3.3Het oordeel van de rechtbank
Omwille van de leesbaarheid houdt de rechtbank bij de opsomming van de bewijsmiddelen de chronologische volgorde van de gebeurtenissen aan.
03/702674-20
De rechtbank acht het tenlastegelegde onder parketnummer 03/702674-20 wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Aangeefster [Naam 1] heeft verklaard dat op vrijdag 19 oktober 2018 om 23.57 uur een Opel Astra station, voorzien van het kenteken [Nummer 1] kwam aanrijden bij tankstation [Naam 2] te Harderwijk. Op beelden is te zien dat de bestuurder en twee passagiers uitstappen. De bijrijder tankt benzine bij pomp 6. De bestuurder opent de motorkap en vult iets bij met water. De bestuurder sluit de motorkap en stapt hierna in achter het stuur. De bijrijder tankt uiteindelijk 31.02 liter voor een bedrag van € 55,49. Op de beelden is te zien dat de bijrijder dan ook weer instapt aan de rechterzijde. De bestuurder rijdt al weg nog voordat de bijrijder zijn portier heeft gesloten.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de bestuurder was van het voertuig.
Bewijsoverweging
De rechtbank constateert op grond van de ter terechtzitting bekeken en besproken camerabeelden dat de bestuurder, nog terwijl de bijrijder aan het tanken is, de auto kennelijk al heeft gestart zodat hij direct kan wegrijden terwijl de bijrijder nog bezig is met instappen. De auto rijdt dan ook weg, meteen na het instappen van de bijrijder, terwijl de deur van die bijrijder nog open was. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat beiden het opzet hebben gehad op het tanken zonder betalen, en dat zij hierin hebben samengewerkt. Uit het dossier en de getoonde beelden is niet gebleken dat de verdachte en zijn mededader op enig moment de intentie hebben gehad om de getankte brandstof af te rekenen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de tenlastegelegde diefstal in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
03/700406-18
Inleiding
In de nacht van vrijdag 19 op zaterdag 20 oktober 2018 heeft in Heerlen op de [straat] ter hoogte van de percelen [Nummers] een schiet- en steekincident plaatsgevonden waarbij aan de ene kant de verdachte en medeverdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] betrokken waren, en aan de andere kant de familie [slachtoffers] en [slachtoffer 3] . Uit het dossier blijkt dat het incident een lange aanloop heeft gehad. De verdachte heeft in de loop van de avond en nacht via beeld- en spraakberichten voortdurend contact gehad met zijn
(ex-)vriendin [slachtoffer 1] . Uit deze berichten is gebleken dat een gespannen sfeer tussen de verdachte en [slachtoffer 1] is ontstaan en dat op meerdere momenten dreigende berichten vanuit de verdachte naar [slachtoffer 1] zijn gestuurd. Hierop is een reactie gevolgd - ook met een dreigende toon - van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] . De verdachte, [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] zijn vervolgens vanuit Amersfoort naar Heerlen gereden om verhaal te halen.
Verbalisant [Naam 3] heeft de telefoon van de verdachte onderzocht en een proces-verbaal opgemaakt van de WhatsApp gesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 1] .
Op 20 oktober 2018 te 00:31:54 uur stuurt de verdachte een geluidsbericht naar [slachtoffer 1] , dat wordt omschreven als volgt:
- Dreigingen naar kankerneger, broertje [slachtoffer 2] en dreigt met schieten.
Hierop volgt een geluidsbericht van verdachte naar [slachtoffer 1] van 00:34:29 uur:
- Dreigingen, dreigt met steken.
De verdachte stuurt een geluidsbericht naar [slachtoffer 1] dat hij naar haar toekomt. Om 00:41:00 uur ontvangt de verdachte een afbeelding van de anus van een dier. Hierop volgen diverse WhatsApp berichten van verdachte naar [slachtoffer 1] met de tekst:
- Ik snijd die hond kapot voor je ogen.
Om 00:43:48 uur stuurt de verdachte een afbeelding naar [slachtoffer 1] van een foto waarop zijn hand te zien is met daarin een vuurwapen. Om 00:43:52 uur stuurt de verdachte een geluidsbericht naar [slachtoffer 1] :
- Deze is voor de kankerneger.
Om 01:59:14 uur stuurt de verdachte een geluidsbericht naar [slachtoffer 1] :
- Ik moet benzine bekostigen, ik tank voor jouw dood, ga het zien, kom dan.
Hierop volgen weer foto’s van de hand van de verdachte met daarin een vuurwapen.
Feit 2
De verdachte en zijn medeverdachten zijn op 20 oktober 2018 rond 02.45 uur aangekomen bij de woningen van [slachtoffer 1] en haar moeder op de [straat] in Heerlen. Daar is de situatie meteen uit de hand gelopen.
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 20 oktober 2018 gebeld is door zijn zus [slachtoffer 1] omdat haar ex-vriend [verdachte] naar haar op weg was. Kort nadat [slachtoffer 2] in de woning van zijn moeder was aangekomen, hoorde hij piepende banden en een harde klap op straat. Hij is naar buiten gegaan, en de verdachte richtte zich meteen tegen hem, waarop zij in gevecht raakten. De verdachte had een mes onderhands vast in zijn rechterhand. [slachtoffer 2] voelde een stekende pijn in zijn linker zij. Het mes was 25 tot 30 centimeter lang en had een smal lemmet. De verdachte bleef steken en roepen: “Ik maak je kapot, ik maak jullie allemaal kapot, je zus is van mij”. Kort daarna zag hij dat de verdachte [slachtoffer 1] stak met het mes en dat [slachtoffer 1] op de grond viel. Hij zag dat [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 3] ) probeerde [slachtoffer 1] te helpen en ook gewond raakte aan zijn arm. De verdachte is hierna met de auto weggereden.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij vier steekwonden heeft opgelopen: in zijn linker onderarm, linkerschouder, linkerzij en rug.
Verbalisanten [Namen 1] hebben verklaard dat zij de verdachte op 20 oktober 2018 omstreeks 07.15 uur hebben aangetroffen in zijn auto en hem vervolgens hebben aangehouden. Tijdens zijn aanhouding riep de verdachte (onder andere): “Ik heb net iemand afgestoken”.
Verbalisant [Naam 5] heeft verklaard dat de verdachte tijdens zijn aanhouding zei:
“Jazeker, heb ik [slachtoffer 2] mooi gestoken hè”.
Uit de ter terechtzitting bekeken camerabeelden blijkt dat de verdachte meermaals aangever [slachtoffer 2] met een mes in zijn bovenlichaam heeft gestoken.
Uit het geneeskundig onderzoek dat is verricht door [Naam 6] , forensisch geneeskundige, op 22 oktober 2018 bij [slachtoffer 2] blijkt dat – ten gevolge van het incident – het volgende letsel is geconstateerd:
Ongeveer 1,5 cm in het midden onder het rechteroog bevindt zich een rode punt met een diameter van ongeveer 1mm bedekt met een dunne huidlaag;
Op de linker bovenarm bevindt zich een oppervlakkige onderbreking van de huid gedeeltelijk bedekt met korst die diagonaal verloopt van rechtsboven (buitenkant van de arm) naar linksonder (binnenzijde van de arm). De huidonderbreking heeft een lengte van 2 cm;
Aan de voorzijde van de linker onderarm verloopt vanaf de binnenzijde diagonaal naar de buitenzijde met een lengte van 7 cm een diepe huidonderbreking die naar de uiteinden toe geleidelijk minder diep wordt. De huidonderbreking is met 9 of 10 hechtingen gehecht. De wondranden zijn gezwollen en liggen grotendeels niet tegen elkaar aan;
Op de rechter handrug tussen het verlengde van de wijs- en middelvinger bevindt zich een oppervlakkige cirkelvormige huidonderbreking met een doorsnede van ongeveer een 0,5 cm die gedeeltelijk een donkerpaarse kleur heeft en rondom aan de randen roodgekleurd is;
Op de overgang van de linkerzijde van de rug naar de flank bevindt zich een huidonderbreking met verheven wondranden en hechtmateriaal. De wondranden liggen over de grootste lengte tegen elkaar aan. De huidonderbreking heeft een lengte van ongeveer 9cm.
Tevens is de informatie opgenomen die door de behandelend sector, in de persoon van chirurg [Naam 7] is verstrekt. De chirurg stuurt een brief met de informatie dat [slachtoffer 2] op 20 oktober 2018 werd beoordeeld op de Spoedeisende Hulp van het Zuyderland Medisch Centrum in Heerlen. Hij had penetrerend letsel mogelijk passend bij steekverwondingen. Aan de linkerzijde van de buik werden twee diepe verwondingen van 10 cm en 3 cm gezien waarbij ook een gedeelte van de buikwandspieren was doorgesneden. Op de linkerflank had hij nog een derde verwonding van 5 cm en op de linkerarm een vierde verwonding met een lengte van 5 cm. Beeldvormend onderzoek leverde geen aanwijzingen op dat de verwondingen tot in de buik- of borstholte doorliepen. De letsels eindigden in of direct onder de onderhuid (vet- en bindweefsellaag).
Feit 1
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 20 oktober 2018 ter hoogte van de [straat] [Nummers] te Heerlen op de openbare weg in haar rechterarm is gestoken door de verdachte. Dit is haar ex-vriend. Zij hebben ongeveer twee maanden een relatie gehad en aangeefster heeft de relatie een maand geleden beëindigd. De verdachte kan dit niet verkroppen en blijft haar bedreigen met woorden als: “Ik schiet jouw familie dood en ik schiet jou dood”.
Aangeefster heeft een dag later verklaard dat zij op 19 oktober 2018 rond 23.30 uur haar verjaardag aan het vieren was. De verdachte belde, appte en facebookte de hele tijd. Hij wilde dat zij meeging naar Zwolle en anders zou hij aangeefster kapot maken en ook haar hele familie. Even later hoorden zij een klap en zagen een zwarte stationcar, Opel Astra. Hier stapten drie mensen uit: de verdachte, [Medeverdachte 1] en een tante van de verdachte, genaamd [Medeverdachte 2] . De verdachte liep meteen naar de broer van aangeefster, genaamd [Naam 4] . Aangeefster hoorde dat [Naam 4] riep: “Auw, hij steekt”. Aangeefster is de straat opgerend en vervolgens viel de verdachte haar aan. Zij zag dat hij een mes in zijn rechterhand had. Hij kwam op haar af en stak meteen in haar rechterarm, recht door haar jas heen. Hij heeft daarbij een slagader, zenuwen en pezen geraakt.
[slachtoffer 3] kwam haar te hulp en werd eveneens gestoken door de verdachte. Aangeefster wilde naar haar woning rennen, maar zakte op de stoep in elkaar en raakte bewusteloos.
Verbalisanten [Namen 2] hebben verklaard dat zij op 20 oktober 2018 omstreeks 03.10 uur aankwamen aan de [straat] [Nummers] te Heerlen. Verbalisanten hebben in de woning aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zwaargewond aangetroffen. [slachtoffer 1] was ernstig aan het bloeden aan haar rechterarm. Er lag veel vloeibaar bloed op de grond en er liep bloed uit haar arm. Een vrouw duwde een doek in de wond en zei dat direct een ambulance moest komen omdat [slachtoffer 1] een slagaderlijke bloeding had. [slachtoffer 2] was ernstig aan het bloeden in zijn linkerzij. Ook bij hem zat een vrouw die een doek in de wond drukte.
Verbalisant [Naam 8] heeft eveneens verklaard over de verwondingen die hij bij aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft aangetroffen. Nadat hij de woning aan de [straat] [Nummers] had betreden, hoorde hij meerdere mensen roepen: “Bel een ambulance want ze bloedt dood”. Hij zag in de woning plassen bloed en veegsporen op de witte plavuizen vloer liggen. Aan de tafel zat [slachtoffer 1] die regelmatig het bewustzijn verloor. Zij had een theedoek om haar rechteronderarm gedraaid. Die theedoek was helemaal doordrenkt met bloed. De jas die [slachtoffer 1] aanhad was deels doordrenkt met bloed. Meerdere personen in de woning deelden mede dat de verdachte dit gedaan had en dat de vrouw een slagaderlijke bloeding had. Verbalisant duwde met kracht de wond dicht en voelde het bloed langs zijn handen druppelen.
Verbalisant heeft bij de komst van de ambulance geassisteerd bij de verzorging van [slachtoffer 2] . Nadat het T-shirt was verwijderd, zag hij dat [slachtoffer 2] een snee had van ongeveer 30 centimeter op zijn linkerzij van navel tot rug.
Uit het geneeskundig onderzoek dat op 22 oktober 2018 is verricht door [Naam 6] , forensisch geneeskundige, bij [slachtoffer 1] blijkt dat - ten gevolge van het incident - het volgende letsel is geconstateerd:
De rechter onderarm en –hand zijn ingepakt in een verband en het slachtoffer draagt een mitella om de rechterarm te ondersteunen. Het verband kon om medische redenen niet worden verwijderd;
Op de buitenkant van de linker bovenarm bevindt zich een blauwpaarse onscherp begrensde huidverkleuring met een afmeting van ongeveer 2x2 cm;
Op de achterzijde van de linker bovenarm bevindt zich een blauwpaarse onscherp begrensde huidverkleuring met een afmeting van ongeveer 2x1 cm;
Op haar rechter bovenbeen bevindt zich een onscherp begrensde lichtgeel getinte huidverkleuring met een lengte/hoogte van ongeveer 8 cm en een maximale breedte van 5 cm. In de richting van de binnenzijde van het rechter bovenbeen neemt de hoogte af waardoor aan die zijde een cirkelvormige begrenzing ontstaat;
Op het rechter onderbeen bevindt zich onder de knie een onscherp begrensde paarsrode huidverkleuring met een afmeting van 1x4 cm waarvan de buitenzijde lager eindigt dan de binnenzijde.
Tevens is opgenomen de informatie die door de behandelende sector, in de persoon van de arts [Naam 9] van de Spoedeisende Hulp is verstrekt. De arts stuurt een brief d.d. 20 oktober 2018 waarin onder meer staat vermeld dat bij onderzoek van de rechterarm aan de binnenzijde van de pols aan de kant van de pink een verwonding is gezien. De pols en vingers kan zij niet volledig buigen. Zij heeft een doof gevoel over de hele hand en er lijkt letsel te zijn van de slagader aan de buitenzijde van de pols.
Uit de ter terechtzitting getoonde camerabeelden is gebleken dat de verdachte aangeefster met een mes heeft aangevallen.
Feit 3
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op die bewuste avond zag dat de verdachte [slachtoffer 1] aanviel en dat hij slaande en stekende bewegingen in haar richting maakte. Aangever kon niet zien wat hij in zijn handen had. Hij is naar hem toegerend en heeft met hem gevochten. Aangever zag dat [slachtoffer 1] onder het bloed zat en dat zij op straat in elkaar stortte, voor de trapjes van haar woning. Hij wilde [slachtoffer 1] optillen maar dat lukte niet. Toen zag aangever dat hij ook een snee in zijn jas had en dat hij aan het bloeden was. Aangever heeft een snee van enkele centimeters in zijn rechter bovenarm.
Uit de ter terechtzitting getoonde camerabeelden is gebleken dat de aangever bij [slachtoffer 1] stond op het moment dat de verdachte haar aanviel.
Van het letsel van [slachtoffer 3] is een geneeskundige verklaring opgemaakt waarin staat dat er uitwendig letsel is waargenomen, namelijk een snijverwonding aan de rechter bovenarm.
Vrijspraak medeplegen feit 1, 2 en 3
Het procesdossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen te komen. Verdachte was weliswaar in het gezelschap van medeverdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] ; er is echter onvoldoende gebleken dat zij vooraf in het voornemen van de verdachte betrokken zijn. Bovendien hebben zij nauwelijks een rol gespeeld gedurende het incident, zoals ook blijkt uit de door de rechtbank ter terechtzitting bekeken camerabeelden.
De verdachte dient dan ook van dit bestanddeel van het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Overweging ten aanzien van feit 2
De vraag die zich hier aandient is of er gesproken kan worden van voorbedachten rade. Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten.
De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Een dergelijke contra-indicatie is bijvoorbeeld indien de besluitvorming en de uitvoering in plotselinge drift plaatsvinden.
Verdachte heeft tijdens zijn tweeëneenhalf uur durende rit naar Limburg in de auto levensbedreigende berichten gestuurd aan het adres van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] . Verdachte heeft zelf verklaard dat hij, op het moment dat hij uit de auto stapte, al een mes in zijn hand had. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank van kalm beraad en rustig overleg voorafgaand aan zijn feitelijke handelingen. Hij heeft, nadat hij was uitgestapt, [slachtoffer 1] aan de kant geduwd en is rechtstreeks naar [slachtoffer 2] toegelopen. Hij heeft [slachtoffer 2] meermalen in zijn zij, rug en arm gestoken en hem hiermee levensbedreigende verwondingen toegebracht. Hij heeft immers diepe wonden toegebracht in de romp van het lichaam, waar de vitale delen zich bevinden. Hij heeft geprobeerd om zijn vooraf opgezette plan om [slachtoffer 2] van het leven te beroven willens en wetens uit te voeren. Van contra-indicaties kan, gelet op het voorgaande, geen sprake zijn. Er is immers geen sprake van besluitvorming en uitvoering die in plotselinge drift plaatsvinden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven en acht het primair tenlastegelegde feit onder 2 wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak feit 1 primair (onderdeel ‘voorbedachten rade’)
Op de beeldopnames die van het incident zijn gemaakt en die ter terechtzitting zijn afgespeeld, is te zien dat verdachte na de aanval op [Naam 4] Vos wil weglopen. Hij wordt echter tegengehouden door [slachtoffer 1] . Uit deze beelden leidt de rechtbank af dat verdachte op dat moment afzag van zijn vooropgezette plan om (ook) [slachtoffer 1] van het leven te beroven. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte van het bestanddeel “met voorbedachten rade” moet worden vrijgesproken.
Overweging ten aanzien van feit 1 subsidiair
Uit de camerabeelden alsook uit andere bewijsmiddelen volgt de handelwijze van de verdachte op het moment van zijn aanval op [slachtoffer 1] : hij heeft met een mes, op een korte afstand van [slachtoffer 1] , ongecontroleerde, krachtige aanvallende bewegingen in haar richting gemaakt, waarbij hij haar in de pols heeft gesneden, waardoor er een slagaderlijke bloeding bij [slachtoffer 1] is ontstaan. Als [slachtoffer 1] geen medische behandeling had ondergaan, zou zij aan haar verwondingen zijn overleden. Door op deze manier te handelen heeft de verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer 1] daarmee van het leven zou beroven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven en acht het onder 1 primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak feit 3 primair en subsidiair
[slachtoffer 3] heeft zich bemoeid met het gevecht tussen de verdachte en [slachtoffer 1] .
De verdachte heeft tijdens dit gevecht [slachtoffer 3] verwond aan zijn bovenarm. De rechtbank is van oordeel dat geen aanmerkelijke kans is ontstaan dat [slachtoffer 3] hierdoor zou komen te overlijden. De kans is immers gering dat bij een steek in een bovenarm een slagader wordt geraakt. De verdachte dient derhalve van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte met het toebrengen van dit letsel wel de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. In de bovenarm lopen immers pezen en zenuwen, die beschadigd hadden kunnen worden door de handelwijze van de verdachte. Gelet op de geneeskundige verklaring heeft verdachte geen zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 3] toegebracht, maar enkel een snijwond in zijn bovenarm. De verdachte dient derhalve ook van het subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Overweging ten aanzien van feit 3 meer subsidiair
De rechtbank komt wel tot het oordeel dat de verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De kans dat de verdachte door zijn welbewust handelen een spier of pees blijvend zou hebben beschadigd, was geenszins denkbeeldig. De rechtbank acht dan ook het onder feit 3 meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.