In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert eiser, die een hypotheek heeft bij de Rabobank, dat de bank de executoriale verkoop van zijn woning staakt. Eiser heeft twee leningen afgesloten bij de Rabobank, waarvoor een recht van eerste hypotheek op zijn woning is gevestigd. Vanwege betalingsachterstanden heeft de Rabobank de leningen opgezegd en de executie aangezegd. Eiser stelt dat de achterstand van € 2.425,95 niet in verhouding staat tot de totale schuld van € 46.500,00 en dat de Rabobank misbruik maakt van haar bevoegdheid om tot executie over te gaan.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de Rabobank gerechtigd is om gebruik te maken van haar zekerheidsrecht, gezien de aanzienlijke betalingsachterstand van eiser. De voorzieningenrechter wijst erop dat de Rabobank in het verleden meerdere betalingsregelingen met eiser heeft getroffen, maar dat eiser deze niet is nagekomen. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid door de Rabobank en wijst de vorderingen van eiser af. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van de Rabobank, die zijn begroot op € 1.636,00, te vermeerderen met wettelijke rente.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de kredietverstrekker als de kredietnemer in het kader van hypotheekrecht en betalingsverplichtingen. De voorzieningenrechter stelt dat de belangen van de Rabobank bij executie niet onevenredig zijn ten opzichte van de belangen van eiser, die zijn woning verliest. De zaak illustreert de juridische afwegingen die gemaakt moeten worden in executiegeschillen.