ECLI:NL:RBLIM:2020:7655

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
7 oktober 2020
Zaaknummer
C/03/272563 / HA ZA 20-6
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot aanhouding van procedure in Nederland vanwege later gestarte procedure in Cyprus

In deze zaak verzoekt gedaagde, F1 MARKETS LIMITED, om de procedure in Nederland aan te houden in afwachting van een later gestarte procedure in Cyprus. De rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, heeft op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in het incident. F1 stelt dat de rechtbank in Cyprus op 6 juli 2020 verlof heeft verleend voor het starten van een procedure tegen de eiseres, die in deze zaak als consument wordt beschouwd. F1 beroept zich op een forumkeuzebeding dat zou bepalen dat de rechter in Cyprus bevoegd is. De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 31 lid 2 van de Brussel I bis-Verordening, de procedure in Nederland moet worden aangehouden zolang de aangezochte rechter in Cyprus zich nog niet heeft uitgesproken over zijn bevoegdheid.

De rechtbank heeft echter eerder geoordeeld dat het forumkeuzebeding niet voldoet aan de vereisten van de Brussel I bis-Verordening, waardoor F1 geen beroep kan doen op dit beding. De rechtbank concludeert dat artikel 31 lid 2 niet van toepassing is, omdat de eiseres een consument is en het forumkeuzebeding niet geldig is. Daarom wijst de rechtbank het verzoek tot aanhouding af. Daarnaast wordt de vordering van F1 om het toepasselijke recht te verklaren als Cypriotisch recht, afgewezen, omdat deze vordering niet in het incident kan worden behandeld. F1 wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 543,00. De zaak wordt verwezen naar de rol voor conclusie van repliek aan de zijde van de eiseres, met een aanhouding van verdere beslissingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/272563 / HA ZA 20-6
Vonnis in incident van 7 oktober 2020
in de zaak van
[eiseres, verweerster in het incident],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres, verweerster in het incident,
advocaat mr. M.A. Hupkes,
tegen
de vennootschap naar Cypriotisch recht
F1 MARKETS LIMITED,
gevestigd te Limassol (Cyprus),
gedaagde, eiseres in het incident,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
Partijen zullen hierna [eiseres, verweerster in het incident] en F1 genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 3 juni 2020,
- het vonnis van 1 juli 2020, waarbij het verzoek van F1 om hoger beroep toe te staan van het vonnis in incident van 3 juni 2020 is afgewezen,
- de conclusie van antwoord, tevens houdende verzoek om aanhouding ex artikel 31 lid 2 Brussel I bis-Verordening met 17 producties,
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
1.3.
De rechter die in deze zaak eerder de vonnissen heeft gewezen, heeft haar feitelijke werkzaamheden beëindigd in verband met haar naderende pensionering. Dit vonnis wordt daarom door een andere rechter gewezen.

2.Het verzoek om aanhouding ex artikel 31 lid 2 Brussel I bis-Verordening

2.1.
F1 stelt dat de rechtbank te Cyprus op 6 juli 2020 verlof verleend heeft tot het initiëren van een procedure tegen [eiseres, verweerster in het incident] voor die rechtbank over hetzelfde onderwerp als deze zaak. F1 verzoekt de procedure bij rechtbank Limburg aan te houden tot de aangezochte rechter te Cyprus zich over zijn bevoegdheid heeft uitgelaten. Volgens F1 zijn partijen een forumkeuzebeding overeengekomen, op grond waarvan de rechter in Cyprus bevoegd is. Op grond van artikel 31 lid 2 Brussel I bis-Verordening dient, ook indien die procedure later is gestart, het gerecht van de forumkeuze te beslissen over zijn bevoegdheid en dient de andere procedure zolang te worden aangehouden, aldus F1.
2.2.
[eiseres, verweerster in het incident] voert verweer.

3.De beoordeling

Het verzoek tot aanhouding

3.1.
De rechtbank heeft bij vonnis in incident van 3 juni 2020 geoordeeld bevoegd te zijn van het geschil kennis te nemen op grond van het bepaalde in artikel 18 lid 1 Brussel I bis-Verordening. Daartoe heeft de rechtbank onder meer overwogen dat de overeenkomst die [eiseres, verweerster in het incident] en F1 gesloten hebben, kwalificeert als een consumentenovereenkomst als bedoeld in de Brussel I bis-Verordening. Ook heeft de rechtbank overwogen dat het forumkeuzebeding waarop F1 een beroep doet, niet voldoet aan het bepaalde in artikel 19 lid 1 Brussel I bis-Verordening, zodat een beroep op dit beding niet slaagt (artikel 25 lid 4 Brussel I bis-Verordening).
3.2.
Op grond van artikel 31 lid 2 Brussel I bis-Verordening dient een gerecht de uitspraak aan te houden wanneer een zaak aanhangig wordt gemaakt bij een gerecht van een lidstaat dat op grond van een in artikel 25 bedoelde overeenkomst bij uitsluiting bevoegd is. Artikel 25 ziet op de forumkeuze. Artikel 31 lid 4 van deze verordening bepaalt echter dat lid 2 van dit artikel niet van toepassing is op aangelegenheden als bedoeld in (onder meer) afdeling 4 (consumentenovereenkomst) indien een consument de eiser is en de overeenkomst niet geldig is krachtens deze afdeling.
3.3.
Nu de rechtbank bij vonnis in incident van 3 juni 2020 geoordeeld heeft dat F1 geen beroep kan doen op het forumkeuzebeding vanwege het bepaalde in artikel 19 lid 1 juncto artikel 25 lid 4 Brussel I bis-Verordening, [eiseres, verweerster in het incident] consument is en eiseres in deze procedure, is artikel 31 lid 2 Brussel I bis-Verordening niet van toepassing. De rechtbank wijst het verzoek tot aanhouding daarom af.
Het toepasselijke recht
3.4.
F1 stelt verder dat het in het kader van een goede procesorde van groot belang is dat de rechtbank “thans eerst” oordeelt over het toepasselijke recht alvorens de zaak verder inhoudelijk te behandelen. Voor zover F1 bedoeld heeft in dit incident (wederom net als in het bevoegdheidsincident) te vorderen dat de rechtbank verklaart dat Cypriotisch recht van toepassing is, overweegt de rechtbank dat die vordering zich niet leent voor behandeling in dit incident. Die vorderding zal daarom worden afgewezen. Het debat over het toepasselijke recht zal beoordeeld worden in de hoofdzaak.
De proceskosten in het incident
3.5.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal F1 worden veroordeeld in de proceskosten in dit incident. Deze kosten worden begroot op € 543,00 aan salaris voor de advocaat.
In de hoofdzaak
3.6.
In het vonnis van 3 juni 2020 heeft de rechtbank de zaak naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord en opgave verhinderdata voor een te houden mondelinge behandeling. De inhoud van de conclusie van antwoord is voor de rechtbank aanleiding om het debat schriftelijk voor te zetten.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het verzoek tot aanhouding af,
4.2.
wijst de vordering Cypriotisch recht van toepassing te verklaren af,
4.3.
veroordeelt F1 in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiseres, verweerster in het incident] tot op heden begroot op € 543,00,
in de hoofdzaak
4.4.
verwijst de zaak naar de rol van
18 november 2020voor conclusie van repliek aan de zijde van [eiseres, verweerster in het incident] ,
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2020. [1]

Voetnoten

1.type: AP