ECLI:NL:RBLIM:2020:7293

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
8607573/CV 20-3050
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de Auteurswet en inbreuk op persoonlijkheidsrechten in een civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, staat de schending van de Auteurswet centraal. De eiser, een ondernemer die blogs schrijft, heeft de gedaagde aangeklaagd wegens het onrechtmatig overnemen van haar teksten op de Google Business pagina van de gedaagde. De eiser heeft in augustus 2018 contact opgenomen met de gedaagde, nadat zij had geconstateerd dat delen van haar blogs waren overgenomen. Ondanks toezeggingen van de gedaagde om de teksten te verwijderen, heeft de eiser in september 2019 een sommatie gestuurd, waarin zij betaling van schadevergoeding eiste. De gedaagde heeft echter ontkend de teksten te hebben overgenomen en stelde dat deze mogelijk door een vorige eigenaar op de server waren geplaatst.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de teksten van de eiser auteursrechtelijk beschermd zijn en dat de gedaagde inbreuk heeft gemaakt op dit recht. De rechter oordeelde dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar verweer te onderbouwen. De eiser heeft schadevergoeding gevorderd voor de schending van het auteursrecht, inbreuk op haar persoonlijkheidsrechten en de vermindering van exclusiviteit van haar werk. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiser grotendeels toegewezen, inclusief de proceskosten, en de gedaagde veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen.

Het vonnis benadrukt het belang van auteursrechtelijke bescherming en de verplichtingen van partijen in het geval van geschillen over intellectuele eigendom. De rechter heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten, wat de financiële gevolgen van de rechtszaak voor de gedaagde vergroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 30 september 2020.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8607573 \ CV EXPL 20-3050
Vonnis van de kantonrechter van 30 september 2020
in de zaak van:
[eiser] h.o.d.n. [handelsnaam 1],
wonend [adres 1] ,
[woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde SK Juristen,
tegen:
1.
de vennootschap onder firma [gedaagde sub 1] m.h.o.d.n. [handelsnaam 2] & [handelsnaam 3],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2] vennoot van gedaagde sub 1,
wonend [adres 2] ,
[woonplaats 2] ,
3.
[gedaagde sub 3] vennoot van gedaagde sub 1,
wonend [adres 2] ,
[woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden verder aangeduid als [eiser] en [gedaagde]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] drijft de onderneming ‘ [eiser] ’.
2.2.
[gedaagde] drijft onder meer de onderneming met de handelsnamen [handelsnaam 2] en [handelsnaam 3] .
2.3.
In augustus 2018 neemt [eiser] via de chatfunctie van de website van [gedaagde] contact op met laatstgenoemde. [eiser] geeft aan dat zij geconstateerd heeft dat (delen van) de door haar geschreven blogs zijn overgenomen in een aantal advertenties op de Google Business pagina van [handelsnaam 2] . [gedaagde] gaf vervolgens aan de teksten niet zelf te hebben overgenomen, maar dat zij ervoor zal zorgen dat de teksten verwijderd zouden worden.
2.4.
Op 5 september 2019 sommeert [eiser] [gedaagde] tot verwijdering van de teksten, blogs, persberichten en werk van haar en vordert zij betaling van de geleden schade € 1.050,00.
2.5.
[gedaagde] betaalt niet en stelt zich op het standpunt dat zij zelf geen teksten van [eiser] op haar website heeft geplaatst. Mogelijk staan er nog gegevens van [eiser] op de server die dan waarschijnlijk door de vorige eigenaar zijn gebruikt.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van :
  • € 875,00 wegens schending van het auteursrecht;
  • € 875,00 wegens inbreuk op het persoonlijkheidsrecht;
  • € 1.750,00 wegens vermindering van exclusiviteit, de opgelopen reputatieschade en de misgelopen opdrachten;
  • Betaling van de redelijke en evenredige gerechtskosten op basis van artikel 1017h Rv.
3.2.
[eiser] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Schending Auteurswet
4.1.
In deze procedure ligt ter beoordeling de vraag voor of [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiser] door de publicatie van (delen van) blogs op de google business pagina van [gedaagde] en of [gedaagde] gehouden is de daardoor geleden schade te vergoeden.
4.2.
De Auteurswet beschermt de makers van bepaalde werken van auteursrechtelijke aard, waaronder teksten. Op grond van artikel 1 Auteurswet heeft de maker van een dergelijk werk, of diens rechtverkrijgende, het uitsluitend recht om dit werk openbaar te maken en te verveelvoudigen. Anderen mogen dit in beginsel alleen met voorafgaande toestemming van de maker, tenzij zij zich op een beperking in de Auteurswet kunnen beroepen. Dit laatste is echter niet gesteld, noch is daarvan gebleken.
4.3.
[gedaagde] heeft betwist dat de blogs waar het om gaat van [eiser] afkomstig zijn. Zij voert aan al meerdere malen gevraagd te hebben om dit aan te tonen waarbij zij ook gevraagd heeft naar bewijs van de publicaties daarvan. [eiser] verwijst in dit verband naar het bewijsvermoeden van artikel 4 Auteurswet.
De kantonrechter overweegt in dit verband als volgt. In het eerste lid van artikel 4 van de Auteurswet staat vermeld dat “behoudens bewijs van het tegendeel wordt voor den maker gehouden hij die op of in het werk als zoodanig is aangeduid, of bij gebreke van zulk eene aanduiding, degene, die bij de openbaarmaking van het werk als maker daarvan is bekend gemaakt door hem, die het openbaar maakt”. [eiser] stelt de maker van de teksten te zijn en heeft door verwijzing naar de publicatie van haar hand genoegzaam aangetoond dat dit ook het geval is. Het ligt derhalve op de weg van [gedaagde] om tegenbewijs te leveren. Dit tegenbewijs is niet geleverd. Dit betekent dat [eiser] de maker van de teksten is, althans daarvoor moet worden gehouden.
4.4.
Schadeplichtigheid in auteursrechtelijke zin veronderstelt dat op de teksten auteursrecht rust. Een op de teksten rustend auteursrecht ontstaat automatisch, indien de daarmee aan de orde zijnde teksten de uiting zijn van het scheppende en creatieve vermogen van de individuele persoon die de teksten heeft gemaakt, zodat die teksten het persoonlijke stempel van die persoon dragen dan wel, in andere bewoordingen gezegd, oorspronkelijk zijn en/of individualiteit bezitten.
4.5.
[eiser] heeft uitgebreid aangegeven dat haar creativiteit onder andere bestaan heeft uit het feit dat het kernwoord “vakantie” vaak wordt herhaald en dat het in combinatie geschreven wordt met relevante woorden zoals “vakantiehuisje” en “bungalow”. Door deze combinatie van woorden is de vindbaarheid van haar onderneming toegenomen. De teksten staan op haar website vermeld onder haar naam.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] het voorgaande onvoldoende inhoudelijk betwist. Hiermee staat daarom vast dat de teksten van [eiser] zijn en auteursrecht(en) hebben doen ontstaan.
4.6.
Nu als erkend vast staat dat de teksten van [eiser] op de server van [gedaagde] zijn aangetroffen, staat daarmee de schending van de Auteurswet vast. Dat er geen sprake is opzet van de kant van [gedaagde] is niet relevant.
4.7.
Verder voert [gedaagde] aan de betreffende teksten niet op haar website gepubliceerd te hebben maar dat deze mogelijk door de vorige eigenaar op de server zijn geplaatst. Ook dit verweer wordt als onvoldoende onderbouwd gepasseerd.
Uit productie 3 bij dagvaarding blijkt immers dat de teksten in mei 2018 zijn geschreven althans zijn gepubliceerd, terwijl uit productie 8 blijkt dat gedaagde sub 2 in elk geval sinds maart 2018 de onderneming [gedaagde] drijft.
De schade
4.8.
[eiser] vordert een bedrag van € 875,00 ter zake de schending van het auteursrecht ex artikel 27 lid 1 Auteurswet. Voor de begroting van de schade is [eiser] daarbij uitgegaan van de licentievergoeding die verschuldigd zou zijn geweest indien zij toestemming had gegeven voor de publicatie en verspreiding van de blogs. [eiser] hanteert daarbij een tarief van € 50,00 per uur voor het schrijven van de teksten. Zij heeft gemiddeld 2,5 uur aan een tekst gewerkt en [gedaagde] heeft 7 blogs overgenomen.
[eiser] vordert een bedrag van eveneens € 875,00 ter zake de inbreuk op de persoonlijkheidsrechten. Haar teksten zijn zonder naamsvermelding overgenomen.
[eiser] begroot de schade op € 875,00, zijnde een opslag van 100% van de gederfde licentievergoeding.
4.9.
De kantonrechter constateert dat [gedaagde] de hoogte van de bedragen niet gemotiveerd betwist. Gelet op voornoemde onderbouwing van de vordering door [eiser] had van [gedaagde] meer gedetailleerd verweer verwacht mogen worden. Een dergelijk verweer is echter niet gevoerd.
De kantonrechter komt daarom een bedrag van telkens € 875,00 niet onredelijk voor, zodat deze bedragen worden toegewezen.
4.10.
[eiser] vordert verder vergoeding van de misgelopen opdrachten. Het is zeer goed mogelijk dat er onder consumenten verwarring is ontstaan, waardoor de exclusiviteit van het werk verloren is gegaan. Gelet op het grote aantal slechte recensies is het ook voorzienbaar dat [eiser] schade heeft geleden omdat consumenten de ondernemingen van partijen met elkaar verward hebben. [eiser] begroot de schade op tweemaal het begrote bedrag van € 875,00, derhalve op een bedrag van € 1.750,00.
4.11.
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende vast staat of aannemelijk is gemaakt dat [eiser] schade heeft geleden. Uit de stukken blijkt voldoende dat er bij consumenten verwarring is ontstaan en dat dit tot schade heeft geleid.
Bij gebrek aan een onderbouwde weerlegging van de stellingen van [eiser] zal het ter zake gevorderde bedrag worden toegewezen.
Proceskosten
4.12.
[eiser] vordert vergoeding van proceskosten op basis van het bepaalde in artikel 1019h Rv. In punt 28 van de dagvaarding geeft zij aan dat de kosten (van de gemachtigde ) € 3.187,50 bedragen. De aanvankelijk gemachtigde heeft een bedrag van € 1.815,00 gefactureerd, terwijl de huidige gemachtigde 18,3 uur gefactureerd heeft tegen € 75,00 per uur. .
4.13.
[gedaagde] voert aan dat [eiser] extra en dubbele kosten heeft gemaakt doordat zij naar een andere gemachtigde is overgestapt. [eiser] voert hiertegen aan dat de huidige gemachtigde een lager tarief hanteert dan de vorige, zodat [eiser] kostenbesparend heeft gehandeld. De kantonrechter constateert dat [gedaagde] dat laatste niet heeft betwist.
4.14.
Aan proceskosten wordt daarom toegewezen:
  • dagvaarding € 91,41
  • griffierecht 236,00
  • advocaatkosten
totaal € 3.514,91
4.15.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen:
  • een bedrag van € 875,00 ter zake van de schending van het auteursrecht;
  • een bedrag van € 875,00 ter zake van de inbreuk op de persoonlijkheidsrechten van [eiser] ;
  • een bedrag van € 1.750,00 ter zake de vermindering van exclusiviteit, de opgelopen reputatieschade en de misgelopen opdrachten.
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiser] gevallen en tot op heden begroot op € 3.541,91,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: