ECLI:NL:RBLIM:2020:7456

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
8624209 \ CV EXPL 20-3198
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in een civiele procedure tussen een stichting en een gedaagde over een vordering tot betaling

Op 30 september 2020 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in de zaak tussen de stichting STICHTING WONEN LIMBURG, gevestigd te Sittard, als eisende partij, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De procedure begon met een dagvaarding en een verzoek om uitstel van de gedaagde partij. Na het verkregen uitstel heeft de gedaagde partij echter niet meer geantwoord, waardoor de vordering van de eisende partij als niet weersproken vaststond. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de stichting als onvoldoende betwist moest worden toegewezen.

In de beoordeling heeft de kantonrechter vastgesteld dat de gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van de eisende partij zijn begroot op een totaalbedrag van € 724,09, bestaande uit kosten voor de dagvaarding, griffierecht en het salaris van de gemachtigde. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld om aan de eisende partij een bedrag van € 1.053,12 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2020 tot de dag van volledige betaling. Tevens is de gedaagde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de eisende partij tot op heden zijn begroot op € 724,09.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8624209 \ CV EXPL 20-3198
Vonnis van de kantonrechter van 30 september 2020
in de zaak van:
de stichting
STICHTING WONEN LIMBURG,
gevestigd te Sittard,
eisende partij,
gemachtigde P.M.F. Otten,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord. De vordering van eisende partij staat daarom als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.2.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,09
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 724,09

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.053,12 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 juni 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 724,09,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC