ECLI:NL:RBLIM:2020:7843

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
03/659007-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige verdachte voor afpersing en poging tot afpersing in vereniging met geweld

Op 13 oktober 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van afpersing en poging tot afpersing in vereniging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een substantieel aandeel had in de poging tot beroving van een cafetaria op 20 januari 2020. De verdachte had samen met mededaders een plan gemaakt om de cafetaria te overvallen, waarbij hij de rol van voorverkenner vervulde. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte en zijn mededaders geweld en bedreiging met geweld gebruikten om geld en goederen af te dwingen van de slachtoffers. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 300 dagen, waarvan 282 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 140 uur. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en deelname aan behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die zich ernstig bedreigd voelden. De vordering van de benadeelde partijen werd toegewezen, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk werden gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd - jeugdstrafzaken
Parketnummer: 03/659007-20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken van 13 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2004,
wonende in [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. Y.W.A.M. van der Koelen, advocaat, kantoorhoudende te Tegelen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 september 2020. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Tevens zijn gehoord de ouders van de verdachte en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, afdeling jeugdreclassering.
Tevens is verschenen de benadeelde partij [slachtoffer 1] , bijgestaan door haar moeder.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is, na wijziging daarvan ter zake van feit 2 subsidiair, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: op 20 januari 2020 in Swalmen samen met (een) ander(en) [slachtoffer 1] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam supermarkt]
en/of op 20 januari 2020 in Swalmen samen met (een) ander(en) een of meer pakjes sigaretten/shag heeft weggenomen van [naam supermarkt] , waarbij geweld is gebruikt en/of is gedreigd met geweld;
Feit 2: op 20 januari 2020 in Reuver samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd om
[slachtoffer 2] door geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam cafetaria] , dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De verdachte dient van het onder 2 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft aangevoerd dat, hoewel daarvoor wel aanwijzingen zijn, er onvoldoende bewijs aanwezig is om aan te nemen dat de verdachte het feit heeft medegepleegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat de bewezenverklaring van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De verdachte ontkent elke betrokkenheid bij deze feiten. De verdachte wist niet dat de medeverdachten van plan waren om het cafetaria te overvallen. Hij heeft alleen een jas gewisseld met een van de andere verdachten en is naar de wc gegaan in het cafetaria. Hij heeft ook geen contact gehad met de medeverdachten toen hij op de wc was. Er zijn in het dossier geen aanwijzingen dat de verdachte dit feit heeft medegepleegd, noch dat hij daaraan medeplichtig is geweest.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Feit 1
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] [2] ;
- het proces-verbaal van verhoor van aangever [naam aangever] [3] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van
30 september 2020 [4] ;
Feit 2:
De verklaring van aangever [slachtoffer 2] [5] .
Op 20 januari 2020, omstreeks 18.40 uur, was ik samen met mijn medewerker [getuige 1] , werkzaam in het cafetaria. Er waren toen ook twee klanten in het cafetaria. Op hiervoor genoemd tijdstip kwam er een allochtone jongen het cafetaria binnen. Deze jongen vroeg of hij naar de wc mocht. Nadat ik hem had gezegd dat hij dat mocht liep hij naar de wc die achterin het cafetaria gelegen is. Deze jongen was volgens mij 15 a 16 jaar oud, had zwart haar en droeg een grijze winterjas.
Ongeveer 2 minuten nadat de jongen binnen was gekomen en naar de wc was gegaan kwamen er 3 jongens het cafetaria binnen stormen. De jongen die als eerste binnen kwam begon direct met een ijzeren voorwerp op de toonbank te slaan. Ik hoorde dat deze jongen schreeuwde "dit is een overval, geef me geld". Direct achter hem kwam een tweede jongen die een zwarte rugzak bij zich droeg. Deze jongen had een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand en liep vervolgens verder het cafetaria in. Terwijl de tweede jongen verder het cafetaria inliep schreeuwde hij ook dat hij geld wilde. Tevens bleef hij met zijn vuurwapen dreigen en het leek erop alsof hij de hele tijd de trekker overhaalde. De derde jongen bleef in de deuropening staan en bemoeide zich er verder niet mee. Deze jongen had een mes in zijn hand. Na 11 seconden renden de drie jongens het cafetaria weer uit en renden weg in de richting van het centrum van Reuver. De jongens hebben geen buit meegenomen. De toonbank werd wel door de jongen die als eerste binnen kwam beschadigd. Doordat hij met een ijzeren staaf op de toonbank sloeg ontstonden er een aantal diepe kerven in het hout van de toonbank.
De jongen die in eerste instantie het cafetaria binnen was gekomen kwam ongeveer een halve minuut na de overval van de wc en verliet rustig de zaak. Ik ben nadat deze persoon de zaak verliet gaan kijken en zag dat hij toen ter hoogte van de bushalte op de Rijksweg in Reuver liep.
De verklaring van de getuige [getuige 1] [6] .
Ik denk dat het een minuut voor de overval was dat deze jongen naar binnenkwam. Ik stond bij de kassa en hoorde dat hij vroeg: "hebben jullie een toilet die ik kan gebruiken". Natuurlijk heb ik dat toegestaan en wees hem in de richting waar de toiletten zijn. Ik denk dat de afstand van de toiletten tot de toegangsdeur ongeveer 10 tot 12 meter bedraagt.
Ik denk niet dat je op het toilet iets hoort van wat er in de cafetaria gebeurt. Althans indien er niet geschreeuwd wordt. De daders kwamen schreeuwend binnen. Ik denk dat de jongen op het toilet het wel gehoord kan hebben.
Ik denk dat dader 1 wegrende richting deur en duwde daarbij dader 3 met twee handen naar buiten. Dader 2 rende achter de anderen aan. Ongeveer 30 seconden later gok ik zag ik de jongen van het toilet afkomen en naar buiten lopen. De toegangsdeur was inmiddels dicht. Ik kan me niet herinneren dat de jongen nog iets gezegd heeft.
De verklaring van de getuige [getuige 2] [7] .
Plotseling kwam er een jongen binnen die naar het toilet ging. Voor mijn gevoel kwamen er een of twee minuten later 3 jongens naar binnen.
Ze maakten geluiden, klopten op de balie en schreeuwden om geld. Ik denk dat ik meer dan een stem hoorde toen er om geld geschreeuwd werd. De jongen die ik het hardste hoorde schreeuwen was de jongen die het dichtste bij mij stond. Dus de man met de zwarte rugzak en het zilvergrijze voorwerp in zijn hand.
Toen de eigenaar omhoog kwam waren de 3 jongens al weg.
Korte tijd later kwam die ene jongeman van het toilet af en liep naar buiten. Hij vroeg niks en zei ook niks. Hij kwam kort voor de overval naar binnen en liep kort na de overval weg.
V: [getuige 2] ik heb begrepen dat jij daar gewerkt heb. Nou stel; je zit op de herentoilet en er komen 3 overvallers naar binnen die schreeuwen om geld. Zou je dit dan vanaf de herentoilet kunnen horen?
A: ik denk het wel.
De bevindingen van de verbalisant [8] .
De verbalisant beschrijft de camerabeelden van [naam cafetaria] aan de hand van prints.
De tijdsregistratie van de camerabeelden is nagenoeg gelijk aan de daadwerkelijke tijd.
Print 1 (2020-01-20 18:40:55): Ik zag dat er vanaf de rechterkant van de ingang een persoon in beeld kwam van de bewakingscamera.
Print 3 (2020-01-20 18:41:00) Ik zag dat deze persoon naar de balie liep.
Print 5 (2020-01-20 18:41:04): Ik zag dat een medewerker van het cafetaria de persoon met de lichtkleurige jas doorverwees naar het achterste gedeelte van het cafetaria.
Print 6: (2020-01-20 18:42:20) Ik zag dat er 3 overvallers binnen kwamen.
Print 13: (2020-01-20 18:42:25 Ik zag dat de overvallers 2 en 3 plotseling naar buiten renden en rechtsaf renden.
Print 15: (2020-01-20 18:42:27) Ik zag dat overvaller 1 naar buiten de rende en ook rechtsaf sloeg. Ik zag op dat de rugzijde van zijn trui het nummer “15" stond afgedeeld.
Print 16: (2020-01-20 18:43:02): Ik zag dat ongeveer 30 seconden nadat de overvallers waren vertrokken de persoon in de lichtkleurige jas met capuchon weer achter in het cafetaria in beeld kwam van de bewakingscamera’s.
Print 17: (2020-01-20 18: 43:07) ik zag dat deze persoon rustig richting de uitgang liep.
Print 19: (2020-01-20 18: 43:10) ik zag dat deze persoon het cafetaria verliet en ook rechtsaf sloeg.
De bevindingen van de verbalisant [9] :
Bij het bekijken van de aangeboden relevante fragmenten zag ik, verbalisant [verbalisant] dat er op 20 januari 2020 omstreeks 15.58.52, 2 personen langs het cafetaria liepen en tijdens het langs lopen naar binnen keken.
Tijdens het onderzoek zijn de personalia van de beide personen bekend geworden.
Persoon 1: [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2002;
Persoon 2: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2005.
Print 3: (2002-01-20 18:26:15) Ik zag dat er een persoon langs het cafetaria liep. Ik zag dat de kleding die deze persoon droeg grote gelijkenis vertoonde met de persoon die net voor de overval het cafetaria binnenkwam.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] [10] :
Ik heb in de middag de trein in Blerick gepakt. In Reuver heb ik een beetje gechilld en gerookt. Wij zaten in een parkje in Reuver. Daar kwamen toen 2 andere jongens bij ons. Ik ken die jongens niet. Ik ken ze niet van gezicht en niet van naam. Ze komen wel uit Reuver. Wij waren in Reuver en zij kwamen bij ons. Die twee jongens die ik niet ken, wilden met ons mee, maar gingen eerst naar huis. Daarom denk ik dat ze in Reuver wonen.
V: Hoe ging de ontmoeting dan?
A: We zaten in het park met 3 man of 4 man. Wij zaten daar gewoon te roken en toen kwamen er 3 of 4 anderen bij. Twee van deze 3 of 4 personen waren die twee.
V: Welk parkje is dat?
A: In de buurt van de Plus. Het is een groot park.
V: Hoe wisten die twee dan wat jullie van plan waren?
A: Het ging onverwachts. Wij zaten daar allemaal en iemand hoorde ons praten daarover.
V: Wat zeiden ze dan?
A: Die dikke wilde wel meekomen, want hij wilde sigaretten hebben en die andere ook.
V: Dus bij het gesprek in het park heb jij met [medeverdachte 2] besproken wat jullie van plan waren en toen zei een van die jongens uit Reuver dat hij mee wilde om sigaretten te halen. Klopt dat?
A: Ja.
V: Wisten zij dat jullie niks gingen kopen?
A: Dat wisten zij ja.
De verklaring van de verdachte [medeverdachte 1] [11] :
V: Hoe is het idee ontstaan om de cafetaria in Reuver te overvallen?
A: Dat was eigenlijk niet ons idee, we zouden eigenlijk eerst naar het tankstation er naast gaan, maar toen zeiden die andere jongens we kunnen ook naar de cafetaria gaan, dus gingen we daar.
V: Waarom niet naar het tankstation?
A: Daar was het een beetje druk, en bij de cafetaria konden we ook geld en sigaretten halen.
V: Kun jij ons de rol van [verdachte] uitleggen bij de poging overval op de cafetaria in Reuver?
A: Hij was eerst met ons, hij zou voor ons kijken bij het tankstation of het druk was, daar was het druk dus toen ging hij bij de cafetaria kijken of het druk was. Hij is later ook meegegaan naar Swalmen. Wij hebben in Reuver toen op een bankje bij de bushalte gewacht.
De verklaring van verdachte [medeverdachte 2] [12] :
V: Wie staat er op de foto?
A: Dat is [verdachte] .
V: Waar is deze foto gemaakt?
A: Dat is in de friettent in Reuver.
A: De jas die hij draagt is van mij. Ik droeg toen zijn jas.
V: Waarom wisselden jullie van jas?
A: [verdachte] had dat gevraagd. Ongeveer 20 tot 40 minuten voor de overval vroeg [verdachte] dat aan mij
V: Waar was je toen je de jassen wisselden?
A: Bij de bushalte in de buurt van de friettent.
V: Wie waren daarbij?
A: Die andere twee jongens.
V: Wat was er afgesproken van wie wat zou doen?
A: [verdachte] zou eerst naar de wc gaan. Wij hebben dat eigenlijk samen beslist. Omdat [verdachte] eerst niet mee wilde doen zeiden we tegen hem dat hij naar binnen moest gaan want we waren al met 3 personen die wapens hadden. Wij stonden vanuit een bushalte aan de overzijde van de straat te wachten. Van daaruit hadden we zicht op de frietkraam.
De verklaring van de verdachte [medeverdachte 2] [13] :
V: Wie kwam er met het idee om een overval te plegen?
A: We waren bij het parkje in Reuver. Daar waar wij altijd chillen. Die er wel mee te doen hadden waren [medeverdachte 3] en [verdachte] . We hebben toen best wel geheimzinnig met elkaar gepraat. Zodat anderen het niet konden horen.
V: Hoe reageerden de anderen?
