ECLI:NL:RBLIM:2020:7127

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
22 september 2020
Zaaknummer
8279581 \ CV EXPL 20-195
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake rechtsmacht en toepasselijk recht in een civiele procedure over onbetaalde facturen

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter in Roermond, vordert de eiseres, een maatschap naar burgerlijk recht, betaling van onbetaalde facturen van de gedaagden. De zaak betreft een overeenkomst van opdracht die is gesloten tussen de eiseres en de gedaagden, waarbij de eiseres werkzaamheden heeft verricht voor de gedaagden door tussenkomst van een gemachtigde. De gedaagden hebben een deel van de facturen betaald, maar een aanzienlijk bedrag is onbetaald gebleven. De kantonrechter heeft ambtshalve onderzocht of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, gezien de woonplaats van gedaagde sub 1 in de Verenigde Staten. De rechter concludeert dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gedaagden hebben verweer gevoerd, onder andere dat de eiseres niet-ontvankelijk zou zijn in haar vorderingen, maar de kantonrechter oordeelt dat er al dan niet stilzwijgend een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiseres, voor zover deze betrekking hebben op de facturen, grotendeels toegewezen, met uitzondering van een factuur die op naam van een ontbonden vennootschap was gesteld. De gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, buitengerechtelijke kosten en beslagkosten, en zijn ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8279581 \ CV EXPL 20-195
Vonnis van de kantonrechter van 23 september 2020
in de zaak van:
de maatschap naar burgerlijk recht
[eiseres],
kantoorhoudend te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde [naam gemachtigde] ,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
2.
[gedaagde sub 2] ,
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. M.M.T.H. Janssen.
Partijen worden als volgt aangeduid:
  • Eisende partij: [eiseres] ;
  • Gedaagden tezamen: [gedaagden]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen [naam gemachtigde] (verder: [naam gemachtigde] ), destijds handelend onder de naam “Advocatenpraktijk [naam gemachtigde] ” en [gedaagden] is een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen. Op deze overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing.
De schriftelijke, door beide partijen ondertekende opdrachtbevestiging van 2 maart 2016 vermeldt onder meer als volgt:

U heeft aan mij de opdracht verstrekt om uw belangen te behartigen in de kwestie met Woodex B.V. (…)
1. De door mij in verband met de opdracht te verrichten werkzaamheden beogen tot het resultaat te leiden, dat de kwestie met de belastingschuld van Woodex B.V. en het onroerend goed te Maasbracht wordt opgelost.
2. Ik zal mij inspannen om dit resultaat te bereiken maar garandeer niet, dat dit resultaat zal worden bereikt.
(…)
2.2.
Woodex B.V. is op 20 juli 2010 bij beschikking van de Kamer van Koophandel ontbonden, omdat al meer dan een jaar geen jaarstukken waren gedeponeerd en geen aangifte vennootschapsbelasting was gedaan. De beschikking vermeldt dat in het handelsregister is ingeschreven dat de rechtspersoon op het moment van ontbinding is opgehouden te bestaan, omdat deze volgens de Kamer van Koophandel ter beschikking staande gegevens geen baten zou bevatten.
Achteraf is echter gebleken dat tot het vermogen van Woodex B.V. een onroerende zaak, gelegen in Maasbracht, behoorde, waaruit huuropbrengsten werden ontvangen. Nadat dit is ontdekt, heeft de Belastingdienst de (ontbonden) vennootschap opnieuw aangemerkt als belastingplichtige en voorlopige en definitieve aanslagen opgelegd. Een en ander was voor [gedaagden] aanleiding zich tot [naam gemachtigde] te wenden voor advies en bijstand.
Enig aandeelhouder van Woodex B.V. is gedaagde sub 2. Bestuurder was de heer [naam bestuurder] . Laatstgenoemde was ziek en is na de ontbinding van de vennootschap overleden. Hij was de vader van gedaagden.
2.3.
Per 1 augustus 2016 is [naam gemachtigde] in dienst getreden van [eiseres] . Na deze datum is [naam gemachtigde] werkzaamheden voor [gedaagden] blijven verrichten.
