ECLI:NL:RBLIM:2020:7201

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
AWB-20_2077
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woonwagen op basis van Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 25 september 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens woonwagen voor drie maanden gesloten zou worden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting was gebaseerd op de ontdekking van een hennepkwekerij met 49 planten in de facilitaire ruimte van de woonwagen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Sittard-Geleen, die de sluiting had gelast, en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 17 september 2020 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij in de woonwagen woont en een spoedeisend belang heeft bij het verzoek. Verweerder daarentegen stelde dat verzoeker niet in de woonwagen verbleef, maar elders woonde vanwege verbouwingen aan de woonwagen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er onvoldoende bewijs was dat verzoeker daadwerkelijk in de woonwagen verbleef en dat het spoedeisend belang ontbrak. Bovendien was er geen sprake van een apert onrechtmatig besluit, aangezien de sluiting was gebaseerd op de vondst van softdrugs. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 20/2077
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 september 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. V.S.J. Chorus),
en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder

(gemachtigde: mr. P.M. Hellenbrand).

Procesverloop

Bij besluit van 13 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder onder aanzegging van bestuursdwang gelast dat de standplaats van verzoeker, inclusief de woonwagen en de facilitaire ruimte, aan het adres [adres] te [plaats] (hierna: de woonwagen) op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor de duur van drie maanden met ingang van 20 augustus 2020 wordt gesloten.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2020. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die via telefonische verbinding is gehoord. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoeker staat volgens de Basisregistratie personen ingeschreven op het adres [adres] te [plaats] . De woonwagen is eigendom van zijn moeder.
2. De politie heeft aan verweerder een bestuurlijke rapportage (gemaakt op ambtseed op 12 juni 2020) doen toekomen. Uit deze rapportage volgt dat er op 5 juni 2020 een hennepkwekerij met 49 planten is aangetroffen in de facilitaire ruimte van de woonwagen. De facilitaire ruimte waar onder andere de douche aanwezig is, is via een deur direct verbonden met de woonwagen. In de rapportage is verder aangegeven dat op het moment van het politieonderzoek de gehele woonwagen werd verbouwd en dat niemand werd aangetroffen.
3. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat een handelshoeveelheid verdovende middelen, zoals bedoeld in lijst II van de Opiumwet, te weten 49 hennepplanten, is aangetroffen in de facilitaire ruimte van de woonwagen. Voor verweerder staat vast dat de verkoop, aflevering, en/of verstrekking van drugs als bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet heeft plaatsgevonden of in ieder geval dat deze middelen daartoe aanwezig zijn geweest. Verweerder acht zich daarom bevoegd tot sluiting van de woonwagen over te gaan. Verweerder stelt de duur van de sluiting op grond van het zogenaamde Damoclesbeleid Sittard-Geleen (vastgesteld op 25 juni 2019 en in werking getreden op 5 juli 2019) op drie maanden.
4. Verzoeker kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij stelt een spoedeisend belang te hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat hij (vanwege zijn PTSS) in de woonwagen wil blijven wonen, terwijl op korte termijn de woonwagen dreigt te worden gesloten door verweerder. Verzoeker meent dat zijn bezwaar kans van slagen heeft, zodat het verzoek dient te worden toegewezen.
5. Verweerder daarentegen stelt zich op het standpunt dat het spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening niet aanwezig is, omdat verzoeker elders woont vanwege een verbouwing van de woonwagen. Uit navraag bij de politie blijkt volgens verweerder dat de gehele woonwagen werd opgeknapt. Er lag geen vloer in de woonwagen en de muren werden nog opgebouwd. Volgens verweerder betekent dit dat de woonwagen niet door verzoeker werd / kon worden bewoond en ten tijde van het politieonderzoek op een ander adres verbleef. Ook verwijst verweerder naar een telefonisch onderhoud met verzoeker op 20 augustus 2020, de dag dat de woonwagen gesloten zou worden, met een medewerker van verweerders gemeente. Tijdens dit telefoongesprek gaf verzoeker aan dat hij al om half 9 bij de woonwagen aanwezig was en hij niemand had aangetroffen. Volgens verweerder kan uit dit telefoongesprek worden afgeleid dat verzoeker vanaf een ander adres naar de woonwagen is gekomen om bij de sluiting van de woonwagen aanwezig te zijn.
6. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het noodzakelijke spoedeisende belang bij het treffen van de gevraagde voorziening ontbreekt. Verweerder heeft voldoende aanknopingspunten naar voren gebracht, zoals hiervoor weergegeven onder rechtsoverweging 5, dat verzoeker niet verbleven heeft in de woonwagen en elders verblijft. Verzoeker heeft op zijn beurt het standpunt van verweerder dat hij niet in de woonwagen woont onvoldoende weerlegd (met objectieve gegevens). De enkele stelling dat hij ondanks het ontbreken van een vloer en het niet beschikbaar zijn van de douche toch in de woonwagen verbleef is daartoe onvoldoende.
8. Bij het ontbreken van spoedeisend belang kan toch aanleiding bestaan voor het treffen van een voorlopige voorziening indien sprake is van een apert onrechtmatig besluit. Daarvan is in dit geval geen sprake. Niet in geschil is dat in de woonwagen een handelshoeveelheid softdrugs (49 hennepplanten) is aangetroffen op basis waarvan verweerder in beginsel de bevoegdheid heeft het pand te sluiten.
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek wegens het ontbreken van spoedeisend belang af. Aan een inhoudelijke beoordeling komt de voorzieningenrechter daarom niet meer toe.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 25 september 2020

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.