ECLI:NL:RBLIM:2020:7295

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
8446034/CV 20-1566
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur in het kader van aanneming van werk met geschil over kosten en vermeend compromis

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Van Goethem Kunststof Ramen en Deuren B.V. betaling van een factuur van € 3.003,36 van de gedaagde partij, die in het verleden werkzaamheden heeft laten uitvoeren. De eiseres stelt dat er een overeenkomst van aanneming van werk is gesloten, waarbij in 2011 een kozijn is geplaatst en in 2017 een nieuw kozijn is geplaatst. De gedaagde heeft echter niet betaald en voert als verweer aan dat er een compromis is gesloten over de kosten, omdat eiseres niet of foutief heeft gemeten. De kantonrechter oordeelt dat het verweer van gedaagde niet onderbouwd is en dat de vordering van eiseres toewijsbaar is. De kantonrechter wijst de gedaagde partij in de proceskosten en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8446034 \ CV EXPL 20-1566
Vonnis van de kantonrechter van 30 september 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VAN GOETHEM KUNSTSTOF RAMEN EN DEUREN B.V.,
gevestigd te Heijen,
eisende partij,
gemachtigde P.J.L.G. van Krijl,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mw mr. B.J.E. Jansen, Stichting Achmea Rechtsbijstand.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In 2011 is tussen partijen een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen. Ter uitvoering hiervan heeft eiseres in 2012 een kozijn in de achterzijde van de woning van gedaagde geplaatst.
2.2.
Tijdens het leggen van een nieuwe vloer merkte gedaagde dat deze vloer te hoog kwam te liggen ten opzichte van de kozijnen die in 2012 waren geplaatst.
2.3.
In 2016 is een nieuwe overeenkomst van aanneming van werk gesloten. Eiseres heeft in 2017 een nieuw kozijn geplaatst in de achterzijde van de woning. Het was de bedoeling dat het oude kozijn in de voorzijde van de woning werd geplaatst. De factuur voor deze werkzaamheden is betaald.
2.4.
Het kozijn dat in 2017 uit de achterzijde van de woning is verwijderd is op 26 november 2018 in de voorzijde van de woning geplaatst. Op 28 februari 2019 vond de definitieve oplevering plaats.
Bij e-mail van 1 november 2018 en 22 november 2018 zijn diverse documenten, zoals opdrachtbevestiging en tekening kunststof kozijn aan gedaagde gestuurd.
Bij factuur van 1 maart 2019 is een bedrag van € 2.250,60 inclusief btw in rekening gebracht.
2.5.
Gedaagde is diverse malen tot betaling gesommeerd, maar heeft niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde tot betaling van € 3.003,36 (€ 2.250,60 aan hoofdsom, € 415,17 aan rente en € 337,59 aan buitengerechtelijke kosten), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde voert verweer dat er in de kern op neerkomt dat er sprake was van een compromis omdat eiseres niet of foutief heeft gemeten. Daarom zouden de laatst uitgevoerde werkzaamheden kosteloos zijn. Gedaagde ging ervan uit dat de factuur abusievelijk was verstuurd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eiseres vordert betaling van de factuur d.d. 1 maart 2019. Met betrekking tot het verweer van gedaagde partij stelt eiseres dat dit te laat is gevoerd en daarom buiten beschouwing moet worden gelaten. Eerst op 28 mei 2019 voert gedaagde partij inhoudelijk verweer. Dit is circa 3 maanden na de definitieve oplevering en de factuur van 1 maart 2019.
Voor zover eiseres met het innemen van dit standpunt van mening is dat gedaagde zijn rechten om zich te kunnen verweren heeft verwerkt, treft dit standpunt geen doel.
4.2.
Ten aanzien van de vordering zelf beroept gedaagde zich op een compromis, als gevolg waarvan hij de kosten voor de werkzaamheden die in november 2018 zijn uitgevoerd, niet behoeft te betalen. Dit compromis is gesloten omdat eiseres onzorgvuldig heeft gehandeld door gedaagde als consument zonder deskundigheid zelf de kozijnmaat te laten aanleveren. Uit de stukken blijkt niet dat gedaagde hierom is gevraagd en of hij inderdaad de kozijnafmetingen heeft aangeleverd. Bij het plaatsen van het kozijn in de achterzijde heeft gedaagde vertrouwd op de deskundigheid en zorgvuldigheid van eiseres. Hij mocht er daarom op vertrouwen dat het kozijn zo geplaatst zou worden dat de vloer zonder problemen gelegd zou kunnen worden. Toen dit niet bleek te kunnen, is er een nieuw kozijn geplaatst en is het oude kozijn in de voorzijde geplaatst. Gedaagde ging ervan uit dat partijen hiermee een compromis hebben willen sluiten.
4.3.
Eiseres betwist het verweer van gedaagde. Zij stelt zich op het standpunt dat gedaagde de verkeerde peilmaat heeft doorgegeven. Deze ziet op de bovenkant van de afgewerkte vloer. Het is gebruikelijk dat deze peilmaat door de opdrachtgevers wordt doorgegeven. Eiseres heeft in elk geval nooit de verplichting op zich genomen om zelf de hoogte te bepalen van het “oude” kozijn in de achterzijde van de woning.
Gedaagde heeft telkens ingestemd met de uitgevoerde werkzaamheden en de betaling van de facturen. Tegen deze achtergrond betwist eiseres dat er een compromis tot stand is gekomen. Dat de opdrachtbevestiging niet is ondertekend, houdt niet in dat de werkzaamheden om niet zouden worden verricht.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat op gedaagde de stelplicht en, indien aan de orde, de bewijslast van zijn verweer rust. Aan deze stelplicht heeft gedaagde niet voldaan.
Het verweer dat partijen tot een compromis zijn gekomen is niet onderbouwd of aangetoond. Van dit verweer is nog geen begin van bewijs geleverd. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen. Het verweer wordt daarom bij gebrek aan onderbouwing aan de kant wordt geschoven.
4.5.
De vordering van eiseres, waarvan de hoogte niet is betwist, wordt daarom toegewezen. Dit geldt ook voor de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten.
4.6.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 86,75
  • griffierecht 499,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.005,75
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 3.003.36, vermeerderd met de contractuele rente van 1,5% per maand over € 2.250,60 vanaf 12 maart 2020 en tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eiseres gevallen en tot op heden begroot op € 1.005,75,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.