A: Iemand kende wel een plaats waar je snel weg kon. Dat waren [medeverdachte 3] en [verdachte] . Ze wilden iets kleins waar je snel weg kon.
[medeverdachte 3] zei op een gegeven moment: “Kom we gaan. Omdat we geen zicht binnen in de frituur hadden besloten we om [verdachte] naar binnen te sturen.
V: Waarom moest [verdachte] dan zijn jas ruilen?
A: Zodat ik beter onherkenbaar was.
V: De overval is uiteindelijk mislukt. Wat vonden jullie daarvan?
A: We waren met zijn drieën weggerend. We moesten nog wachten op [verdachte] omdat die nog in de frituur zat. We zijn toen bij die weg gaan wachten. Ongeveer een half minuutje later kwam [verdachte] vanzelf.
De verklaring van de verdachte [medeverdachte 3] [14] :
V: Wat heeft [verdachte] gedaan?
A: Hij ging naar de wc.
V: Voordat jullie daar naar binnen gingen wat hebben jullie toen gedaan?
A: [verdachte] had met [medeverdachte 2] de jas gewisseld.
V: Waarom was dat?
A: Ik denk om minder herkenbaar te zijn.
De verklaring van de verdachte bij de politie [15] :
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] kwamen met het idee om een overval te plegen bij een tankstation in Reuver. Ik wilde er eerst niet aan mee doen. Ik heb dat ook niet gedaan. Het was te druk. Toen zijn we naar de cafetaria gegaan. Ik ging naar de wc. Ik pakte een jas van [medeverdachte 2] . Ik zat op de wc en ze hebben de overval gedaan. Toen ik naar buiten liep leek het alsof er niets gebeurd was, de mensen binnen waren niet geschrokken en ik liep weg.
Ik kwam ze tegen ergens twee straten verderop, ze waren door een paadje gegaan, ze hadden andere kleren aan.
V: Waar hebben jullie elkaar ontmoet en hoe laat?
A: Hoe laat weet ik niet, wel in het park in Reuver. Net buiten het centrum. Ik was niet van plan om mee te doen met het treinstation (kennelijk wordt bedoeld: tankstation) of de frietkraam. Ik wist het pas toen ik daar kwam.
Ik was alleen bij het parkje. Ik zag hun gewoon en liep naar ze toe. Het was [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] .
V: Aan de verdachte is afbeelding 5 getoond. Wie is dit?
A: Dat ben ik.
O: Verbalisant toont afbeelding 6. Wie zijn dit op deze afbeelding?
A: 1: [medeverdachte 1] 2: [medeverdachte 3] 3: [medeverdachte 2] . [medeverdachte 3] heeft een beetje een langer postuur. [medeverdachte 2] herken ik omdat hij mijn jas aan heeft en [medeverdachte 1] die ging het moeilijke werk doen. Hij had een pistool bij zich.
V: Heb jij van tevoren een pistool gezien?
A; Ja.
V; Wist jij van tevoren dat iemand een pistool bij zich had?
A: Ja
V: Wist je dat [medeverdachte 1] een wapen bij zich had?
A: [medeverdachte 1] had mij en filmpje gestuurd over een andere overval die hij gepleegd had. [medeverdachte 1] zei ook dat hij op dat moment ook het vuurwapen bij zich had.
De verklaring van de verdachte op de terechtzitting [16] :
[medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren aan het chillen in het park in Reuver . Ik kwam met [medeverdachte 3] bij die andere twee. Toen kregen wij het idee om een overval te gaan plegen. Voor de overval op de cafetaria ben ik bij de anderen gebleven, ben langs de cafetaria gelopen en later daar naar de wc gegaan.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat de verdachte heeft ontkend dat hij als medepleger of medeplichtige is betrokken bij de poging overval op het cafetaria. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. De verdachte verklaart dat hij met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan het “chillen” was in het park in Reuver toen het plegen van overvallen ter sprake kwam. Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart dat “de dikke” wel mee wilde komen. Uit de verdere verklaringen blijkt dat hij met “de dikke” de verdachte bedoelt. Op dat moment ontstond het idee om een overval te gaan plegen op een tankstation, dit zou het Avia tankstation zijn. De verdachte zou bij het tankstation gaan kijken of het er druk was. Dat was het geval, waarna het idee ontstond om de cafetaria te overvallen. De verdachte verklaart dat hij niet wist dat de medeverdachten een overval op de cafetaria zouden gaan plegen. De rechtbank acht dit, gezien het voornemen om aan geld en sigaretten te komen door een overval te plegen en het gegeven dat de verdachte naar eigen zeggen de hele tijd bij de groep is geweest, niet geloofwaardig. De rechtbank acht het evenmin geloofwaardig dat de verdachte, zoals hij stelt niets heeft gehoord van de overval toen hij op het toilet zat. Duidelijk is dat de overval met veel lawaai en geschreeuw gepaard is gegaan en het kan niet anders dan dat de verdachte dat, gezien de locatie van de wc en het gegeven dat er slechts een deur tussen zat, ook gehoord moet hebben. Het gegeven dat de verdachte na een halve minuut na de overval rustig, kennelijk zonder iets over het gebeuren te zeggen, de cafetaria verlaat, bevestigt naar het oordeel van de rechtbank de betrokkenheid van de verdachte bij de overval en dat hij daar was om voor te verkennen. Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart ook dat ze besloten om de verdachte naar binnen te sturen, omdat ze geen zicht hadden op de situatie binnen in de frituur. Er is geruild van jas door de verdachte, waarbij hij de lichtere jas aan deed en zijn donkere jas, die minder snel tot herkenning zou leiden, aan [medeverdachte 2] heeft gegeven.
Het vorenstaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan dan dat verdachte een substantieel aandeel heeft gehad in de poging tot beroving op de cafetaria. De verdachte heeft daarbij nauw en bewust samengewerkt met de mededaders, gezien de gezamenlijke planning, het wisselen van jas teneinde herkenning te bemoeilijken en de rolverdeling, waarbij de verdachte de rol van voorverkenner had. Dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking wordt bevestigd door het voorgaande gezamenlijk voornemen om het tankstation te beroven en de voorverkenning daar en de gang van zaken bij de beroving door de verdachte en dezelfde mededaders op de [naam supermarkt] in Swalmen enkele uren later.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 20 januari 2020 te Swalmen, in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld (ongeveer 495,55 euro), dat aan de [naam supermarkt] toebehoorde, welke dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- voornoemde [naam supermarkt] met een deel van een jas voor hun mond hebben betreden en
- de deur van voornoemde [naam supermarkt] hebben geblokkeerd middels een prullenbak en
- messen hebben getoond aan en gericht op die [slachtoffer 1] en
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd: "Maak die la open, geld, geld" en "Geef me dat geld",
en op 20 januari 2020 te Swalmen, gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met anderen, pakjes sigaretten/shag, in elk geval enig goed, dat aan de [naam supermarkt] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welke dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- voornoemde [naam supermarkt] met een deel van een jas voor hun mond hebben betreden en
- de deur van voornoemde [naam supermarkt] hebben geblokkeerd middels een prullenbak
- messen hebben getoond aan en gericht op die [slachtoffer 1] en
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd: "Maak die la open, geld, geld" en "Geef me dat geld";
2 primair.
op 20 januari 2020 te Reuver , gemeente Beesel, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, dat aan [naam cafetaria] toebehoorde, welk geweld en dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- met een ijzeren voorwerp op de toonbank hebben geslagen en
- op dreigende toon hebben gezegd: "Dit is een overval, geef mij geld" strekking en
- een vuurwapen aan voornoemde [slachtoffer 2] hebben getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en in voortgezette handeling gepleegd met
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2 primair:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog H.E.W. Koornstra heeft over de geestvermogens van de verdachte op
8 mei 2020 een rapport uitgebracht. De rechtbank komt op basis van de in dat rapport weergegeven bevindingen en het daarin weergegeven advies niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 270 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 253 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie verzocht op te leggen:
– de meldplicht bij de jeugdreclassering, waarvan de eerste 6 maanden in het kader van ITB-HKA;
– dat de verdachte meewerkt aan behandeling zoals IAG en Psychophysics
of een soortgelijke behandeling, dan wel meewerkt aan aanvullende onderzoek;
– dat de verdachte geen contact heeft met het slachtoffer [slachtoffer 1] .
De officier van justitie heeft verder gevorderd aan de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen jeugddetentie op te leggen.
Tot slot heeft de officier van justitie opheffing van het (geschorste) bevel van de voorlopige hechtenis gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van een eventueel op te leggen voorwaardelijke jeugddetentie en op te leggen bijzondere voorwaarden gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft verzocht de door de officier van justitie gevorderde werkstraf te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op 20 januari 2020 samen met anderen schuldig gemaakt aan een tweetal ernstige strafbare feiten. Op 20 januari 2020 komen de verdachte en de medeverdachten op het idee om een overval te plegen. Eerst wordt gedacht aan een overval op een tankstation in Reuver , maar omdat het daar te druk is, wordt besloten om een cafetaria te overvallen. De verdachte gaat voor de overval naar binnen en gaat daar naar het toilet, waarna de medeverdachten ( [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ), die zich met messen en een alarmpistool hebben bewapend, de cafetaria binnenvallen. Er wordt geschreeuwd om geld en er wordt met een ijzeren staaf op de toonbank geslagen. De eigenaar lijkt niet onder de indruk van de verdachten en geeft geen geld af. De verdachten besluiten daarom om de overval af te breken. De verdachte, die zich op het moment van de overval op het toilet bevond, loopt een halve minuut later rustig en zonder iets te zeggen de cafetaria uit. Na de overval komen de verdachten, waaronder ook de verdachte, weer bij elkaar. De zucht naar geld doet hen besluiten om naar Swalmen te reizen en daar nog een overval te plegen. Omstreeks 20.40 uur vallen zij, wederom bewapend met messen en een alarmpistool, de [naam supermarkt] binnen. Om te voorkomen dat de deur wordt afgesloten, zet de medeverdachte [medeverdachte 2] nog een prullenbak tussen de deur van de [naam supermarkt] . De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 3] focussen zich op de sigaretten en de shag en de medeverdachte [medeverdachte 1] op het slachtoffer achter de servicebalie die aan hem het geld moet afgeven. De medeverdachte [medeverdachte 2] blijft een beetje bij de deur hangen. De verdachte en de medeverdachten deinzen er daarbij niet voor terug om het slachtoffer op een agressieve manier te benaderen om hun zin te krijgen. Nadat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 3] de sigaretten en de shag hebben ingeladen en het slachtoffer aan de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] het geld heeft afgegeven, rennen zij met zijn vieren de winkel uit.
Het spreekt voor zich dat dit soort feiten de rechtsorde schokken en de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterken. De ervaring leert dat dergelijke misdrijven een heftige en traumatiserende ervaring veroorzaken bij de slachtoffers. Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft verklaard zich ernstig bedreigd gevoeld te hebben door de verdachte en de medeverdachten. Na de overval was het slachtoffer angstig. Zij heeft enkele weken slecht geslapen en durfde niet in het donker naar buiten. Ook nu is het slachtoffer nog steeds alert en op haar hoede als zij op straat loopt, vooral wanneer zij een luidruchtig groepje jongeren ziet. Na de overval heeft het slachtoffer geestelijke ondersteuning gehad van “Doen”.
De verdachte en de medeverdachten hebben zich enkel laten leiden door de zucht naar ‘snel geld verdienen’ waarmee zij hebben getoond geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Zij hebben enkel gedacht aan eigen financieel gewin, zonder daarbij aan anderen te denken en wat het met hen doet.
De persoon van de verdachte
De rechtbank houdt in dit kader rekening met de inhoud van het strafblad van de verdachte van 27 augustus 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de bevindingen van de deskundige Koornstra. Uit de rapportage van de deskundige blijkt dat er bij de verdachte sprake is van gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een oppositionele opstandige gedragsstoornis en een zich ontwikkelende normoverschrijdende gedragsstoornis. Deze stoornissen speelden ook ten tijde van het tenlastegelegde en hebben de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte beïnvloed. De verdachte wordt echter in staat geacht zijn handelingen en de consequenties van zijn handelen te overzien. De verdachte beschrijft geen momenten waarop emoties enige rol hebben gespeeld in zijn handelen. De deskundige adviseert de verdachte zijn handelen volledig toe te rekenen. De deskundige heeft geconcludeerd dat er sprake is van een matig recidiverisico.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de bevindingen en het strafadvies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 21 september 2020.
De Raad rapporteert dat, ondanks dat de verdachte aangeeft dat het met hem beter gaat en hij zich thuis beter aan de regels houdt, er bij de ouders en hulpverlening nog veel zorgen zijn. De afwijzende houding naar de ingezette hulpverlening en de overtredingen van de schorsingsvoorwaarden vergroten deze zorgen.
De Raad adviseert de rechtbank om aan de verdachte begeleiding door de jeugdreclassering op te leggen binnen het ITB-HKA traject. Daarnaast dient er systeemtherapeutische hulp te komen om verdachte te leren wat van hem wordt verwacht in het leven. Daarvoor is het nodig dat de verdachte meewerkt aan de behandeling IAG en Psychophysics of een andersoortige behandeling dan wel mee te werken aan aanvullend onderzoek. Deze voorwaarden dienen te worden opgelegd bij een voorwaardelijke jeugddetentie. Daarnaast kan aan de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf worden opgelegd.
De GI (jeugdreclassering) heeft op de zitting nog toegelicht dat het toezicht en de begeleiding van de verdachte stroef verloopt. De hulpverlening in het kader van IAG en Psychophysics loopt reeds. De verdachte houdt zich echter slecht aan afspraken en als de inhoudelijke behandeling een week later had plaatsgevonden, dan was de verdachte door de GI teruggemeld. Binnen VSO [naam VSO] gaat het wel goed. De verdachte heeft een goede klik met zijn mentor. Daarnaast heeft de verdachte een tijdje gewerkt. Het belangrijkste is echter dat de verdachte meewerkt aan de hulpverlening.
De straf
De rechtbank houdt er rekening mee dat bij het bepalen van de strafmaat verschillende belangen een rol spelen. Aan de ene kant moet recht worden gedaan aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor (potentiële) slachtoffers (vergelding), en aan de andere kant moet rekening worden gehouden met de persoon van de verdachte en het belang dat de maatschappij heeft bij een afdoening die voorkomt dat de nog jeugdige verdachte opnieuw de fout in gaat (preventie).
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de landelijke rechterlijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting die gelden voor dit soort feiten.
De rechtbank is alles overwegende van oordeel dat aan de verdachte een jeugddetentie moet worden opgelegd voor de duur van 300 dagen, waarvan 282 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht (waarbij de rechtbank uitgaat van 18 dagen voorarrest). De rechtbank zal daarbij als bijzondere voorwaarden opleggen dat de verdachte zich moet melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dat nodig vindt, waarvan de eerste 6 maanden in het kader van ITB-HKA. De rechtbank legt tevens op de bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan behandeling zoals IAG en Psychophysics
of een soortgelijke behandeling, dan wel meewerkt aan aanvullende onderzoek, dat de verdachte zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten en dat de verdachte zich voor de duur van maximaal één jaar, of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt, houdt aan een locatieverbod voor de supermarkt [naam supermarkt] te Swalmen. De rechtbank zal daarnaast opleggen een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen jeugddetentie. De rechtbank legt een zwaardere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt.
Tot slot zal de rechtbank het (geschorste) bevel voorlopig hechtenis opheffen met ingang van de datum dat dit vonnis onherroepelijk wordt.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] , wettelijke vertegenwoordiger van het minderjarige slachtoffer [slachtoffer 1] , vordert een schadevergoeding van in totaal € 2.250,00 ten aanzien van feit 1, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering bestaat uit € 2.250,00 immateriële schade.
7.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht de vergoeding van de totale schade (€ 2.250,00), zoals door de benadeelde partij verzocht, toewijsbaar. De officier van justitie heeft verzocht bij toewijzing van de vordering de gevorderde wettelijke rente toe te kennen alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat het slachtoffer als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht, alles overziend, het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 2.250,00 naar maatstaven van billijkheid gerechtvaardigd. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen de jonge leeftijd van het slachtoffer, het feit dat zij werd overvallen door een viertal personen bewapend met messen en een vuurwapen en het feit dat zij geen kant op kon daar zij door de verdachte en de medeverdachten werd ingesloten. Naar het oordeel van de rechtbank liggen de nadelige gevolgen van de gewapende overval voor het slachtoffer zo voor de hand dat voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer de gestelde schade heeft geleden. De impact van een dergelijke overval op een minderjarig slachtoffer zoals in onderhavige zaak, is zonder meer invoelbaar.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een (totaal) bedrag van € 2.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot een bedrag van
€ 2.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het te vergoeden bedrag van in totaal € 2.250,00 vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel wordt hoofdelijk aan de verdachte en de medeverdachten opgelegd, omdat zij als medeplegers van de overval worden veroordeeld.
7.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van in totaal € 33,27 ten aanzien van feit 2, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering bestaat uit € 33,27 voor de schade aan de toonbank.
7.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht de vergoeding van de totale schade (€ 33,27), zoals door de benadeelde partij verzocht, toewijsbaar. De officier van justitie heeft verzocht bij toewijzing van de vordering de gevorderde wettelijke rente toe te kennen alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de verdachte voor dit feit moet worden vrijgesproken.
