Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De beoordeling
- dagvaarding € 102,96
- griffierecht € 499,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
Op 30 september 2020 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen de onderlinge waarborgmaatschappij Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars Groep, Zorgverzekeraar U.A., gevestigd te Tilburg, als eisende partij en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De gedaagde had na verkregen uitstel niet meer geantwoord op de dagvaarding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldeed aan de vereisten van artikel 111 lid 2 onder d Rv en artikel 21 Rv, waarbij de eisende partij de relevante feiten volledig en naar waarheid had aangevoerd. De gedaagde partij werd vermoed een consument te zijn, en de kantonrechter heeft ambtshalve de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht toegepast. De kantonrechter oordeelde dat er geen schending van deze bepalingen had plaatsgevonden en dat de vordering van de eisende partij, die niet was weersproken door de gedaagde, toewijsbaar was. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 998,41, vermeerderd met wettelijke rente, en in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de eisende partij tot dat moment waren begroot op € 721,96. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.