11.2De maatregel die de burgemeester verzoekster heeft opgelegd is naar nationaal recht een herstelsanctie. Met de overtreding houdt verzoekster zich niet aan de vergunningplicht die in het kader van de openbare orde aan haar is opgelegd. De maatregel dient ter beëindiging van de overtreding en strekt niet verder dan dat. Gelet hierop is de beëindiging van het ter beschikking stellen van motorijtuigen, anders dan om niet, in haar vestiging in Heerlen, voor onbepaalde tijd daarom geen strafsanctie, wat ook zij van wat verzoekster heeft aangevoerd. De voorzieningenrechter heeft hierbij in aanmerking genomen dat verzoekster niet van plan is een vergunning aan te vragen. De burgemeester mocht daarom bepalen dat zij voor onbepaalde tijd niet in haar vestiging in Heerlen in het kader van de uitoefening van een bedrijf motorijtuigen ter beschikking mag stellen, anders dan om niet.
12. Verzoekster heeft tot slot tevergeefs aangevoerd dat het bestuursdwangbesluit niet in stand kan blijven omdat er geen wettelijke basis is voor het aanbrengen van een verkort besluit aan haar vestiging, omdat de manier waarop het besluit bekend wordt gemaakt de rechtmatigheid van het besluit zelf niet aantast.
13. Het bestuursdwangbesluit is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onrechtmatig voor zover de aan verzoekster opgelegde last onder bestuursdwang ziet op haar verhuurpunt en voor het overige rechtmatig. Het verzoek om voorlopige voorziening zal daarom deels worden toegewezen in de zin van schorsing van het bestuursdwangbesluit tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar voor zover de last onder bestuursdwang ziet op het verhuurpunt en voor het overige worden afgewezen.
14. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek deels toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat de burgemeester aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
15. De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- schorst het bestuursdwangbesluit gedeeltelijk tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar voor zover de aan verzoekster opgelegde last onder bestuursdwang ziet op haar verhuurpunt;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan verzoekster te
vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 1.024,-;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening voor het overige af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.W.C.M. Frings, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2020.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: 25 september 2020