Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 april 2020 met producties 1 tot en met 10;
- het formulier B16 Niet geregeld verzoek aan de zijde van [eiseres] met producties 11 tot en met 13;
- het tegen [gedaagde] verleende verstek.
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 23 september 2020, heeft eiseres een vordering ingediend tegen gedaagde, die niet verschenen was. De vordering betrof de eigendomsoverdracht van een woning, die beide partijen gezamenlijk bezaten, na de beëindiging van hun affectieve relatie. Eiseres vorderde dat gedaagde zou meewerken aan de eigendomsoverdracht van zijn aandeel in de woning, onder de voorwaarde dat hij werd ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire lening die op de woning rustte.
De rechtbank heeft de vordering ongegrond verklaard. De rechtbank overwoog dat er geen juridische basis was voor de vordering, aangezien er geen bewijs was dat de woning aan eiseres was toebedeeld. De rechtbank merkte op dat de vordering om de woning aan eiseres toe te delen niet expliciet was opgenomen in het petitum van de dagvaarding. Hierdoor kon de rechtbank de vorderingen onder B, C en E, die afhankelijk waren van de toewijzing van vordering A, ook niet toewijzen.
Ten slotte heeft de rechtbank besloten om de proceskosten te compenseren, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitgesproken door mr. Y.J.C.A. Roeffen en is openbaar gemaakt op dezelfde datum als de uitspraak.