3.1.Als bijlage bij de aanvraag is de notitie “Toets aan voorwaarden voor verlening omgevingsvergunning (tijdelijke afwijking van bestemmingsplan voor de duur van 5 jaar)” gevoegd. In deze notitie is – onder meer – vermeld:
In de provinciale Beleidsnotitie Huisvesting Arbeidsmigranten 2016 worden algemene uitgangspunten benoemd voor de huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten (short-stayers met verblijfsduur maximaal 9 maanden) in de provincie Limburg. Het provinciaal standpunt met betrekking tot het scheppen van mogelijkheden voor huisvesting op recreatieterreinen wordt in dit beleid als ongewenst bestempeld en wordt in principe niet toegestaan. Campings en bungalowparken zijn opgezet en bestemd voor toerisme en recreatie. Gedurende de periode dat arbeidsmigranten gehuisvest worden op een recreatieterrein, is verblijf van recreanten op dat terrein niet mogelijk. Voor uitzonderingssituaties kan gebruik worden gemaakt van het instrument van de tijdelijke omgevingsvergunning voor planologische strijdig gebruik. Deze kan voor een maximale termijn van 10 jaar worden verleend.
In casu worden al langere tijd arbeidsmigranten op deze locatie gehuisvest. Deze huisvestingslocatie is volledig afgescheiden van nabijgelegen Residence Arcen Spa. Het was de bedoeling om het gebruik van deze huisvestingslocatie per 1 januari 2020 te staken en de huisvesting van de arbeidsmigranten over te hevelen naar een alternatieve locatie, in overleg met het bevoegd gezag. Echter, het planologisch regelen en daarna feitelijk geschikt maken van de alternatieve locatie gaat minder snel dan verwacht, waardoor er een leemte in de huisvestingsmogelijkheid dreigt te ontstaan. Om deze leemte op te lossen, wordt verzocht om de tijdelijke omgevingsvergunning met nog eens maximaal 5 jaar te verlengen.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aangevraagde tijdelijke omgevingsvergunning voor het huisvesten van arbeidsmigranten op het perceel verleend voor de periode 1 januari 2020 tot 1 januari 2025. In dit besluit is overwogen dat het gevraagde gebruik in strijd is met de gebruiksregels van het bestemmingsplan, omdat het gebruiken van het perceel als huisvestingslocatie voor arbeidsmigranten niet verenigbaar is met verblijfsrecreatieve doeleinden. Medewerking door afwijking van het bestemmingsplan kan alleen worden toegepast, indien er sprake blijft van een goede ruimtelijke ordening, en:
het bestemmingsplan dit zelf mogelijk maakt;
het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) vergunningverlening mogelijk maakt;
het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing inhoudt.
Verweerder overweegt dat het bestemmingsplan geen binnenplanse afwijkingsmogelijkheid bevat. Wel biedt het Bor mogelijkheden mee te werken aan de aanvraag. Het ter plaatse toestaan van het tijdelijke gebruik ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten valt namelijk onder de werkingssfeer van artikel 4, aanhef en onder 9, van Bijlage II bij het Bor. De voorwaarde bij het afwijken van het bestemmingsplan is echter wel, dat de afwijking geen inbreuk mag maken op een goede ruimtelijke ordening. Verweerder is na een belangenafweging tot de conclusie gekomen dat deze aanvraag voor een tijdelijke omgevingsvergunning voor het voortzetten van het bestaande gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de kwaliteit van de woon- en leefsituatie en dat daarom geen inbreuk wordt gemaakt op een goede ruimtelijke ordening. Aan de omgevingsvergunning voor het gebruiken van de camping als huisvestingslocatie voor arbeidsmigranten tot
1 januari 2025 worden de relevante eerder geldende voorschriften verbonden én het voorschrift dat indien de locatie [naam locatie] in gebruik kan worden genomen vóór
1 januari 2025, alle bewoners van de locatie [plaats 1] per direct verhuizen naar de nieuwe locatie.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Zij voert – kort gezegd – aan dat het besluit in strijd is met het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. Wat betreft haar beroep op het vertrouwensbeginsel voert eiseres aan dat de burgemeester van de toenmalige gemeente Arcen en Velden tegen haar heeft gezegd dat de situatie (
de rechtbank begrijpt: het huisvesten van arbeidsmigranten op het perceel) niet langer dan
1 april 2017 zou duren. In de hoorzitting van 24 juni 2019 heeft eiseres haar bezwaren nader toegelicht. Zij heeft aangevoerd dat een vergunning op grond van artikel 4, aanhef en onder 11, van Bijlage II bij het Bor op grond voor maximaal 10 jaar mag worden verleend. Deze termijn gaat lopen vanaf de datum verlening van de eerste vergunning, in dit geval: vanaf 2009. Dit betekent dat de vergunning niet weer verlengd mag worden. Namens verweerder is aangegeven dat de vergunning op grond van artikel 4, aanhef en onder 9, van Bijlage II bij het Bor is verleend en dat dit maakt dat het elfde onderdeel van dit artikel en de in dat onderdeel opgenomen maximale duur van de tijdelijke omgevingsvergunning van 10 jaar niet van toepassing is.
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
7. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en heeft hiertegen beroep ingesteld. Op hetgeen zij in dit verband heeft aangevoerd, wordt hierna inhoudelijk ingegaan. De rechtbank toetst het bestreden besluit aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) en het Bor. De relevante bepalingen zijn opgenomen in de bijlage die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Mocht verweerder de tijdelijke omgevingsvergunning met toepassing van artikel 4, aanhef, onder 9, van Bijlage II bij het Bor verlenen?
8. Eiseres betoogt dat verweerder artikel 4, aanhef en onder 9, van Bijlage II bij het Bor niet aan het verlenen van de tijdelijke omgevingsvergunning ten grondslag heeft mogen leggen. Voor toepassing van dit artikel is vereist dat sprake is van een “logiesfunctie voor werknemers”. Eiseres betwist dat enkel werknemers op het perceel verblijven én dat het perceel een logiesfunctie heeft, omdat – zo begrijpt de rechtbank – de arbeidsmigranten in de
Basisregistratie Personen (hierna: de BRP) staan ingeschreven op het perceel.
9. Verweerder heeft de omgevingsvergunning die eerder met toepassing van artikel 4, aanhef en onder 11, van Bijlage II bij het Bor is verleend, niet verlengd, maar een (nieuwe) tijdelijke omgevingsvergunning verleend met toepassing van onderdeel 9 van het hiervoor genoemde artikel. De vraag is of verweerder met toepassing van dit artikel van het bestemmingsplan heeft kunnen afwijken.
10. Tussen partijen staat niet ter discussie en de rechtbank stelt vast, dat het huisvesten van arbeidsmigranten op het perceel in strijd is met het bestemmingsplan. Artikel 9, eerste lid, van het bestemmingsplan bepaalt immers – kort gezegd – dat de grond gebruikt mag worden als camping. Onderdeel 9 van artikel 4 van Bijlage II bij het Bor maakt het mogelijk om aan gebouwen (al dan niet tijdelijk) een andere functie te geven die in strijd is met het geldende planologische regime. Het onderdeel maakt onderscheid tussen gebouwen binnen de bebouwde kom en gebouwen daarbuiten. Voor gebouwen die, zoals in dit geval, gelegen zijn buiten de bebouwde kom zijn de mogelijkheden om een ander gebruik toe te staan beperkt tot een “logiesfunctie voor werknemers”. Voor de vraag wat onder logiesfuncties wordt verstaan, zoekt de rechtbank aansluiting bij hetgeen daaronder in artikel 1.1, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012 wordt verstaan: “gebruiksfunctie voor het bieden van recreatief verblijf of tijdelijk onderdak aan personen”.