ECLI:NL:RBLIM:2020:6966

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
16 september 2020
Zaaknummer
03/704728-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van ontploffing en vernieling in appartement met vuurwerk

Op 16 september 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte op 30 november 2019 een ontploffing heeft veroorzaakt in een appartement te Geleen. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uren. De zaak kwam aan het licht na meldingen van harde knallen en schade aan het appartement, waaruit bleek dat er vuurwerk (Cobra-6) was ontploft. De verdachte en haar medeverdachte hebben samen een plan gemaakt om vernielingen aan te richten in de woning van de huurder, [slachtoffer]. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van de ontploffing en de vernieling van de woning, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel was door de ontploffingen, en dat de verdachte zich niet respectvol heeft gedragen ten opzichte van de privacy en eigendommen van anderen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de veiligheid van de omwonenden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/704728-19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
wonende te [adres 1] ,
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.J.F. Geertsen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 september 2020. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met een ander opzettelijk vuurwerk (Cobra-6) tot ontploffing heeft gebracht in een woning;
Feit 2:samen met een ander een vloer, wand en een hoeveelheid meubels heeft vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt;
Feit 3:samen met een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning, waarbij zij zich de toegang heeft verschaft door middel van braak of inklimming;
Feit 4:samen met een ander een ploertendoder voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten, (het eerste feit in de primaire variant), wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft haar standpunten uiteen gezet in een schriftelijk requisitoir.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak voor de ontploffing van de Cobra’s, de vernieling en het wederrechtelijk binnendringen in de woning. Hij is van mening dat de verdachte niet geweten heeft dat de medeverdachte dit van plan was. Zij is eerder vertrokken dan de medeverdachte, hetgeen blijkt uit de camerabeelden. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om aan te kunnen tonen dat de verdachte hiervan op de hoogte was. Bij feit 3 is geen sprake van wederrechtelijk binnendringen omdat de verdachte een sleutel van de woning had. .
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
In de nacht van 30 november 2019 omstreeks 3:15 uur hoort getuige [naam 1] , wonende te [adres 2] , twee harde knallen binnen vijf minuten na elkaar, gevolgd door glasgerinkel. [2]
Ter plaatse constateren verbalisanten dat er bij het appartement [adres 5] , op galerij voor het appartement een grote hoeveelheid gebroken glas en glasscherven liggen. De voordeur van de het pand was verbroken. Het woonkamerraam en het raam rechts van de voordeur waren eruit gesprongen. In het kunststof kozijn waren sporen te zien, die afkomstig lijken te zijn van een explosie. In de woonkamer ligt een ijzeren kan, waaruit zwarte vloeistof drupt. Deze zwarte vloeistof is over het meubilair gegoten en over de vloer. In een stoel in de woonkamer wordt een rood breekijzer aangetroffen. [3] Er zijn ook werktuigsporen op de voordeur aangetroffen vermoedelijk afkomstig van het breekijzer. [4]
De vloer van de galerij was ter hoogte van het perceel over de gehele breedte ter hoogte van het woonkamer- en keukenraam bezaaid met ruitscherven. Tevens lagen er glasscherven vier verdiepingen lager op de (begane) grond, verspreid op de openbare weg aan de achterzijde van het appartementencomplex ter hoogte van perceel [nummer 1] . [5]
Bij het technisch onderzoek worden kruitresten en glasscherven aangetroffen zowel binnen als buiten het appartement. Uit het onderzoek blijkt dat er twee explosies hebben plaatsgevonden, op beide vensterbanken in de woning. De explosies zijn veroorzaakt door het aansteken van vuurwerk, in dit geval Cobra’s-6 voorzien van een verlengd lont waardoor de tijd tussen het aansteken van het lont en de explosie wordt verruimd. Door de explosies zijn er brandplekken ontstaan op de vensterbanken en zijn de ruiten alsmede de kozijnen gebroken en ontzet. Er wordt nog een niet ontplofte Cobra-6 aangetroffen waarvan het lont was verlengd door middel van een sterretje. Het sterretje was halverwege gebroken en niet opgebrand, waardoor deze Cobra-6 niet tot ontploffing is gekomen. [6]
Het NFI heeft naar dit niet ontplofte explosief een onderzoek ingesteld en vastgesteld dat de vertraging van de ontsteking door middel van het sterretje en het (verleng)lont, tezamen drie minuten en 29 seconden bedraagt. Wanneer een Cobra-6 tot ontploffing komt, ontstaat er gevaar voor personen en/of goederen. De kans op a) het ontbranden van licht ontvlambare materialen, b) gehoorschade en c) letsel door glasscherven als gevolg van de ontploffing bestaat zowel binnen als buiten de woning. De ontploffing van een Cobra-6 tegen de binnenzijde van een raam met dubbel glas doet een soort ‘zandstraal’ van kleine glasdeeltjes ontstaan aan de buitenzijde van de woning, die tot ernstig lichamelijk letsel kan leiden van personen die buiten de woning bevinden. [7]
Uit de camerabeelden van het appartementencomplex blijkt dat er rond 2:46 uur een man en een vrouw samen het appartementencomplex binnenkomen. De man heeft een bigshopper van winkelketen Action bij zich waarin een voorwerp zit en de vrouw een plastic Hema tas. Om 3:10:46 uur komt de vrouw teruggelopen waarbij zij het appartementencomplex verlaat via de zijuitgang. De man komt om 3:11:04 uur terug gerend en verlaat via de hoofdingang het appartementencomplex. Er worden geen datum en tijdverschillen tussen beide camerasystemen geconstateerd. [8] De wijkagent [naam 2] herkent beide personen als zijnde de verdachte en als de medeverdachte [medeverdachte] . [9]
Bij de doorzoeking van de woonwagen van verdachte op 30 november 2019 worden onder meer aangetroffen een bigshopper Action, een groen lont dat was vastgemaakt aan sterretjesvuurwerk, pakjes sterretjes en 17 groene lonten. [10] Uit onderzoek is gebleken dat de zwarte substantie in de Actiontas overeenkomt met de motorolie zoals aangetroffen in het appartement aan de [adres 4] . Daarnaast is boven op de koelkast een ploertendoder aangetroffen. [11] De ploertendoder betreft een wapen als bedoeld in categorie I, onder 3 Wet Wapens en munitie. [12]
Door de bewoner, [slachtoffer] , [13] (hierna [slachtoffer] ) en de verhuurder, [naam 3] , [14] is aangifte gedaan van vernieling van het appartement.
De verdachte heeft verklaard dat zij samen met de medeverdachte naar de woning van [slachtoffer] is gegaan met in de Hema tas een muts en handschoenen. Zij heeft de muts opgedaan en de handschoenen aangetrokken voordat ze naar binnen ging om geen DNA-sporen achter te laten. Daarnaast hadden zij een breekijzer en een kan olie meegenomen, waarmee zij de vloer wilden vernielen. De verdachte heeft verklaard dat zij geen sleutel van de woning had en zonder toestemming in de woning van [slachtoffer] is geweest. [15]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat zij wist dat er een ploertendoder op haar koelkast lag.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij samen met de verdachte naar de woning van [slachtoffer] is gegaan. Zij hebben vuurwerk geplaatst, Cobra-6 met verlengde lonten, om vernielingen aan te richten. Ze hebben ook (opgedroogde) olie meegenomen en wilde daarmee de spullen van [slachtoffer] vernielen. [16] De medeverdachte heeft bij het politieverhoor verklaard dat zij een breekijzer bij zich hadden om de deur open te breken en dat hij zelf de olie heeft gegoten over de meubels en de vloer en daarna de Cobra’s-6 heeft geplaatst en ontstoken. [17]
Bewijsoverwegingen
Medeplegen
De verdediging heeft gesteld dat er geen sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, gelet op hun beider verklaringen. De verdachte zegt niets te hebben geweten van het plan van de medeverdachte. Zij ging enkel naar de woning om de tas van haar dochter te zoeken, die samenwoont met de huurder van het appartement, [slachtoffer] , maar ten tijde van het incident in het ziekenhuis lag. De tijdspanne die wordt afgeleid van de camerabeelden is volgens de verdediging niet juist. De camerabeelden zijn afkomstig van verschillende camerasystemen, waarvan niet is vastgesteld dat de tijdsweergave gelijk en synchroon is.
De rechtbank is echter van oordeel dat er wel sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van alle feiten. De verdachte en de medeverdachte zijn bewust samen midden in de nacht naar de woning van [slachtoffer] gegaan om vernielingen aan te richten. Daar aangekomen hebben zij tassen bij zich waarin onder andere een ijzeren kan met motorolie en een breekijzer zit. De verdachte verklaart dat zij een muts en handschoenen aantrok om geen sporen achter te laten en dat zij in de tas een ijzeren kan met olie bij zich hadden om de vloer kapot te maken. De latere verklaring van de verdachte dat zij enkel naar de woning ging om een tasje met spullen van haar dochter te zoeken en verder van niets wist, acht de rechtbank daarom ongeloofwaardig. Bij de doorzoeking van de woonwagen van verdachte wordt op de eettafel bovendien verlengd lont gevonden die aan een sterretje is geknoopt, gelijk aan de verlengde lonten die bij de ontploffing in de woning van [slachtoffer] zijn gebruikt. De medeverdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij samen naar de woning zijn gegaan om vernielingen aan te richten en dat zij samen vuurwerk hebben geplaatst. Binnen deze context is het niet geloofwaardig dat zij niets wist van het tot ontploffing brengen van het vuurwerk en de vernieling. Daar komt nog bij dat de verdachte en de medeverdachte samen ruim een half uur samen in het appartementencomplex verbleven en in minder dan een halve minuut na elkaar het appartementencomplex verlaten.
Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat de tijdsweergave op de camerabeelden door verbalisanten gecontroleerd is. De enkele stelling van de verdediging dat sprake is van meerdere camerasystemen geeft dan ook geen aanleiding tot twijfel omtrent de uit de beelden afgeleide tijdspanne.
Dat het plaatsen en aansteken van drie stuks vuurwerking en vernielingen buiten weten van de verdachte door de medeverdachte zouden zijn verricht in de korte tijdspanne waarin zij het appartement al had verlaten, acht de rechtbank dus ook niet aannemelijk. De rechtbank is van oordeel dat er sprake was van een gezamenlijk plan en een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Dat de verdachte mogelijk minder uitvoeringshandelingen heeft verricht dan de medeverdachte maakt dat niet anders.
Tussenconclusie feit 1
De rechtbank acht, gelet op bovenstaande, bewezen dat de verdachte samen met de medeverdachte op 30 november 2019 opzettelijk ontploffingen teweeg heeft gebracht in de woning van [slachtoffer] , gelegen aan [adres 5] door willens en wetens meerdere stukken aangestoken vuurwerk, Cobra’s 6 op de vensterbank te plaatsen.
Gemeen gevaar voor goederen
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er door de ontploffingen gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Door Cobra’s-6, voor de ramen van de woning te plaatsen en aan te steken, was schade aan de woning voorzienbaar. Het gevaar heeft zich ook verwezenlijkt nu er aanzienlijke schade aan de ramen en de kozijnen van de woning is ontstaan.
levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het onderdeel ‘levensgevaar’, nu daarvan onvoldoende blijkt uit het rapport van het NFI en ook anderszins niet is aangetoond dat er in dit geval sprake is geweest van levensgevaar voor personen in of in de naaste omgeving van het appartementencomplex.
De rechtbank is van oordeel dat wel reëel gevaar te duchten was dat personen op de galerij of op de begane grond door de explosie en de (vallende) glasscherven ernstig letsel hadden kunnen oplopen.
Er zijn meerdere Cobra’s-6 ontploft op de vensterbanken en tegen de ramen van de woning van [slachtoffer] . De woning maakt deel uit van een appartementencomplex. Het appartement bevindt zich ongeveer in het midden van de galerij op de vierde verdieping. Uit de bevindingen van de politie blijkt dat zich zowel op de galerij als op de begane grond veel glasscherven bevonden. Het NFI heeft gerapporteerd dat er door de ontploffingen van deze explosieven gevaar voor personen is ontstaan. De kans op a) het ontsteken van licht ontvlambare materialen, b) gehoorschade en c) letsel door glasscherven geldt zowel binnen als buiten de woning. Een ontploffende Cobra-6 geeft tegen de binnenkant van een raam van dubbel glas een soort ‘zandstraal’ van kleine glasdeeltjes buiten de woning die tot ernstig lichamelijk letsel kan leiden voor personen die zich naar bevinden.
Van Cobra’s 6 is bekend dat zij een luide knal teweeg brengen. Nu er in de nacht meerdere ontploffingen consecutief na achter elkaar hebben plaatsgevonden met enige tijd daartussen, is de rechtbank van oordeel dat het voorzienbaar was dat bewoners van het appartementencomplex af zouden komen op de eerste luide knal, zodat er een reëel gevaar te duchten was dat ten tijde van de tweede ontploffing zich personen op de galerij zouden bevinden die als gevolg van de ontploffing en glasscherven ernstig letsel zouden oplopen. Bovendien blijkt uit de camerabeelden dat er zich ook andere personen in het appartementencomplex bevonden Dat zich uiteindelijk op het moment van de twee ontploffingen niemand daadwerkelijk op de galerij of op de straat onder het appartement bevond is een groot geluk, maar doet niets af aan het reële gevaar dat is ontstaan door het handelen van verdachte en zijn medeverdachte.
Daarbij is niet noodzakelijk dat het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. Het gaat erom dat het gevaar naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat daarvan onder voornoemde omstandigheden in dit het geval sprake is geweest.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte en de medeverdachte samen de ontploffingen teweeg hebben gebracht waardoor gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen is ontstaan.
Feit 2
De rechtbank is op grond van de aangiften van [slachtoffer] en de verhuurder, de bevindingen van de politie over de situatie die zij in het appartement hebben aangetroffen, de verklaring van de medeverdachte en haar eigen verklaring van oordeel dat de verdachte samen met de medeverdachte meubilair, de vloer en de wand heeft vernield. De verdachte was op de hoogte van meebrengen van de ijzeren kan met motorolie om daarmee de vloer te vernielen. Bij de doorzoeking in haar woonwagen is bovendien de bigshopper van Action aangetroffen waarin de ijzeren kan met dezelfde motorolie heeft gezeten die werd aangetroffen in de woning van [slachtoffer] .
De verdediging heeft betoogd dat het appartement niet in gebruik was, omdat [slachtoffer] op dat moment was gedetineer. Uit de aangiftes van [slachtoffer] en de verhuurder [naam 3] blijkt dat [slachtoffer] de huurder is van het appartement. Uit de beschrijving van het appartement door de politie en de foto’s in het dossier blijkt dat het appartement is ingericht en in gebruik is.
De rechtbank heeft hiervoor bij feit 1 overwogen waarom zij van oordeel is dat er sprake is van een gezamenlijk plan en een gezamenlijke uitvoering.
Feit 3
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij een sleutel van de woning van haar dochter had gekregen. Zij heeft in het verhoor bij politie echter aangegeven dat haar dochter niet het bezit was van een sleutel en dat zij zonder toestemming van [slachtoffer] de woning is binnengegaan.
Verder heeft zij verklaard dat de deur van de woning al open was. De medeverdachte heeft verklaard dat dit waarschijnlijk gekomen is omdat de politie kort daarvoor een inval bij [slachtoffer] had gedaan. De rechtbank acht de verklaring ongeloofwaardig, omdat het vaste werkwijze van de politie is om na een inval zorg te dragen voor deugdelijke afsluiting.
In de woning is op een stoel een breekijzer aangetroffen en op de voordeur zijn braaksporen aangetroffen, al dan niet afkomstig van het breekijzer.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat verdachte en zijn medeverdachte zonder toestemming en door middel van braak de woning zijn binnengedrongen.
Feit 4:
Bewijsoverweging
Bij de doorzoeking van de woonwagen van de verdachte wordt de ploertendoder op de ijskast aangetroffen. Deze lag open en bloot in het zicht. De verdachte wist dat de ploertendoder in haar woonwagen lag en had daarover aldus de beschikkingsmacht. Haar verklaring dat de ploertendoder van [slachtoffer] is, maakt het voorhanden hebben niet anders omdat de ploertendoder zich in haar beschikkingsmacht bevond en zij zich daarvan had kunnen en moeten ontdoen. De rechtbank is van oordeel dat zij de ploertendoder samen met de medeverdachte voorhanden heeft gehad, nu hij met haar verbleef in de woonwagen en wist van de ploertendoder op de ijskast.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1:
op 30 november 2019 te Geleen, tezamen en in vereniging met een ander een ontploffing heeft veroorzaakt in een pand (gelegen aan het adres [adres 5] ), immers hebben verdachte en haar mededader toen aldaar opzettelijk
-in voornoemde woning Cobra-6 vuurwerk met zeer explosief poeder geplaatst en ontstoken,
-waarbij een of meer explosies zijn ontstaan.
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor dat pand en voor zich in dat pand bevindende goederen en
- zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
Feit 2:
op 30 november 2019 te Geleen, tezamen en in vereniging met een ander een vloer en wand gelegen in appartement [adres 5] die aan [naam 3] toebehoorden en meubels, die aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft vernield;
Feit 3:
op 30 november 2019 te Geleen tezamen en in vereniging met een ander omstreeks 03.15 uur in een woning, gelegen aan [adres 5] , wederrechtelijk is binnengedrongen, waarbij zij zich de toegang tot die woning hebben verschaft door middel van braak, en zonder voorkennis van de rechthebbende en anders dan ten gevolge van vergissing binnengekomen;
Feit 4:
op 30 november 2019 te Susteren tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie I, onder 3°, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoort, vernielen
Feit 3:
medeplegen van het in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk
binnendringen.
Feit 4:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet
wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast vordert zij een taakstraf voor 200 uren met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest. Bij haar strafeis heeft zij rekening gehouden met de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte, haar persoonlijke omstandigheden, de voorgeschiedenis van deze zaak en de richtlijnen van het openbaar ministerie. Zij acht de kans dat de verdachte alleen strafbare feiten gaat plegen minder groot maar gelet op de ernst van de feiten eist zij een groot voorwaardelijk deel als stok achter de deur.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor feit 1, 2 en 3 vrijspraak verzocht. Ten aanzien van feit 4 dient hoogstens nog een lichte straf te volgen. Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van meer feiten dan verzoekt de raadsman een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest en eventueel gecombineerd met een voorwaardelijke straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte is een 48-jarige vrouw met vijf kinderen. Zij werkt met behoud van uitkering en woont met de medeverdachte, haar ex-partner, op een woonwagenkampje. Beiden hebben een conflict met de bewoner van het appartement waar zij zijn binnen gedrongen.
De verdachte heeft zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig gemaakt aan het wederrechtelijk binnendringen van de woning van [slachtoffer] , het vernielen van deze woning door meubels, vloeren en wand te besmeuren met motorolie en het opzettelijk teweegbrengen van meerdere ontploffingen vuurwerk door Cobra’s-6 achter de ramen in de woning te plaatsen en aan te steken. Dit zijn zware explosieven die enorme schade aanrichten en ernstig letsel kunnen veroorzaken aan personen. Het veiligheidsgevoel van de bewoners van het appartementencomplex en de omwonenden wordt ernstig aangetast door dergelijke zware explosieven in een appartementencomplex tot ontploffing te brengen.
De explosies vonden midden in de nacht plaats, een moment waarop de meeste bewoners in bed lagen, maar ook zoals blijkt uit de camerabeelden, meerdere personen rondliepen. Door de explosies is er materiële schade aangericht aan de woning van [slachtoffer] en [naam 3] . Dat het bij twee ontploffingen is gebleven is niet aan de verdachten te danken, nu de ontsteking van één van de aangestoken Cobra’s 6 werd onderbroken door een mankement aan het verlengde lont.
Door hun handelen hebben de verdachte en zijn medeverdachte een gevaarlijke situatie in het leven geroepen, waardoor er gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Bovendien hadden de gevolgen van het handelen van verdachten vele malen ernstiger kunnen zijn, wanneer zich op het moment van de explosies personen op de galerij hadden bevonden of direct daaronder op de begane grond. De verdachte en haar medeverdachte mogen van geluk spreken dat niemand letsel heeft opgelopen. Dat de medeverdachte de uitvoeringshandelingen heeft verricht en de verdachte zou hebben toegekeken, komt tot uitdrukking in de straftoemeting.
Daarnaast is het gehele appartement besmeurd met motorolie en zijn verdachte en haar medeverdachte samen zonder toestemming van de bewoner wederrechtelijk in de woning binnengedrongen. Zij heeft daarmee blijk gegeven geen respect te hebben voor andermans privacy en goederen.
De aanleiding voor deze feiten was een conflict met de bewoner van het appartement, [slachtoffer] . Hij zou de verdachte en haar medeverdachte al langer lastig vallen en ook meermalen hun spullen en ruiten vernield hebben. Over en weer zijn sinds medio 2019 meldingen en aangiften gedaan bij de politie. Verdachte heeft met de medeverdachte het recht in eigen hand genomen en wraak genomen.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in gevallen als deze passend is. Maar dat geldt niet voor deze verdachte omdat haar rol beperkter is en de verdachte al lange tijd op vrije voeten is. De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf en onvoorwaardelijk taakstraf recht doen aan de ernst van de feiten en het aandeel van de verdachte. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden passend met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank is van oordeel dat een langere proeftijd op zijn plaats is nu het conflict nog niet de wereld uit is. Daarnaast legt de rechtbank aan de verdachte een taakstraf van 240 uren op met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 138, 157, 350 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 55 Wet Wapens en Munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte voor tot een gevangenisstraf van negen maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
  • veroordeelt de verdachte voor tot een taakstraf voor de duur van 240 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. R.J.M.G. Rulkens en mr. M.G.J.M. van der Staak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.K. Smits, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 september 2020.
Buiten staat
Mr. R.J.M.G. Rulkens, mr. M.G.J.M. van der Staak en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 30 november 2019 te Geleen , Gemeente Sittard-Geleen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing heeft veroorzaakt
in/aan een pand (gelegen aan het adres [adres 5] ), immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar opzettelijk
-in voornoemde woning cobra 6 vuurwerk (met zeer explosief poeder) geplaatst en/of ontstoken en/of ontsloten,
-waarbij/waardoor een of meer explosie(s) is/zijn ontstaan en/of waardoor een ontploffing is ontstaan en/of waardoor brand is ontstaan,
terwijl daarvan/daarbij/waarbij
- gemeen gevaar voor dat pand en/of voor zich in dat pand bevindende (andere) goederen en/of voor (de inboedel van) belendende panden en/of woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in voornoemd pand aanwezige perso(o)n(en) en/of voor de in die belendende pand(en) en/of woningen aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte] op of omstreeks 30 november 2019 te Geleen, Gemeente Sittard-Geleen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing heeft veroorzaakt in/aan een pand (gelegen aan het adres [adres 5] ), immers heeft die [medeverdachte]
-in voornoemde woning cobra 6 vuurwerk (met zeer explosief poeder) geplaatst en/of ontstoken en/of ontsloten,
-waarbij/waardoor een of meer explosie(s) is/zijn ontstaan en/of waardoor een ontploffing is ontstaan en/of waardoor brand is ontstaan,
terwijl daarvan/daarbij/waarbij
- gemeen gevaar voor dat pand en/of voor zich in dat pand bevindende (andere) goederen en/of voor (de inboedel van) belendende panden en/of woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in voornoemd pand aanwezige perso(o)n(en) en/of voor de in die belendende pand(en) en/of woningen aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest
-door in de nachtelijke uren samen met die [medeverdachte] naar voornoemd adres te rijden, en/of
-door een of meerdere tassen met inhoud te dragen, en/of
-door het appartement gelegen aan [adres 5] met die [medeverdachte] wederrechtelijk binnen te dringen;
2.
Zij op of omstreeks 30 november 2019 te Geleen, Gemeente Sittard-Geleen, in
elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vloer en/of wand gelegen in appartement [adres 5] en/of een hoeveelheid aldaar geplaatste meubels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] en/of [naam 3] toebehoorde(n),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
Zij op of omstreeks 30 november 2019 te Geleen, Gemeente Sittard-Geleen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, omstreeks 03.15 uur, in elk geval in de voor de nachtrust bestemde tijd, in
een woning, gelegen aan [adres 5] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen, waarbij zij/zij zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft door middel van braak en/of inklimming, en/of zonder voorkennis van de rechthebbende(n) en anders dan ten gevolge van vergissing binnengekomen, aldaar wordt/worden aangetroffen in de voor de nachtrust bestemde tijd;
4.
Zij op of omstreeks 30 november 2019 te Susteren, Gemeente Echt-Susteren, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie I, onder 3°, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Districtsrecherche Zuid-West Limburg, proces-verbaalnummer [nummer 2] , gesloten d.d. 18 maart 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 392.
2.Proces-verbaal van getuige d.d. 30 november 2019, p. 219.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2019, p. 209-210.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2019, p. 225.
5.Proces-verbaal relaas n.a.v. explosie inwoning d.d. 3 maart 2020, p. 281 en 289;
6.Proces-verbaal relaas n.a.v. explosie inwoning d.d. 3 maart 2020, p. 284;
7.NFI rapport d.d. 28 februari 2020, p. 368-373.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2019, p. 231-238;
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2019, 239-240.
10.Proces-verbaal van bevindingen in beslag genomen goederen d.d. 1 december 2019, p. 32-33.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2019 p. 262.
12.Proces-verbaal technisch onderzoek wapen d.d. 5 december 2019, p. 192-195.
13.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 4 december 2019, p. 246-249.
14.Proces-verbaal van aangifte [naam 3] d.d. 23 december p. 250-251.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , d.d. 9 december 2019, p. 167-174.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte rechter-commissaris d.d. 5 december 2019.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 december 2019, p. 116-120.