ECLI:NL:RBLIM:2020:7235

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
8639078 \ CV EXPL 20-3309
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter op 23 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woningstichting Maasvallei Maastricht, eisende partij, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van 13 maanden. De procedure is gestart met een dagvaarding, gevolgd door een antwoord van de gedaagde en een mondelinge behandeling op 10 september 2020. Tijdens de behandeling bleek dat de gedaagde partij de vordering niet betwistte, wat de kantonrechter leidde tot de conclusie dat de achterstand in de betalingsverplichtingen de gevorderde ontbinding rechtvaardigde.

De kantonrechter heeft vervolgens de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 2.453,17, vermeerderd met wettelijke rente, en de te vervallen huurpenningen van € 565,09 per maand. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 961,96. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8639078 \ CV EXPL 20-3309
Vonnis van de kantonrechter van 23 september 2020
in de zaak van:
de stichting WONINGSTICHTING MAASVALLEI MAASTRICHT,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.J.V.M. Batta,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het antwoord van gedaagde partij
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 september 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering van eisende partij niet wordt betwist. De reeds ontstane achterstand in de betalingsverplichtingen, rechtvaardigt de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde.
2.2.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 102,96
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 961,96

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen te [woonplaats] aan [adres] ,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij, om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisende partij te stellen,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij voorts om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 2.453,17, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.182,56 (huurachterstand tot en met juli 2020) vanaf 6 juli 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen de te vervallen huurpenningen ad € 565,09 per maand, of zoveel als bij een wettelijke huurverhoging zal zijn toegelaten, vanaf augustus 2020 tot aan de datum van de ontbinding van de huurovereenkomst, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste van de maand indien deze termijn niet of niet tijdig wordt voldaan tot de dag der algehele voldoening,
3.5.
veroordeelt gedaagde partij om een eisende partij te betalen een vergoeding gelijk aan de huurprijs van € 565,09 of zoveel als bij een wettelijke huurverhoging zal zijn toegelaten, voor elke ingegane maand met ingang van 1 augustus 2020 tot en met de maand waarin gedaagde partij het gehuurde heeft ontruimd, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste van de maand indien deze termijn niet of niet tijdig wordt voldaan tot de dag der algehele voldoening,
3.6.
veroordeelt gedaagde partij voorts in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 961,96,
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Driever en in het openbaar uitgesproken.