Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 105,09
- griffierecht 124,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 30 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V. en een gedaagde partij die een zorgverzekeringsovereenkomst had gesloten. De eisende partij vorderde betaling van een achterstand in de zorgpremie van € 500,00, vermeerderd met rente en kosten, omdat de gedaagde partij een achterstand van € 2.524,30 had laten ontstaan. De gedaagde partij voerde verweer en stelde dat haar persoonlijke en financiële omstandigheden aanleiding gaven tot matiging van de vordering, omdat zij de Nederlandse taal niet machtig was en daardoor het overzicht was kwijtgeraakt.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij de vordering van de eisende partij niet betwistte, maar dat de omstandigheden niet voldoende waren om de vordering te matigen. De kantonrechter benadrukte dat partijen in beginsel de verplichtingen uit de overeenkomst moeten nakomen, tenzij onverkorte nakoming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dit was in dit geval niet aan de orde, aangezien de eisende partij haar vordering had beperkt tot € 500,00.
De kantonrechter wees de vordering van de eisende partij toe en veroordeelde de gedaagde partij in de proceskosten, die op € 373,09 werden begroot. Tevens werd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 juni 2020 tot de dag van volledige betaling.