ECLI:NL:RBLIM:2020:7465

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
8681587 \ CV EXPL 20-3655
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzuimdatum onduidelijk, wettelijke rente vanaf datum dagvaarding, bik afgewezen

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 30 september 2020, is de vennootschap naar buitenlands recht Zalando Payments GmbH, gevestigd te Berlijn, als eisende partij opgetreden tegen een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 137,80, vermeerderd met rente en kosten, omdat de gedaagde partij een online bestelling had geplaatst maar een deel van het verschuldigde bedrag onbetaald had gelaten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldeed aan de wettelijke vereisten en dat de gedaagde partij, die als consument wordt vermoed, niet had gereageerd op de vordering na het verlenen van uitstel.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering ten aanzien van de hoofdsom als niet weersproken moest worden toegewezen. Wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten kon de kantonrechter deze niet toewijzen, omdat de eisende partij niet had aangegeven vanaf welke datum de gedaagde in verzuim was. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, aangezien het verzuim op dat moment was ingetreden. De gedaagde partij werd ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 246,85 werden begroot.

Het vonnis werd uitgesproken door mr. R.H.J. Otto en is uitvoerbaar bij voorraad. De kantonrechter wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8681587 \ CV EXPL 20-3655
Vonnis van de kantonrechter van 30 september 2020
in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht
ZALANDO PAYMENTS GMBH,
gevestigd te Berlijn (Duitsland),
eisende partij,
gemachtigde E.A.P. van Lith,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.3.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.5.
Eisende partij vordert – samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van een bedrag van € 137,80, te vermeerderen met rente en kosten.
2.6.
Aan haar vordering heeft eisende partij - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat gedaagde partij bij eisende partij online een bestelling heeft geplaatst. Eisende partij heeft de bestelde zaken geleverd en deze middels een factuur in rekening gebracht. Gedaagde partij heeft een bedrag van € 95,95 onbetaald gelaten heeft. Hierdoor zag eisende partij zich genoodzaakt de vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. Deze kosten van € 40,00 (excl. btw) dienen voor rekening van gedaagde partij te komen. Verder maakt gedaagde partij aanspraak op de wettelijke rente, waaronder een bedrag van € 1,85 aan verschenen rente, berekend tot de dag der dagvaarding.
2.7.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord. De vordering ten aanzien van de hoofdsom staat daarom als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.8.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. Alvorens aanspraak bestaat op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, moet kunnen worden vastgesteld dat en met ingang van welke datum gedaagde partij in verzuim is. Nu eisende partij echter heeft nagelaten te stellen vanaf welke datum gedaagde partij in verzuim is, kunnen de buitengerechtelijke incassokosten niet worden toegewezen.
2.9.
Nu eisende partij niet voldoende specifiek heeft gesteld met ingang van welke datum gedaagde partij met de betaling van de aan de hoofdsom onderliggende factuur in verzuim is, zal de wettelijke rente (over de resterende hoofdsom) worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. Door de daad van dagvaarding is in elk geval verzuim ingetreden.
2.10.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 86,85
  • griffierecht € 124,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 246,85

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 95,95, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 juli 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 246,85,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC