ECLI:NL:RBLIM:2020:7458

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
8639512 \ CV EXPL 20-3321
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vordering tot betaling door zorgverzekeraar tegen consument

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 30 september 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V., gevestigd te Arnhem, als eisende partij en een consument als gedaagde partij, die procedeerde in persoon. De procedure is gestart met een dagvaarding, waarna de gedaagde partij om uitstel heeft verzocht. Na het verkregen uitstel heeft de gedaagde partij echter niet meer gereageerd op de dagvaarding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 21 Rv. De gedaagde partij wordt vermoed een consument te zijn, wat betekent dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht van toepassing zijn, ook al is daar niet om gevraagd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er in deze zaak geen schending van deze beschermende bepalingen heeft plaatsgevonden.

De vordering van de eisende partij is niet weersproken door de gedaagde partij en wordt als onvoldoende betwist toegewezen. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 378,83, vermeerderd met wettelijke rente over een deel van dit bedrag vanaf 17 juni 2020. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eisende partij zijn begroot op € 298,96. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eisende partij het vonnis kan laten uitvoeren, ook als de gedaagde partij in beroep gaat.

Dit vonnis is uitgesproken door mr. R.H.J. Otto in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8639512 \ CV EXPL 20-3321
Vonnis van de kantonrechter van 30 september 2020
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
gemachtigde Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord.
2.2.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.4.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.6.
De vordering van eisende partij staat als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.7.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 102,96
  • griffierecht € 124,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 298,96

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 378,83, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 316,41 vanaf 17 juni 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 298,96,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 36,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, dit bedrag te vermeerderen met de hierover verschuldigd zijnde btw,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC