van in totaal € 2.504,37 ten aanzien van feit 4, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is als volgt opgebouwd.
Materiële schade
- reiskosten € 2,34
Immateriële schade€ 2.500,00
Proceskosten€ 2,03
De raadsman van de benadeelde partij heeft aangevoerd dat de ernst en de aard van de normschending van dien aard zijn dat er sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. (vgl. Hoge Raad 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376). Een concrete onderbouwing van de immateriële schade is daarvoor niet noodzakelijk.
7.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de post die ziet op de reiskosten en de proceskosten kunnen worden toegewezen. De gevorderde immateriële schade moet worden gematigd tot een bedrag van € 1.750,00. De officier van justitie heeft verzocht de gevorderde wettelijke rente toe te kennen, de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en hoofdelijke toewijzing.
7.5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade niet objectief kan worden vastgesteld omdat de medische onderbouwing van de schade ontbreekt. De vordering moet daarom volgens de raadsvrouw gematigd worden. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de gevorderde reis- en proceskosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwijst voor wat betreft het onderbouwen van de immateriële schade naar hetgeen hiervoor onder 7.3.3. in de eerste alinea is overwogen.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is van een ‘aantasting in de persoon op andere wijze’. De benadeelde partij was aan het werk bij de [naam supermarkt 2] op het moment dat de verdachte de supermarkt binnen kwam. De verdachte is gewapend met een pistool en heeft een wit masker op. Als de benadeelde het geld in de eerste kassa heeft afgegeven wil de verdachte ook naar een tweede kassa. De benadeelde partij weet dat zij geen tweede kassa kan openen, maar loopt met trillende knieën en onder bedreiging van het pistool naar de tweede kassa. De verdachte met het pistool bevindt zich dan op korte afstand van de benadeelde partij. De benadeelde partij was tijdens de overval heel erg bang. Zij wilde ook voorkomen dat zij de overvaller zou aanraken en gooide daarom het geld in de zak die de verdachte vasthield.
Door deze overval voelde zij zich heel erg bedreigd en was steeds bang dat hij echt zou gaan schieten. Zij ondervindt ook thans nog, ondanks de EMDR therapie en gesprekken met een psycholoog, de nadelige gevolgen van de overval, onder andere straatvrees, onzekerheid en angst. Zij kan ook moeilijk inslapen.
De rechtbank is van oordeel dat bij een dergelijke normschending de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat immateriële schade van de benadeelde partij in ieder geval op een bedrag van € 2.000,00 kan worden geschat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 december 2019.
De rechtbank zal de benadeelde voor het meer gevorderde bedrag niet-ontvankelijk verklaren, waarbij benadeelde de mogelijkheid behoudt zich alsnog tot de burgerlijke rechter te wenden.
De rechtbank zal voorts, nu deze niet worden betwist, de gevorderde reiskosten van € 2,34 en € 2,03 toewijzen.
7.6
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert in de zaak met parketnummer 03/704516-20 een schadevergoeding van in totaal € 1.343,48 ten aanzien van feit 6, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is als volgt opgebouwd.
Materiële schade
- reiskosten € 32,48
- niet vergoede kosten psychotherapie € 60,00
Immateriële schade€ 1.250,00
7.6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht de vergoeding van de totale schade (€ 1.343,48), zoals door de benadeelde partij verzocht, toewijsbaar. De officier van justitie heeft verzocht bij toewijzing van de vordering de gevorderde wettelijke rente toe te kennen alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de gevorderde immateriële schade op het standpunt gesteld dat deze schade niet objectief kan worden vastgesteld omdat de medische onderbouwing van de schade ontbreekt. De vordering moet daarom volgens de raadsvrouw gematigd worden.
7.6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwijst ook hier voor wat betreft het onderbouwen van de immateriële schade naar hetgeen hiervoor onder 7.3.3 in de eerste alinea is overwogen.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is van een ‘aantasting in de persoon op andere wijze’. De benadeelde partij was aan het werk op het moment dat de verdachte de [naam supermarkt 3] binnen kwam. De verdachte was vermomd met een capuchon en sjaal. Hij had een groot mes bij zich. De benadeelde partij begreep toen dat het geen normale klant was en schrok hier enorm van. Zij voelde zich erg bedreigd omdat zij niet wist wat de bedoeling van de overvaller was. Zij ziet de verdachte met het mes in zijn hand op haar aflopen. Zij gaat dan heel erg hard schreeuwen.
De benadeelde partij heeft doodsangsten uitgestaan. Zij heeft gedacht dat zij het er niet levend vanaf zou brengen. De angst voor herhaling speelt haar nog steeds parten. Zij gaat alleen de straat op als het echt moet en kijkt dan voortduren om zich heen. In het donker durft zij niet naar buiten. in de dagen na de overval kreeg zij spontaan huilbuiten en voelde zich doodongelukkig. Nadat zij twee weken niet heeft kunnen werken is zij een maand naar haar werk gebracht en gehaald door haar man of familie. De benadeelde partij heeft een maand slecht geslapen en had last van nachtmerries en flash backs. Zij heeft zich onder behandeling gesteld, waar geconstateerd werd dat zij symptomen had die deed denken aan PTSS (Post traumatisch stress syndroom).
De rechtbank is van oordeel dat bij een dergelijke normschending de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de immateriële schade van de benadeelde partij kan worden geschat op het door haar gevorderde bedrag van € 1.250,00.
De rechtbank zal voorts, nu deze niet worden betwist, de gevorderde reiskosten en de kosten voor de behandeling psychotherapie toewijzen.
De rechtbank zal daarom de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.342,48, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.7
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7]
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert in de zaak met parketnummer 03/661002-20 een schadevergoeding van in totaal € 166,85, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is als volgt opgebouwd.
Materiële schade
- reiskosten € 16,85
- eigen risico Carglass € 135,00
- klein materiaal € 15,00
7.7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht de vergoeding van de totale schade (€ 166,85), zoals door de benadeelde partij verzocht, toewijsbaar. De officier van justitie heeft verzocht bij toewijzing van de vordering de gevorderde wettelijke rente toe te kennen alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, nu de raadsvrouw voor dit feit vrijspraak heeft bepleit. De raadsvrouw heeft verder geen inhoudelijke opmerkingen over de vordering van de benadeelde partij.
7.7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, nu zij de verdachte voor onderliggende feit zal veroordelen en de verdachte de vordering niet heeft betwist, van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen voor een bedrag van € 166,85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2019 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen Wetboek van Strafrecht art. 36f, 45, 56, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de verdachte voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de verdachte gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
– dat de verdachte, voor zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opneemt, zoekt of heeft met:
- [medeverdachte 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2005, wonende aan de [adresgegevens medeverdachte 2] ;
- [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2004 te [geboorteplaats 3] , wonende aan de [adresgegevens medeverdachte 1] ;
- [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2002 te [geboorteplaats 3] , wonende te
[adresgegevens medeverdachte 3] ;
– dat de verdachte zich houdt aan een locatieverbod voor de supermarkt [naam supermarkt 1] te Swalmen, voor de maximale duur van één jaar of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt.
– maximaal de eerste zes maanden van de proeftijd, of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt, zal meewerken aan elektronisch toezicht;
– indien de jeugdreclassering dat noodzakelijk vindt, zal meewerken aan een poliklinische behandeling en zich daarbij zal houden aan de aanwijzingen die hem door de jeugdreclassering en/of behandelaars worden gegeven;
– indien de jeugdreclassering dat noodzakelijk vindt, zal meewerken aan controle op middelengebruik en zal meewerken aan een verwijzing naar verslavingszorg voor psycho-educatie over middelengebruik;
– zal meewerken aan een door de jeugdreclassering te bepalen en in te zetten vorm van opvoedondersteuning;
  • geeft aan de gecertificeerde instelling William Schrikkerstichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht waarvan de eerste zes maanden in het kader van het ITB-HKA traject;
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis met ingang van de datum dat dit vonnis onherroepelijk wordt;
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 160 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 80 dagen;
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren, bestaande uit de training ‘So cool’;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 20 dagen;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 2](wettelijke vertegenwoordiger van het minderjarige slachtoffer
[slachtoffer 1]) te [woonplaats 1] ten aanzien van feit 1
toeen veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 2.250,00, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
20 januari 2020tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]te [woonplaats 2] ten aanzien van feit 2 toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 33,27, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
20 januari 2020tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]ten aanzien van feit 3 gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 2.002,44, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
12 januari 2020tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij voor de meer gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
-
wijstde vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] ten aanzien van feit 3 gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 16,00, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
12 januari 2020tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • wijst de meer of anders gevorderde schade af;
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]ten aanzien van feit 4 gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 2.004,47, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
26 december 2019tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij voor de meer gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 6]ten aanzien van feit 6 toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 1.342,48, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
15 november 2019tot aan de dag van de volledige voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 7]in de zaak met parketnummer 03/661002-20, toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 166,85, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
5 oktober 2019tot aan de dag van de volledige voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M.C. van de Winkel, voorzitter, mr. C.M.J. van den Acker en mr. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, kinderrechters, in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 oktober 2020.
Mr C.M.J. van den Acker is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten aanzien van feit 3, ten laste gelegd dat
In de zaak met parketnummer 03/704516-20
1.
hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Swalmen, in elk geval in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld (ongeveer 495,55 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de [naam supermarkt 1] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke geweld en/of welke dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [naam supermarkt 1] met een deel van een jas voor zijn/hun mond/gezicht heeft/hebben betreden en/of
- de deur van voornoemde [naam supermarkt 1] heeft/hebben geblokkeerd middels een prullenbak, althans een daarop gelijkend voorwerp en/of
- een of meer mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), heeft/hebben getoond aan en/of gericht op die [slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Maak die al open, geld, geld" en/of "Geef me dat geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Swalmen, gemeente Roermond,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer pakjes sigaretten/shag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan de [naam supermarkt 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [naam supermarkt 1] met een deel van een jas voor zijn/hun mond/gezicht heeft/hebben betreden en/of
- de deur van voornoemde [naam supermarkt 1] heeft/hebben geblokkeerd middels een prullenbak, althans een daarop gelijkend voorwerp en/of
- een of meer mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), heeft/hebben getoond aan en/of gericht op die [slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Maak die la open, geld, geld" en/of "Geef me dat geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Reuver, gemeente Beesel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, in elk geval een of meer goederen, dat geheel of ten dele aan [naam cafetaria] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en of zijn mededader(s):
- met een ijzeren voorwerp, althans een hard en/of stomp voorwerp, op de toonbank heeft/hebben geslagen en/of
- ( vervolgens) op dreigende toon heeft/hebben gezegd: "Dit is een overval, geef mij geld" althans woorden van gelijke strekking en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 12 januari 2020 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte van enig geldbedrag (ongeveer 330,00 euro) en/of sigaretten/shag, in elk geval een of meer goederen, dat geheel of ten dele aan [naam tankstation] en/of [benadeelde 1] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- de deur van voornoemde [naam tankstation] heeft/hebben geblokkeerd middels een brandblusser, althans een daarop gelijkend voorwerp en/of
- vervolgens op de toonbank is/zijn geklommen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) een vuurwapen en/of mes, althans (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) richting voornoemde [slachtoffer 3] heeft/hebben gewezen en/of
- ( daarbij) meermalen, althans eenmaal, op dreigende toon tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd "geld geld, geld, meer geld" en/of "sigaretten", althans woorden van gelijke aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 26 december 2019 te Blerick, gemeente Venlo,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag (ongeveer 600,88 euro) en/of sigaretten/shag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam supermarkt 2] of aan een derde, in elk geval aan een ander dan aan verdachte, toebehoorde, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- voornoemde [naam supermarkt 2] heeft betreden met een masker voor zijn gezicht en/of
- aan en/of op die [slachtoffer 4] een pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp heeft getoond/gericht en/of
- ( daarbij) meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd "maak de kassa open" en/of "dit is een overval" en/of "la open, la open" en/of "alles, alles" en/of "andere kassa", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- voornoemd pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft doorgeladen, althans een klikkend geluid heeft laten maken, en daarop dichter bij die [slachtoffer 4] is gaan staan, terwijl hij met voornoemd pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, in de richting van [slachtoffer 4] , heeft gedreigd
en/of
hij op of omstreeks 26 december 2019 te Blerick, gemeente Venlo,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot afgifte van enig geldbedrag (ongeveer 600,88 euro) in elk geval een of meer goederen, dat geheel of ten dele aan [naam supermarkt 2] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
- voornoemde [naam supermarkt 2] heeft betreden met een masker voor zijn gezicht en/of
- aan en/of op die [slachtoffer 4] een pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp heeft getoond/gericht en/of
- ( daarbij) meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd "maak de kassa open" en/of "dit is een overval" en/of "la open, la open" en/of "alles, alles" en/of "andere kassa", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- voornoemd pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft doorgeladen, althans een klikkend geluid heeft laten maken, en daarop dichter bij die [slachtoffer 4] is gaan staan, terwijl hij met voornoemd pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, in de richting van [slachtoffer 4] , heeft gedreigd;
5.
hij op of omstreeks 09 december 2019 te Blerick, gemeente Venlo,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag, in elk geval een of meer goederen, dat geheel of ten dele aan [naam supermarkt 2] of aan een derde, in elk geval aan een ander dan aan verdachte, toebehoorde,
welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- voornoemde [naam supermarkt 2] met een bivakmuts op zijn hoofd/voor zijn gezicht heeft betreden en/of
- aan en/of op die [slachtoffer 5] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond/gericht en/of
- ( daarbij) meermalen, althans eenmaal, op dreigende toon tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd "kassa open" en/of "geef het geld" en/of "ik wil geld" en/of "meer, meer", althans woorden van gelijke aard of strekking;
6.
hij op of omstreeks 15 november 2019 te Blerick, gemeente Venlo,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehorende aan [naam supermarkt 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met een sjaal voor zijn mond en/of gezicht en een capuchon op voornoemde [naam supermarkt 3] heeft betreden en/of
- een of meer langwerpig mes, althans een scherpe en/of puntige voorwerp, aan die [slachtoffer 6] heeft getoond en/of
- met dit langwerpig mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 6] is gelopen totdat hij (ongeveer) twee meter voor haar stond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 15 november 2019 te Blerick, gemeente Venlo,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 6] te dwingen tot afgifte van enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten aan [naam supermarkt 3] toebehoorde, in elk geval aan een ander dan aan verdachte,
welk geweld en/of bedreiging hierin bestond dat verdachte
- met een sjaal voor zijn mond en/of gezicht en een capuchon op voornoemde [naam supermarkt 3] heeft betreden en/of
- een langwerpig mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer 6] heeft getoond en/of
- met dit langwerpig mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 6] is gelopen totdat hij (ongeveer) twee meter voor haar stond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
In de zaak met parketnummer: 661002-20
1.
hij op of omstreeks 5 oktober 2019 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een (personen)auto, een of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met dat opzet een ruit van de (personen)auto van die [slachtoffer 7] te vernielen en/of (vervolgens) de (personen)auto te doorzoeken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer PL2330-2020011006, gesloten d.d. 11 mei 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 943.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina’s 400 tot en met 402.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina’s 403 tot en met 405.
4.Proces-verbaal van de terechtzitting van 29 september 2020.
5.Proces-verbaal van aangifte, pagina’s 616 tot en met 621.
6.Proces-verbaal van de terechtzitting van 29 september 2020.
7.Proces-verbaal van aangifte, pagina 699-701.
8.Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 702-705.
9.Proces-verbaal van aangifte, pagina 706-707.
10.Proces-verbaal van de terechtzitting van 29 september 2020.
11.Proces-verbaal van aangifte, pagina 777-778.
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 779.
13.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, pagina 780-781 en 783-784.
14.Proces-verbaal van de terechtzitting van 29 september 2020.
15.Proces-verbaal van aangifte, pagina 853-854.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 857.
17.Proces-verbaal van de terechtzitting van 29 september 2020.
18.Proces-verbaal van aangifte, pagina 890-891.
19.Proces-verbaal van de terechtzitting van 29 september 2020.
20.Proces-verbaal van aangifte, pagina 917-922.
21.Proces-verbaal veiligstellen en overdracht DNA-sporendrager t.b.v. DNA-kit, pagina 923.
22.Proces-verbaal vooronderzoek lab, pagina 927-930.
23.Rapport Nederland Forensisch instituut van 20 april 2020, met bijlage, pagina 931-934.