ECLI:NL:RBLIM:2020:7069

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
20/863 en 20/864
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding ex artikel 533 en 530 Sv na detentie en media-aandacht

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 september 2020 uitspraak gedaan in een rekestprocedure met de rekestnummers 20/863 en 20/864. Verzoekster, geboren in 1987 in België, heeft een verzoek ingediend om een schadevergoeding van € 630,00 voor immateriële schade als gevolg van haar inverzekeringstelling van 22 tot 24 februari 2017. Dit verzoek is gebaseerd op artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij verzoekster stelt dat de detentie zwaarder weegt vanwege de ernst van de beschuldigingen, namelijk poging tot doodslag op haar eigen kind, en de media-aandacht die de zaak heeft gekregen. Daarnaast heeft zij een verzoek ingediend voor vergoeding van de kosten van haar raadsman ter hoogte van € 550,00 op basis van artikel 530 Sv.

De rechtbank heeft het verzoekschrift op 1 september 2020 behandeld, waarbij de raadsman en de officier van justitie zijn gehoord. De strafzaak tegen verzoekster was geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de gevraagde schadevergoeding toe te kennen, en heeft de gevraagde bedragen toegewezen. De rechtbank heeft de impact van de detentie en de media-aandacht in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de forfaitaire vergoeding van € 630,00 voor immateriële schade terecht was, evenals de vergoeding van € 550,00 voor de kosten van de raadsman.

De totale vergoeding die aan verzoekster is toegekend bedraagt € 1.180,00. Tegen deze beschikking staat voor verzoekster hoger beroep open bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, binnen een maand na betekening van deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Rekestnummers : 20/863 en 20/864
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer op de verzoekschriften ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering van
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] (België), verzoekster,
woonplaats kiezende te [adres] ,
ten kantore van haar raadsman mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat.

1.De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering strekt tot het toekennen van een vergoeding ten laste van de Staat voor de schade die verzoekster ten gevolge van haar verblijf op het politiebureau gedurende de inverzekeringstelling stelt te hebben geleden tot een bedrag van € 315,00 (3 dagen x € 105,00) x factor 2, zijnde in totaal € 630,00.
Het verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering strekt tot het toekennen van een vergoeding ten laste van de Staat voor de kosten van een raadsman voor de indiening van dit verzoekschrift en de behandeling daarvan in raadkamer, zijnde € 550,00.

2.De procesgang

Het verzoekschrift met beide verzoeken is op 2 juni 2020 ter griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft dit verzoekschrift op 1 september 2020 in openbare raadkamer behandeld. De rechtbank heeft de raadsman en de officier van justitie bij die gelegenheid gehoord.
De verzoekster is niet in raadkamer verschenen.
Dit verzoekschrift is gelijktijdig behandeld met het verzoekschrift van [Naam 1] (rekestnummers 20/812 en 20/813).

3.De beoordeling

De strafzaak tegen verzoekster is geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.
De rechtbank is bevoegd en het verzoekschrift is tijdig ter griffie ingediend.
De zaak tegen verzoekster is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het verzoek ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering
Immateriële schade
Verzoekster heeft van 22 februari 2017 tot 24 februari 2017 (3 dagen) in verzekering (in een politiecel) doorgebracht.
Verzoekster heeft verzocht de forfaitaire vergoeding van de door haar ten onrechte ondergane inverzekeringstelling te vermenigvuldigen met een factor 2. Volgens verzoekster komt een bedrag van € 630,00 als immateriële schadevergoeding voor vergoeding in aanmerking (€ 315,00 x factor 2). Verzoekster, die van betrokkenheid bij een poging tot doodslag op haar zoon baby [Naam 2] werd verdacht, heeft daartoe aangevoerd dat het ondergaan van inverzekeringstelling zwaarder dan gemiddeld weegt voor een verdachte van een dergelijk ernstig misdrijf dat publieke belangstelling geniet en dat ook de publieke aandacht en de daarmee gepaard gaande schade voor een verdachte van een dergelijk misdrijf groter is indien hij niet alleen verdachte is maar daarvoor ook nog eens in verzekering zit. Verzoekster heeft hierdoor in bovengemiddelde mate schade geleden.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het verzoek heeft de raadsman benadrukt dat verzoekster gedetineerd heeft gezeten voor een strafbaar feit waarvoor je als jonge ouders nooit met justitie in aanraking wilt komen. Achteraf was dat ook ten onrechte. Dat moet een nachtmerrie voor hen zijn. De gevolgen zijn groot geweest voor verzoekster en [Naam 1] . Hun kinderen zijn uithuisgeplaatst. De media-aandacht speelt een rol, zeker gelet op de ernst van het feit. Dit zou op zich al tot een hogere factor moeten leiden.
De raadsman verwijst in dat verband naar een uitspraak van de rechtbank Limburg met parketnummer 03-702549-14 met de rekestnummers 16/113 en 16/114. In die zaak ging het om een voltooid levensdelict op de minderjarige zoon. Verzoekster in die zaak, moeder van het kind, heeft in verzekering en 66 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. Ook in die zaak was er media-aandacht. In die zaak was toen aanleiding om de vergoeding te verdubbelen. De verdubbeling van de vergoeding werd verder niet gemotiveerd. Het openbaar ministerie heeft zich destijds niet verzet tegen deze uitspraak.
Wat betreft de schadevergoeding stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat er geen gronden zijn om af te wijken van de forfaitaire bedragen die doorgaans plegen te worden toegekend. De zaak tegen verzoekster is geseponeerd en [Naam 1] is vrijgesproken. [Naam 1] werd verdacht van een poging tot doodslag op zijn zoon baby [Naam 2] , zware mishandeling en mishandeling van het kind. De officier van justitie wijst in dit verband naar uitspraken van de rechtbank Rotterdam in 2006 gewezen en de rechtbank Den Haag in 2009 gewezen. In de eerste zaak was er landelijke bekendheid en publieke aandacht en in de tweede zaak was er een enorme landelijke media-aandacht voordat werd vervolgd. In deze zaak is ook media-aandacht geweest, maar niet landelijk. Natuurlijk is het heftig geweest wat verzoekster en [Naam 1] is overkomen, maar de standaardvergoeding volstaat in deze zaak. Het staat vast dat er iets gebeurd is met de baby, maar niet wie dat gedaan heeft.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig een schadevergoeding toe te kennen voor de tijd door verzoekster in verzekering doorgebracht. De rechtbank ziet aanleiding om de verzochte vergoeding ad € 315,00 x factor 2, zijnde in totaal
€ 630,00toe te kennen, gelet op de door de raadsman beschreven impact die de detentie op verzoekster heeft gehad en gelet op de media-aandacht die de zaak heeft gehad.
Het verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
De rechtbank zal tevens op gronden van billijkheid voor de kosten van een raadsman in verband met de indiening en de behandeling van het onderhavige verzoekschrift en het verzoekschrift ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering, conform de thans geldende standaardtarieven, een vergoeding toekennen van
€ 550,00inclusief BTW.
Aldus komt de rechtbank tot een aan verzoekster toe te kennen vergoeding van totaal € 1.180,00.

4.De beslissing

De rechtbank:
  • kent aan verzoekster ten laste van de Staat een
  • kent aan verzoekster ten laste van de Staat een
Deze beschikking is gegeven door mr. A.P.A. Bisscheroux, rechter, in tegenwoordigheid van
D.C.H.B. Slenter, griffier, en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van
15 september 2020. [1]
De rechtbank Limburg, enkelvoudige kamer in strafzaken, beveelt aan de griffier de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 1.180,00 op rekeningnummer [Nummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Weening Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “ [verzoekster] 533 en 530 Sv”, zodra bovengenoemde beschikking onherroepelijk is geworden.
Aldus gedaan op 15 september 2020 door mr. A.P.A. Bisscheroux, rechter.

Voetnoten

1.