7.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen nu de schade voldoende is onderbouwd.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een (totaal) bedrag van € 33,27, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het toe te kennen bedrag zal de rechtbank geen schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen Wetboek van Strafrecht art. 36f, 45, 56, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 en 2 primair tot een
  • beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
– dat de veroordeelde meewerkt of blijft meewerken aan behandeling zoals IAG en Psychophysics of een soortgelijke behandeling, en indien nodig veroordeelde meewerkt aan aanvullende onderzoek;
– dat de veroordeelde, voor zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opneemt, zoekt of heeft met:
- [medeverdachte 1] , geboren in [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2002, wonende te [adresgegevens medeverdachte 1] ;
- [medeverdachte 2] , geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] 2005, wonende te [adresgegevens medeverdachte 2] ;
- [medeverdachte 3] , geboren te [geboorteplaats 4] op [geboortedatum 4] 2002, wonende te [adresgegevens medeverdachte 3] ;
– dat de veroordeelde zich houdt aan een locatieverbod voor de supermarkt [naam supermarkt] te Swalmen, voor de maximale duur van één jaar of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt.
  • geeft aan de gecertificeerde instelling William Schrikker stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht, in aanvang in het kader van het ITB-HKA traject;
  • veroordeelt de verdachte voor feiten 1 en feit 2 primair tot een
  • beveelt dat indien de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
-
heft ophet
(geschorste) bevel tot voorlopige hechtenismet ingang van de datum dat dit vonnis onherroepelijk wordt;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
[benadeelde](wettelijke vertegenwoordiger van het minderjarige slachtoffer
[slachtoffer 1]) te [woonplaats 1] ten aanzien van feit 2
toeen veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 2.250,00, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
20 januari 2020tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]te [woonplaats 2] ten aanzien van feit 2 toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 33,27, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van
20 januari 2020tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.J. van den Acker, voorzitter, mr. S.A.M.C. van de Winkel en mr. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 oktober 2020.
mr. C.M.J. van den Acker is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter zake van feit 2 subsidiair, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Swalmen, in elk geval in de gemeente
Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer pakjes sigaretten/shag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te
weten aan de [naam supermarkt] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers
aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke dreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [naam supermarkt] met een deel van een jas voor zijn/hun mond/gezicht
heeft/hebben betreden en/of
- een of meer mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en),
heeft/hebben getoond aan en/of gericht op die [slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd:
"Maak die la open, geld geld" en/of "Geef me dat geld", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Swalmen, in elk geval in de gemeente
Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld
(ongeveer 495,55 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de
[naam supermarkt] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke dreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [naam supermarkt] met een deel van een jas voor zijn/hun mond/gezicht
heeft/hebben betreden en/of
- een of meer mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en),
heeft/hebben getoond aan en/of gericht op die [slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd:
"Maak die la open, geld geld" en/of "Geef me dat geld", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Reuver , in elk geval in de gemeente
Beesel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] toebehoorde, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke dreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s):
- met een ijzeren voorwerp, althans een hard en/of stomp voorwerp, op de
toonbank heeft/hebben geslagen en/of
- ( vervolgens) op dreigende toon heeft/hebben gezegd: "Dit is een overval,
geef mij geld" althans woorden van gelijke strekking en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , op of omstreeks 20 januari
2020 te Reuver , in elk geval in de gemeente Beesel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3]
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten
aan die [slachtoffer 2] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke dreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s):
- met een ijzeren voorwerp, althans een hard en/of stomp voorwerp, op de
toonbank heeft/hebben geslagen en/of
- ( vervolgens) op dreigende toon heeft/hebben gezegd: "Dit is een overval,
geef mij geld" althans woorden van gelijke strekking en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20
januari 2020 te Reuver , in elk geval in gemeente Beesel,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft door de cafetaria binnen te lopen en te vragen
of hij gebruik mocht maken van de wc en op die manier die [slachtoffer 2] heeft afgeleid en/of door een voorverkenning te doen bij die cafetaria en/of (vervolgens) inlichten van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of door de wisselen van kleding met die kleding van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] ;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer PL2330-2020011006, gesloten d.d. 11 mei 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 943.
2.Pagina’s 400 tot en met 402.
3.Pagina’s 403 tot en met 405.
4.Proces-verbaal van de terechtzitting van 30 september 2020.
5.Proces-verbaal van aangifte, pagina’s 616-621.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina’s 634-635.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina’s 628-629.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 641-652.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 655-658.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina’s27-42.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 89.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina’s 175-176.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina’s 184-185.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina’s 332-362.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina’s 249-251.
16.Proces-verbaal van de terechtzitting van 29 september 2020.