Op 23 januari 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene met de ziekte van Huntington. Het verzoek tot voortzetting werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 20 januari 2020 was ingekomen. Bij de behandeling waren de betrokkene, zijn advocaat mr. N.R. Heilhof, en enkele zorgprofessionals aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat is om voor zichzelf te zorgen en dat er een ernstig risico op levensgevaar en verwaarlozing bestaat. De specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat de betrokkene niet in staat is om de consequenties van zijn beslissingen te overzien en dat zijn verblijf op basis van vrijwilligheid niet betrouwbaar is. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat er geen juridische basis is voor de gedwongen opname, omdat de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) die de ziekte van Huntington gelijkstelt aan een psychogeriatrische aandoening nog niet in werking is getreden.
De rechtbank oordeelde echter dat, ondanks het ontbreken van de AMvB, de Wet zorg en dwang reeds van toepassing kan worden verklaard in het belang van de betrokkene. De rechtbank concludeerde dat de toestand van de betrokkene vergelijkbaar is met een psychogeriatrische aandoening, waardoor de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is. De machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling werd verleend voor de duur van zes weken, tot en met 4 maart 2020. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M.I.J. Hegeman en is op 30 januari 2020 schriftelijk uitgewerkt.