ECLI:NL:RBLIM:2020:7689

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
8691872 \ CV EXPL 20-3755
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in een civiele procedure tussen een stichting en een consument over een vordering tot betaling

Op 7 oktober 2020 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in de zaak tussen de stichting Zuyderland Medisch Centrum en een consument. De eiser, vertegenwoordigd door Vaessen Gerechtsdeurwaarders B.V., had een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die niet meer heeft gereageerd na het verkrijgen van uitstel. De procedure begon met een dagvaarding en een verzoek om uitstel van de gedaagde partij. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldeed aan de vereisten van artikel 111 lid 2 onder d Rv en artikel 21 Rv, waarbij de eiser de relevante feiten volledig en naar waarheid had aangevoerd.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partij, vermoedelijk een consument, niet in strijd heeft gehandeld met de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht. Aangezien de gedaagde partij niet heeft gereageerd op de vordering, werd deze als niet weersproken beschouwd en werd de vordering toegewezen. De gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.185,05, vermeerderd met wettelijke rente, en werd ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 814,08. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto, die de zaak heeft behandeld. De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van procesregels en de bescherming van consumenten in civiele procedures.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8691872 \ CV EXPL 20-3755
Vonnis van de kantonrechter van 7 oktober 2020
in de zaak van:
de stichting
STICHTING ZUYDERLAND MEDISCH CENTRUM,
gevestigd te Heerlen,
eisende partij,
gemachtigde Vaessen Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. S. Ikiz.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.3.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.5.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord. De vordering van eisende partij staat daarom als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.6.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,08
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 814,08

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 3.185,05, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.640,75 vanaf 27 juli 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 814,08, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC