ECLI:NL:RBLIM:2020:7455

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
8622700 \ CV EXPL 20-3182
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand en incassokosten

In deze zaak vordert de naamloze vennootschap HEERLEN I INVEST N.V., gevestigd te Leiderdorp, dat de besloten vennootschap ROFRA MEUBELEN HEERLEN B.V., gevestigd in Heerlen, wordt veroordeeld tot betaling van een huurachterstand van € 40.782,11, inclusief (boete-)rente en buitengerechtelijke incassokosten. De eisende partij stelt dat de gedaagde partij in gebreke is gebleven met de huurbetalingen voor een bedrijfsruimte gelegen aan de In de Cramer 156-158 in Heerlen. De huurprijs bedraagt € 10.423,45 per maand, en de gedaagde partij heeft tot en met mei 2020 een achterstand van € 28.076,51 opgebouwd. Daarnaast vordert de eisende partij de wettelijke (boete-)rente van 2% per maand en buitengerechtelijke kosten van € 5.319,41.

De gedaagde partij heeft na verkregen uitstel niet meer gereageerd op de vordering. De kantonrechter oordeelt dat de vordering ten aanzien van de huurachterstand en de (boete-)rente als niet weersproken vaststaat en toewijsbaar is. De kantonrechter wijst ook de buitengerechtelijke incassokosten toe, berekend op basis van de hoofdsom en de reeds verschenen rente. De totale kosten aan de zijde van de eisende partij worden begroot op € 1.563,99, inclusief griffierecht en salaris van de gemachtigde.

In de beslissing veroordeelt de kantonrechter de gedaagde partij om aan de eisende partij een bedrag van € 39.674,19 te betalen, vermeerderd met de overeengekomen (boete-)rente vanaf 24 juni 2020 tot de dag van volledige betaling. Tevens wordt de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8622700 \ CV EXPL 20-3182
Vonnis van de kantonrechter van 30 september 2020
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
HEERLEN I INVEST N.V.,
gevestigd te Leiderdorp,
eisende partij,
gemachtigde mr. M.J. Schapendonk,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROFRA MEUBELEN HEERLEN B.V.,
gevestigd In de Cramer 156,
6412 PM Heerlen,
gedaagde partij,
verschenen bij [naam] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eisende partij vordert - samengevat – gedaagde partij te veroordelen om aan eisende partij te betalen:
een bedrag van € 40.782,11,
de overeengekomen (boete-)rente over de openstaande bedragen vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
de kosten van het geding.
2.2.
Eisende partij stelt dat gedaagde partij de bedrijfsruimte, staande en gelegen te 6412 PM Heerlen aan de In de Cramer 156-158, tegen een huurprijs van € 10.423,45 per maand steeds bij vooruitbetaling te voldoen van haar huurt.
2.3.
Gedaagde partij heeft tot en met mei 2020 een achterstand van € 28.076,51laten ontstaan in haar huurbetalingsverplichting jegens eisende partij. Daarnaast stelt eisende partij dat zij op grond van de tussen partijen toepasselijke algemene bepalingen gerechtigd is de overeengekomen (boete-)rente ad 2 % per maand, met een minimum van € 300,00 per maand, op gedaagde partij te verhalen. Eisende partij berekend de vervallen rente op
€ 7.386,20. Voorts stelt eisende partij dat gedaagde partij aan haar een vergoeding van
€ 5.319,41 voor buitengerechtelijke kosten verschuldigd is.
2.4.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord. De vordering ten aanzien van de huurachterstand en de (boete-)rente rente staat daarom als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.5.
Eisende partij stelt dat zij de buitengerechtelijke incassokosten berekend heeft over de huurachterstand vermeerderd met de (boete-)rente.
Volgens het Rapport BGK-Integraal geldt als grondslag voor het berekenen van de incassokosten indien de schuldenaar geen consument is:
a. a) de contractueel verschuldigde hoofdsom (zonder rente) waarvoor redelijk was om
buitengerechtelijke incassohandelingen te verrichten (zie § III.3.1)
b) plus de over een jaar reeds verschenen en verschuldigde rente (6:119a lid 3 en 6:119b
lid 3 BW; zie § III.3.1).
Nu de (boete-)rente minder dan een jaar is verschenen, zal voor de berekening van de buitengerechtelijke incassokosten worden uitgegaan van de hoofdsom. Er zal een bedrag van € 4.211,48 worden toegewezen.
2.6.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 87,99
  • griffierecht € 996,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 1.563,99

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 39.674,19, te vermeerderen met de overeengekomen (boete-)rente over de openstaande bedragen vanaf 24 juni 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 1.563,99,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC