Vast staat dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veruit het grootste gedeelte van zijn leven in de onderhavige woning heeft gewoond. Slechts gedurende een kleine vijf jaar vanaf 1975 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op twee andere adressen gewoond.
Ten aanzien van kinderen wordt vaak aangenomen dat zij geen duurzame gemeenschappelijke huishouding – zoals bedoeld in dit wetsartikel - voeren met hun ouders omdat zij nu eenmaal op enig moment in de toekomst “uitvliegen”. Dat is inherent aan de ouder/kind relatie. Maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. Daarom moet ook een ouder/kind relatie op zijn eigen merites worden beoordeeld.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is geboren op [geboortedatum] . Hij is dus 52 jaar oud. Daarmee is in ieder geval de gebruikelijke leeftijdsperiode waarop kinderen “uitvliegen” ruimschoots verstreken.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is op een leeftijd van 27 jaar teruggekeerd naar de ouderlijke woning. Die terugkeer heeft zich dus ook niet recent voorgedaan en evenmin duidt de lange periode die sindsdien is verstreken er op dat hij alsnog voornemens is dat te gaan doen.
Uit de overgelegde verklaringen van buurtgenoten/buren staat voldoende vast dat vader zonder hulp niet meer zelfstandig kon wonen. Ook is als niet betwist komen vast te staan dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn vader met name de laatste jaren verzorgde, uitstapjes met hem maakte en huishoudelijke taken met hem deelde dan wel geheel uitvoerde, alsmede bijdroeg in de kosten. Wat betreft het vereiste van wederzijdse ondersteuning blijkt echter ook uit die verklaringen dat vader aanvankelijk ruimschoots bijdroeg aan het huishouden, maar dat door de progressie van zijn ziekte zijn bijdrage gaandeweg kleiner is geworden.
Al met al is de kantonrechter dan ook van mening dat hier sprake is van een afwijkende ouder/kind relatie.
Niets wijst er verder op dat de zoon misbruik van de situatie zou hebben gemaakt, bijvoorbeeld door zich op enig moment, kort voor het overlijden van de ouder, in de woning te vestigen met het oog op het verkrijgen van de huurrechten.
Met verwijzing naar toepasselijke jurisprudentie (ECLI:NL:GHAMS:2009:BL8080) is de kantonrechter daarom van oordeel dat is sprake van een duurzame gemeenschappelijke huishouding.