ECLI:NL:RBLIM:2020:7569

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
5 oktober 2020
Zaaknummer
8573756 \ CV EXPL 20-2742
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake creditcardovereenkomst en betalingstermijnen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INTERNATIONAL CARD SERVICES B.V. (hierna: ICS BV), gevestigd te Amsterdam, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. ICS BV vorderde betaling van een bedrag van € 2.565,50, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een creditcardovereenkomst. De gedaagde partij had de met de creditcard opgenomen bedragen niet tijdig terugbetaald, met een huidig saldo van € 2.043,53. De gedaagde partij erkende de verschuldigdheid van het saldo, maar voerde verweer tegen de gevorderde incassokosten, stellende dat hij een aanvraag tot gespreid betalen had gedaan, waarop ICS BV niet had gereageerd.

De kantonrechter overwoog dat de gedaagde partij zijn stelling niet had onderbouwd en dat er geen bewijs was dat de mogelijkheid tot gespreid betalen bij het aangaan van de overeenkomst was aangevraagd. De rechter stelde vast dat de gedaagde partij gehouden was het bedrag binnen 21 dagen na de datum van het rekeningafschrift te voldoen. Tevens werd geoordeeld dat een enkele aanmaning die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW voldoende is om buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te laten zijn. De kantonrechter wees de vordering van ICS BV toe, inclusief de gevorderde incassokosten en wettelijke rente.

De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van ICS BV op € 1.024,09 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8573756 \ CV EXPL 20-2742
Vonnis van de kantonrechter van 7 oktober 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INTERNATIONAL CARD SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
verder te noemen ICS BV,
gemachtigde Jongejan & Wisseborn c.s. Harderwijk,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
verder te noemen [gedaagde partij] ,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten - voor zover van belang

2.1.
Tussen partijen bestaat een creditcardovereenkomst.
2.2.
Op de overeenkomst zijn de Algemene Card-voorwaarden ABN AMRO en ABN AMRO MeesPierson van toepassing.
2.3.
[gedaagde partij] heeft de met de creditcard opgenomen bedragen/gedane bestedingen niet (tijdig) terugbetaald. Het huidige saldo bedraagt € 2.043,53.
2.4.
Bij exploot van 23 mei 2019 is aan [gedaagde partij] de zogenaamde veertiendagensommatie betekend.

3.Het geschil

3.1.
ICS BV vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 2.565,50, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Aan haar vordering legt ICS BV de tussen partijen gesloten creditcardovereenkomst ten grondslag. [gedaagde partij] heeft het opeisbare saldo, dat binnen 21 dagen na datum rekeningafschrift moet zijn voldaan, niet voldaan.
3.3.
[gedaagde partij] erkent de gevorderde hoofdsom. Hij voert verweer tegen de gevorderde incassokosten, nu diverse e-mails van het incassobureau door een instelling bij het incassobureau in de spambox van [gedaagde partij] terecht zijn gekomen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde partij] erkent de verschuldigdheid van het opeisbare saldo van € 2.043,53. Dit bedrag ligt dan ook voor toewijzing aan ICS BV gereed.
4.2.
[gedaagde partij] stelt zich op het standpunt dat hij een aanvraag tot gespreid betalen heeft gedaan, waarop door ICS BV niet is gereageerd.
Overwogen wordt dat [gedaagde partij] zijn stelling hieromtrent niet heeft onderbouwd. Als onweersproken kan wel worden vastgesteld dat partijen twee keer een betalingsregeling hebben getroffen, die [gedaagde partij] vervolgens niet is nagekomen. Dat er aan de creditcardovereenkomst zelf, bij aanvang, een mogelijkheid is gekoppeld om gespreid te betalen kan niet worden vastgesteld. [gedaagde partij] was dan ook gehouden het opgenomen bedrag/gedane bestedingen ineens binnen 21 dagen na datum rekening afschrift te voldoen. ICS BV is daarbij niet verplicht in te stemmen met een voorstel/aanvraag tot termijnbetaling.
4.3.
ICS BV maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde partij] betwist de verschuldigdheid daarvan, althans de hoogte van het door ICS BV gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten.
De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
ICS BV heeft aan [gedaagde partij] een aanmaning (sommatie-exploot) gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het is daarbij niet van belang of [gedaagde partij] andere correspondentie wel of niet heeft ontvangen. Een enkele aanmaning die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW is voldoende om de incassokosten verschuldigd te laten zijn. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.4.
Nu [gedaagde partij] in verzuim verkeert is tevens wettelijke rente verschuldigd. [gedaagde partij] voert hiertegen ook geen verweer. De rente zal als gevorderd aan ICS BV worden toegewezen.
4.5.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.6.
[gedaagde partij] verzoekt verder een betalingsregeling vast te stellen. De kantonrechter overweegt dat het treffen van een betalingsregeling een zaak tussen partijen is waarmee hij geen bemoeienis heeft. [gedaagde partij] dient zich daartoe (nogmaals) tot ICS BV te wenden.
4.7.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van ICS BV worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,09
  • griffierecht 499,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.024,09
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan ICS BV te betalen een bedrag van € 2.565,50, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.043,53 vanaf 14 mei 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van ICS BV gevallen en tot op heden begroot op € 1.024,09,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.