In deze zaak, die voor de kantonrechter van de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een huurachterstand en de daaropvolgende ontruiming van een appartement. De eiser, wonend in [woonplaats 1], heeft de gedaagde, wonend in [woonplaats 2], aangeklaagd wegens het niet betalen van huur. De gedaagde had vanaf 19 april 2019 een appartement gehuurd voor € 450,00 per maand, maar heeft een achterstand opgebouwd van € 2.604,83. De eiser vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van de achterstallige huur en bijkomende kosten. De gedaagde heeft echter aangevoerd dat hij de huur schriftelijk heeft opgezegd en dat hij het appartement al eind mei 2019 heeft verlaten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij de huur heeft opgezegd en dat hij de huur contant heeft betaald. De kantonrechter oordeelt dat de huurovereenkomst na mei 2019 is blijven bestaan en dat de gedaagde zijn huurbetalingsverplichting niet is nagekomen. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser tot betaling van € 2.250,00 aan huurachterstand toegewezen, maar heeft de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat niet is aangetoond dat aanmaningen zijn verzonden die aan de wettelijke vereisten voldoen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 30 september 2020.