2.4.
[eiseres] heeft [gedaagden] voor de door [naam gemachtigde] verrichte werkzaamheden de volgende facturen toegestuurd:
  • d.d. 8 december 2016 ad € 1.493,97;
  • d.d. 24 januari 2017 ad € 4.868,75;
  • d.d. 30 augustus 2017 ad € 333,00;
  • d.d. 19 september 2017 ad 8.901,24;
  • d.d. 16 oktober 2018 ad € 7.860,89.
[gedaagden] hebben de facturen van 8 december 2016 en 24 januari 2017 betaald en de overige facturen onbetaald gelaten.
2.5.
[eiseres] heeft, na verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, op 22 augustus 2019 voor een bedrag van € 22.223,67 (inclusief rente en kosten) conservatoir derdenbeslag doen leggen onder notaris mr. M.F.A.M. Poolen, te Sittard-Geleen. Het beslag is gelegd op het deel van de koopsom van de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats] , dat aan gedaagde sub 1, dient te worden afgedragen wegens de verkoop van die onroerende zaak.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 17.095,13 wegens onbetaalde facturen, € 945,95 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 4.081,11 aan beslagkosten, een en ander vermeerderd met rente en kosten als vermeld in de dagvaarding.
3.2.
[gedaagden] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gedaagde sub 1 woont in de Verenigde Staten van Amerika. De kantonrechter dient daarom om te beginnen (ambtshalve) te onderzoeken of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
Die rechtsmacht kan niet worden ontleend aan het in de algemene voorwaarden opgenomen forumkeuzebeding waarop [eiseres] zich beroept, nu de vordering minder dan € 25.000, 00 bedraagt en het beding niet is gesloten na het ontstaan van het geschil, maar daarvóór (artikel 108 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv).
Tussen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika geldt geen verdrag dat de rechtsmacht regelt. Dat betekent dat de regels gelden van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv).
Gedaagde sub 2 woont in Nederland. Tegen beide gedaagden zijn dezelfde vorderingen ingesteld. De Nederlandse rechter komt op grond van artikel 2 en artikel 7, lid 2, Rv dan ook rechtsmacht toe ten aanzien van beide gedaagden.
Vervolgens geldt dat de kantonrechter te Roermond op grond van artikelen 93 en volgende Rv bevoegd is om over het geschil te oordelen. Op grond van de op de overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden dient hij daarbij, tot slot, het Nederlands recht toe te passen.
4.2.
[gedaagden] voeren bij antwoord primair het verweer dat [eiseres] niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen. Volgens [gedaagden] zijn de vorderingen gebaseerd op de met [naam gemachtigde] gesloten overeenkomst van 2 maart 2016. Dat [naam gemachtigde] voor [eiseres] is gaan werken, betekent nog niet dat [eiseres] een vorderingsrecht verkrijgen op [gedaagden] . [gedaagden] hebben ook nooit een overeenkomst van opdracht gesloten met [eiseres] .
[eiseres] stelt bij repliek daarentegen dat [naam gemachtigde] bij zijn indiensttreding de lopende zaken heeft overgedragen aan de maatschap en deze zoveel mogelijk zelf heeft behandeld. [naam gemachtigde] heeft [gedaagden] daarvan op de hoogte gesteld en afgesproken is dat de lopende werkzaamheden door de maatschap, met inachtneming van de eerder tussen [naam gemachtigde] en [gedaagden] gemaakte afspraken, werden voortgezet.
[gedaagden] volharden bij dupliek bij hun standpunt.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat dat [naam gemachtigde] ook na 1 augustus 2016 werkzaamheden voor [gedaagden] is blijven uitvoeren en dat [gedaagden] ook na die datum diverse malen het kantoor van de maatschap hebben bezocht en besprekingen hebben gevoerd met [naam gemachtigde] . Ook staat vast dat is gecorrespondeerd op briefpapier van de maatschap en dat [gedaagden] de facturen van de maatschap van 8 december 2016 en 24 januari 2017 (dus van na de indiensttreding van [naam gemachtigde] bij [eiseres] ) zonder commentaar hebben behouden en betaald. Gelet op dit alles hebben [gedaagden] al dan niet stilzwijgend een overeenkomst van opdracht met de maatschap gesloten. De maatschap is dan ook ontvankelijk is in haar vorderingen jegens [gedaagden]
4.3.
