In deze strafzaak heeft de Rechtbank Limburg op 14 september 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 35-jarige man uit Zwolle, die werd beschuldigd van poging tot moord, poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling en diefstal van benzine. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, TBS met voorwaarden en een contactverbod met één van de slachtoffers. De medeverdachten zijn vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 31 augustus 2020, waar de verdachte en haar raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk geweld had gepleegd tegen een slachtoffer, maar de verdediging betwistte dit en vroeg om vrijspraak.
De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en camerabeelden bekeken. De getuigenverklaringen waren inconsistent en er was geen bewijs dat de verdachte daadwerkelijk had geschopt. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de poging tot moord of zware mishandeling. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte werd vrijgesproken.
De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van getuigenverklaringen in de beoordeling van de feiten. De rechtbank heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten.