ECLI:NL:RBLIM:2020:7178

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
23 september 2020
Zaaknummer
AWB 20/2136
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening inzake sluiting van een woning op basis van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 16 september 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker, de bewoner van een woning, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Sittard-Geleen, dat hem gelastte de woning te sluiten voor de duur van drie maanden op basis van de Opiumwet. Dit besluit volgde op een melding van de brandweer, die in de woning goederen had aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van een hennepplantage. Verzoeker ontkende dat er een hennepplantage in zijn woning was en voerde aan dat de aangetroffen hennepresten niet waren onderzocht, waardoor de conclusie dat er hennep aanwezig was, onterecht was.

De voorzieningenrechter overwoog dat de bestuurlijke rapportage niet voldoende bewijs bood voor de aanwezigheid van hennep, omdat er geen MMC-test was uitgevoerd en er onduidelijkheid bestond over de hoeveelheid en locatie van de aangetroffen hennep. Bovendien was er geen bewijs dat de aangetroffen goederen daadwerkelijk duidden op een hennepplantage. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekers bezwaar tegen de bevoegdheid van de burgemeester een redelijke kans van slagen had en besloot het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Het primaire besluit werd geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar, en de burgemeester werd opgedragen het griffierecht en de proceskosten van verzoeker te vergoeden.

Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in bestuursrechtelijke procedures, vooral in zaken die betrekking hebben op de Opiumwet. De voorzieningenrechter nam in overweging dat de belangen van verzoeker, die onder andere een ggz-indicatie had en niet in staat was om een hennepplantage op te zetten, ook meegewogen moesten worden in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2136
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 september 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A.J.J. Kreutzkamp),
en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M.J.P. Boesten).

Procesverloop

Bij besluit van 16 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder onder aanzegging van bestuursdwang verzoeker gelast de woning op het adres [adres]
(hierna: de woning) te sluiten voor de duur van drie maanden met ingang van 24 juli 2020.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Uit het primaire besluit volgt dat de sluiting van de woning wordt opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2020.
Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Deze zaak gaat over een last tot sluiting van de woning van verzoeker. In het primaire besluit heeft verweerder verzoeker gelast de woning aan de [adres] met ingang van 24 juli 2020 voor de duur van drie maanden te sluiten.
2. Uit de Basisregistratie Personen blijkt dat verzoeker op het adres van de woning
staat ingeschreven.
3.In de bestuurlijke rapportage van 29 mei 2020 staat vermeld dat de politie op
28 mei 2020 in de woning is binnengetreden naar aanleiding van een melding van de brandweer. De brandweer had in de woning een brand geblust en daarbij goederen aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van een hennepplantage.
In de keuken van de woning heeft de politie de volgende goederen aangetroffen:
- 1 schakelklok en 4 stuks schakelmateriaal;
- 4 losse assimilatielampen;
- 5 transformatoren;
- 1 metalen ventilator;
- 4 lampenkappen met assimilatielampen;
- 3 armaturen met assimilatielampen;
- 1 koolstoffilter;
- hennepresten.
Volgens een medewerker van de netwerkbeheerder was sprake van brandgevaar als gevolg van manipulatie van de elektriciteitsinstallatie.
Verzoeker is in de woning aangetroffen en als verdachte aangemerkt.
In de rapportage staat voorts vermeld dat geen sprake was van omstandigheden die wijzen op eerdere oogsten.
4.Bij brief van 11 juni 2020 heeft verweerder verzoeker in kennis gesteld van het voornemen tot sluiting van de woning. Verzoeker heeft zijn zienswijze gegeven. Verweerder heeft bij het primaire besluit op grond van artikel 13b van de Opiumwet en zijn daarop gebaseerde beleid sluiting van de woning gelast voor de duur van drie maanden met ingang van 24 juli 2020.
5. Verzoeker heeft (samengevat weergegeven) aangevoerd dat verweerder niet bevoegd is tot sluiting van de woning, omdat in de woning geen handelshoeveelheid verdovende middelen is aangetroffen. Niet is onderzocht of de in de woning aangetroffen beweerdelijke hennep daadwerkelijk hennep is en verzoeker betwist dat in de woning een hennepplantage aanwezig is geweest. Verzoeker stelt dat hij voorafgaand aan zijn vakantie zijn huissleutel aan een hem onbekende Albanees heeft gegeven, die de benodigdheden voor de kwekerij wellicht in de woning heeft neergezet. Tevens stelt verzoeker dat hij zelf niet in staat is een hennepplantage op te zetten en een elektriciteitsinstallatie te manipuleren om stroom af te kunnen tappen. Daarbij is van belang dat verzoeker niet ‘compos mentis’ is en
een ggz-indicatie heeft. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat in de woning geen hennepplantage aanwezig is geweest verwezen naar de voorschotten die hij betaalt aan zijn energieleverancier en de waterleidingmaatschappij. Hieruit blijkt dat de afname niet is verhoogd. Verder volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 30 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2859, dat bij een eerste overtreding dient te worden volstaan met een waarschuwing.
Verzoeker heeft voorts het standpunt ingenomen dat sluiting van de woning niet evenredig is, gelet op het gebrek aan verwijtbaarheid. Daartoe heeft hij gewezen op het feit dat hij een sociale werkplek heeft, de Nederlandse taal zeer gebrekkig beheerst, een ggz-indicatie heeft en dat tevens sprake is van een lichte alcoholverslaving. Verzoeker heeft ook in dit kader naar voren gebracht dat hij geen bemoeienis heeft gehad met de in de woning aangetroffen spullen en dat in de woning geen hennepplantage aanwezig is geweest. Vanwege het gebrek aan verwijtbaarheid dient verweerder te volstaan met een waarschuwing, waarvoor op grond van verweerders beleid de mogelijkheid bestaat.
Waarover moet de voorzieningenrechter beslissen?
6.In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter over het verzoek om schorsing van het besluit tot sluiting van de woning van verzoeker. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het besluit van 16 juli 2020 te schorsen. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemzaak niet. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Gelet op de aard van de zaak, een woningsluiting, neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang aan en gaat zij over tot inhoudelijke behandeling van het primaire besluit.
Was verweerder op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om tot sluiting over te gaan?
7. Met betrekking tot de stelling van verzoeker dat niet is onderzocht of de in de woning aangetroffen beweerdelijke hennep daadwerkelijk hennep is, overweegt de voorzieningenrechter dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2602, een bestuursorgaan mag uitgaan van de juistheid van een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Uit de bestuurlijke rapportage van 29 mei 2020 blijkt echter niet dat deze op ambtseed of ambtsbelofte is opgemaakt. Hierin staat immers slechts vermeld dat de rapportage ‘naar waarheid is opgemaakt’. Daarom is vooralsnog onduidelijk of aan het onderhavige rapport dezelfde waarde kan worden toegekend als aan een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte rapportage.
Verder volgt uit de rapportage niet dat de aangetroffen (vermoedelijke) hennep is onderzocht, bijvoorbeeld door middel van een zogenoemde MMC-test. Dit sluit niet uit dat in de woning hennep is aangetroffen nu dit ook op andere manieren kan worden vastgesteld, bijvoorbeeld op grond van waarnemingen/beschrijvingen van de aantreffende verbalisant. In de rapportage staat echter niet vermeld op basis waarvan is geconcludeerd dat de aangetroffen plantenresten als hennep kunnen worden beschouwd, zodat ook op dit punt (nog) onduidelijkheid bestaat. Tevens is onduidelijk waar precies in de woning de hennep is aangetroffen en hoeveel hennep het betreft.
Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder op basis van de aangetroffen hennepresten ervan uitgaat dat zich in de woning een hennepplantage heeft bevonden, vóórdat op 28 mei 2020 in de woning is binnengetreden. Dit strookt niet met de opmerking in de bestuurlijke rapportage dat geen sprake was van omstandigheden die wijzen op eerdere oogsten.
8. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat het bestreden besluit niet is gebaseerd op de voorbereiding van hennepteelt, zoals bedoeld in artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet. Het primaire besluit is nu enkel gebaseerd op artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet (het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van verdovende middelen).
9. Gelet op de thans voorliggende grondslag van het primaire besluit en de hiervoor onder 7. omschreven onduidelijkheden met betrekking tot de bestuurlijke rapportage, bezien in samenhang met verzoekers ontkenning dat in de woning een hennepplantage aanwezig is geweest, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekers bezwaar, voor zover dat is gericht tegen de bevoegdheid van verweerder, bij de huidige stand van zaken een redelijke kans van slagen heeft. De evenredigheid van het primaire besluit behoeft daarom nog geen nadere bespreking.
Wat is de conclusie van de voorzieningenrechter?
10. In het voorgaande ziet de voorzieningenrechter reden om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat het primaire besluit wordt geschorst tot zes weken nadat het besluit op bezwaar is genomen.
11. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
12. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- schorst het primaire besluit tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.C. Smeets, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 september 2020.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 16 september 2020

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.