Subsidiair stellen [gedaagden] , samengevat, het volgende.
4.3.1.
De factuur van 30 augustus 2017 ad € 333,00 is op naam gesteld van Woodex B.V. wat met zich brengt dat het betreffende deel van de vordering niet toewijsbaar is jegens [gedaagden]
De kantonrechter volgt dit verweer. Hoewel [eiseres] hebben gesteld dat de factuur in het kader van de vereffening dient te drukken op het vermogen van Woodex B.V. en het om die reden onjuist is de factuur op naam van [gedaagden] te stellen, heeft [eiseres] niet gesteld dat laatstgenoemden zijn gedagvaard in hun hoedanigheid van vereffenaar. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.3.2.
Ten aanzien van de overige facturen stellen [gedaagden] dat [naam gemachtigde] ernstige fouten heeft gemaakt bij de uitvoering van de werkzaamheden. Zo had [naam gemachtigde] meteen op grond van verschoonbare termijnoverschrijding bezwaar moeten maken bij de Kamer van Koophandel tegen de ontbindingsbeschikking. In plaats daarvan heeft [naam gemachtigde] allerlei onjuiste of overbodige procedures namens [gedaagden] gevoerd. Bovendien heeft [naam gemachtigde] verzuimd te wijzen op de mogelijkheid om het vermogen van de vennootschap op grond van de wet en de statuten te laten vereffenen door de bestuurder of de vergadering van aandeelhouders (in dit geval gedaagde sub 2). [gedaagden] stellen dat zij als gevolg van de fouten van [naam gemachtigde] niet alleen te hoge facturen hebben ontvangen van hem, maar ook naderhand kosten hebben moeten maken om derden (hun gemachtigde en mevrouw [naam] ) deze fouten te laten herstellen en zaken alsnog te laten regelen. [gedaagden] verzoeken de kantonrechter, gelet op de tekortkomingen en de ten onrechte in rekening gebrachte uren, de vorderingen op grond van de redelijkheid en billijkheid af te wijzen dan wel te matigen.
4.3.3.
De kantonrechter kwalificeert dit verzoek van [gedaagden] deels als een beroep op verrekening (met betrekking tot de gestelde fouten) en deels als een betwisting van de factuur (de onterecht in rekening gebrachte facturen). Om met dit laatste te beginnen: de kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij omdat [gedaagden] hebben verzuimd daarover reeds bij antwoord voldoende concreet te stellen, zodat [eiseres] , daarop nog bij repliek had kunnen reageren. Wat de gestelde fouten van [naam gemachtigde] betreft hebben [eiseres] bij repliek gemotiveerd betwist fouten te hebben gemaakt. De gegrondheid van het verweer van [gedaagden] is daarmee niet eenvoudig vast te stellen en nader onderzoek is nodig. Gelet op artikel 6:136 van het Burgerlijk Wetboek is de vordering van [eiseres] dan ook toewijsbaar, voor zover het betreft de factuurbedragen ad € 8.901,24 en € 7.860,89.
4.4.
Tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten is niet op aparte gronden verweer gevoerd. Gelet op de toe te wijzen hoofdsom (totaal € 16.762,13) en het geldende staffeltarief worden deze toegewezen tot een bedrag van € 942,62.
4.5.
In totaal wordt toegewezen een bedrag van € 17.704,75.
4.6.
De beslagkosten zijn toewijsbaar als gevorderd.
4.7.
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
  • dagvaarding € 806,72
  • griffierecht 357,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.883,72

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 16.762,13, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim van de betreffende factuurbedragen tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 942,62 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2019 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.081,11 aan beslagkosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2019 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] gevallen en tot op heden begroot op € 1.883,72,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: EB
coll: