ECLI:NL:RBLIM:2020:752

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
C.03 / 273498 / BZRK 20-53
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene met de ziekte van Huntington

Op 23 januari 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene met de ziekte van Huntington. Het verzoek tot voortzetting werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 20 januari 2020 was ingekomen. Bij de behandeling waren de betrokkene, zijn advocaat mr. N.R. Heilhof, en enkele zorgprofessionals aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat is om voor zichzelf te zorgen en dat er een ernstig risico op levensgevaar en verwaarlozing bestaat. De specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat de betrokkene niet in staat is om de consequenties van zijn beslissingen te overzien en dat zijn verblijf op basis van vrijwilligheid niet betrouwbaar is. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat er geen juridische basis is voor de gedwongen opname, omdat de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) die de ziekte van Huntington gelijkstelt aan een psychogeriatrische aandoening nog niet in werking is getreden.

De rechtbank oordeelde echter dat, ondanks het ontbreken van de AMvB, de Wet zorg en dwang reeds van toepassing kan worden verklaard in het belang van de betrokkene. De rechtbank concludeerde dat de toestand van de betrokkene vergelijkbaar is met een psychogeriatrische aandoening, waardoor de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is. De machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling werd verleend voor de duur van zes weken, tot en met 4 maart 2020. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M.I.J. Hegeman en is op 30 januari 2020 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd
Zaaknummer: C/03/273498 / BZ RK 20/53
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking van 23 januari 2020 van de rechtbank Limburg naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd),
ten aanzien van:
[naam betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats betrokkene] op [geboortedatum betrokkene] ,
wonend te [adres woon- en verblijfplaats betrokkene] , [woon- en verblijfplaats betrokkene] ,
verblijvende te [woon- en verblijfplaats betrokkene] , [naam zorgcentrum] , [adres woon- en verblijfplaats betrokkene] .
hierna te noemen: betrokkene.
advocaat: mr. N.R. Heilhof
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- betrokkene.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 20 januari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de beschikking van de burgemeester d.d. 17 januari 2020;
  • de medische verklaring d.d.17 januari 2020;
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg dan wel de verklaring als bedoeld in artikel 1 lid 1c Wzd d.d. 4 juli 2019;
  • het afschrift van de beschikking waarbij een mentor is benoemd.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 22 januari 2020, in het gebouw van [naam zorgcentrum] , [adres woon- en verblijfplaats betrokkene] te [woon- en verblijfplaats betrokkene] .
1.3.
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat mr. N.R. Heilhof;
  • de specialist ouderengeneeskunde E. de Kan;
  • de verpleegkundige, tevens eerste contactpersoon M. Schreurs.
1.4.
De zoon tevens mentor van betrokkene is niet ter zitting verschenen.

2.Beoordeling

2.1.
Op 17 januari 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Weert ten behoeve van de betrokkene een last tot inbewaringstelling afgegeven.
2.2.
Ter onderbouwing van het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling voert de specialist ouderengeneeskunde het volgende aan. Bij betrokkene is er sprake van een nadrukkelijk aanwezig neurocognitief beeld ten gevolge van de ziekte van Huntington. Dit is door middel van neuropsychologische tests aangetoond en tijdens zijn verblijf in de instelling gebleken. Betrokkene kan niet meer voor zichzelf zorgen, is aangewezen op een 24 uurs zorgsetting en moet voor alle gewone dagelijkse handelingen (inclusief intake vocht- en voeding) gemotiveerd en aangestuurd worden. Er bestaat bij betrokkene geen ziekte-inzicht en hij is niet in staat de consequenties van zijn beslissingen te overzien. Er is geen sociaal netwerk en zijn ex-echtgenote heeft gezegd hem niet in huis te kunnen nemen. Zijn verblijf op basis van vrijwilligheid is volgens de specialist ouderengeneeskunde onvoldoende betrouwbaar. Betrokkene heeft tijdens zijn verblijf meermaals overtuigend aangekondigd naar Heerlen te zullen vertrekken. Tijdens de uitvoering van dit voornemen zal er voor betrokkene onmiddellijk ernstig nadeel ontstaan in de vorm van:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige verwaarlozing;
  • acute maatschappelijke teloorgang.
2.3.
Betrokkene en zijn advocaat voeren het volgende aan. Zes weken geleden is betrokkene op (dringend) advies van zijn zoon, tevens mentor, op vrijwillige basis opgenomen binnen de specialistische woongroep (ziekte van Huntington) van [naam zorgcentrum] te [woon- en verblijfplaats betrokkene] . Betrokkene vindt dat de ziekte van Huntington zich nog niet bij hem heeft gemanifesteerd. Hij wil naar huis gaan of naar zijn ex-echtgenote die met hem wil trouwen.
De advocaat van betrokkene zegt dat betrokkene tijdens zijn verblijf binnen de woongroep Huntington tot de conclusie is gekomen dat zijn opname te vroeg heeft plaatsgevonden. De mensen die hier wonen bevinden zich in een veel verder gevorderd stadium van het ziekteproces dan hij. Omdat hij geen woonruimte meer heeft zal hij tot het moment dat er een woonruimte voor hem beschikbaar is vrijwillig bij [naam zorgcentrum] verblijven. Tijdens deze periode wil hij zelf kunnen bepalen of hij naar buiten gaat. Hij heeft hiervoor een sleutel nodig, die hem bij de inbewaringstelling is afgenomen. Omdat er nog geen Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is op grond waarvan de ziekte van Huntington gelijk gesteld kan worden met een psychogeriatrische aandoening en dientengevolge onder de Wzd valt, vindt de advocaat dat er van een gedwongen opname binnen een verpleeginrichting geen sprake kan zijn. Volgens haar is er in de geneeskundige verklaring evenmin voldoende onderbouwd dat in het geval van betrokkene sprake is van gedragsproblemen of regieverlies vergelijkbaar met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking en is zodoende niet voldaan aan de eisen die worden genoemd in artikel 1 lid 4 Wzd.
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt.
De minister heeft het voornemen kenbaar gemaakt de ziekte van Huntington middels een Algemene Maatregel van Bestuur ( AMvB) gelijk te stellen aan een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap, zodat het bereik van de Wet Zorg en Dwang op personen met deze aandoening van toepassing wordt. De advocaat van betrokkene heeft terecht het standpunt ingenomen dat de vereiste AMvB nog niet gereed is en in werking is getreden zodat er geen sprake kan zijn van een gedwongen opname in een verpleeginrichting. Evenwel anders dan de advocaat zal de rechtbank in dit geval vanuit het belang van een menswaardige, specialistische zorg voor betrokkene de Wet Zorg en Dwang nu reeds van toepassing verklaren.
2.5.
Gezien de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat bij betrokkene sprake is van een toestandsbeeld waarin de ziekte van Huntington zich zodanig presenteert dat deze vergelijkbaar is met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking en zodoende is voldaan aan de eisen die worden genoemd in artikel 1 lid 4 Wzd.
2.6.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.7.
De machtiging zal worden verleend voor de duur van 6 weken, en geldt aldus tot en met 4 maart 2020.
2.8.
Hetgeen namens/door betrokkene voorts als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[naam betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats betrokkene] op [geboortedatum betrokkene] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 4 maart 2020.
Deze beschikking is op 23 januari 2020 mondeling gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door B.W.M. Nacken-Heemels als griffier, en op 30 januari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.