ECLI:NL:RBLIM:2020:679

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
29 januari 2020
Zaaknummer
03.106283.19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door onoplettendheid van bestuurder

Op 29 januari 2020 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 oktober 2018 betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op de Herkenbosserweg te Vlodrop. De verdachte, bestuurder van een personenauto, heeft een motorrijder, [slachtoffer], aangereden, die ter plaatse is overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden door een dubbele doorgetrokken streep te negeren en op de verkeerde rijstrook te rijden, wat heeft geleid tot de fatale botsing. De officier van justitie beschouwde het primair ten laste gelegde feit als bewezen, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet de intentie had om een ongeval te veroorzaken en dat er mogelijk sprake was van medeschuld aan de zijde van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijke schuld had in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uur op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03.106283.19
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 januari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [Geboorteplaats en datum] ,
wonende te [postcode en adres] ,
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.C.J. Theuns, advocaat kantoorhoudende te Valkenswaard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 januari 2020. Verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(primair) met zijn personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij een motorrijder om het leven is gekomen;
(subsidiair) door zijn rijgedrag gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

Op 13 oktober 2018 vond op de Herkenbosserweg een dodelijk verkeersongeval plaats waarbij een automobilist (verdachte) en een 22-jarige motorrijder – [slachtoffer] – waren betrokken. [slachtoffer] is ter plaatse aan zijn verwondingen overleden.
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit bewezen, in die zin dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Dit heeft hij gebaseerd op de verklaring van getuige [getuige] de verklaring van verdachte en de bevindingen van de Verkeersongevallenanalyse.
Op grond van de volgende omstandigheden heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat sprake is van ernstige schuld:
- Verdachte heeft bewust van rijstrook gewisseld over een dubbele, doorgetrokken streep en is geheel op de andere baan gaan rijden;
- Verdachte deed dit op een onoverzichtelijk punt, waar het zicht beperkt werd door een bocht, door auto’s voor hem en door een of meer bomen aan de kant van de weg.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de dubbele, doorgetrokken streep op de weg overschreden, waardoor hij op het weggedeelte van het tegemoetkomende verkeer heeft gereden. Niet omdat hij het voertuig voor hem wilde inhalen, maar omdat hij wilde weten waarom de auto’s voor hem steeds remden. In de optiek van de verdediging is de kromming van de bocht waar verdachte op af reed bovendien zodanig flauw, dat niet kan worden gesteld dat deze het uitzicht beperkt. Daarnaast geldt dat verdachte tijdens het rijden geenszins afgeleid was en dat hij niet te hard heeft gereden. Verdachte heeft de motorrijder niet gezien, ook niet vlak voor de aanrijding.
Volgens de verdediging kan verdachte dan ook enkel worden verweten dat hij, terwijl de rijbaan waarop hij reed door middel van een dubbele doorgetrokken streep was verdeeld in twee rijstroken, vanaf de door hem bereden rijstrook naar links heeft gestuurd, waardoor zijn auto op het weggedeelte voor tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen.
Verdachte heeft daarmee een enkele inschattingsfout gemaakt en dat is onvoldoende voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
Daarnaast wijst de verdediging op de mogelijkheid van medeschuld aan de zijde van het slachtoffer, omdat er aanknopingspunten zijn dat deze zonder deugdelijke verlichting reed en ‘wheelies’ maakte, waardoor hij niet of nauwelijks zichtbaar was voor tegemoetkomend verkeer.
Nu geen sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en evenmin van een zekere mate van concreet gevaar scheppend gedrag, moet verdachte worden vrijgesproken van zowel het primair tenlastegelegde als het subsidiair tenlastegelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De bewijsmiddelen
Verbalisant [Naam 1] heeft gerelateerd: [2]
Op 13 oktober 2018 vond er op de Herkenbosserweg te Vlodrop, binnen de gemeente Roerdalen, een verkeersongeval plaats tussen een Mercedes met kenteken [Kenteken] en een motor met kenteken [kenteken] . De Mercedes werd bestuurd door [verdachte] en de motor door [slachtoffer] . Bij of kort na dit ongeval is [slachtoffer] overleden.
In het schouwverslag van het lichaam van [slachtoffer] vermeldt de Forensisch arts [3] :
Frontale botsing auto versus motorrijder. Multipele trauma niet met leven verenigbaar.
Verdachte heeft verklaard [4] :
Op 13 oktober 2018 ben ik de A73 afgekomen en reed ik op de N570. Voor mij reed een tweetal personenauto’s met een lage snelheid. Het is een provinciale weg waar 80 km [per uur] is toegestaan. We reden in de richting van Duitsland. De snelheid van deze auto’s wisselde steeds, dan reden zij weer 80 kilometer [per uur] en dan weer 40 kilometer [per uur]. Ik kwam uit de richting Roermond en ik reed richting Vlodrop. Het weer was droog en het schemerde. Op enig moment reden zij niet harder dan 40 kilometer [per uur] en ben ik gaan kijken en ben ik gaan rijden op de linkerrijstrook. Ik ben met mijn voertuig geheel op de linkerrijstrook gaan rijden. Met kijken bedoel ik waarom gaan deze voertuigen voor mij zo langzaam rijden, waarom doen zij dit? Ik heb de dubbele doorgetrokken streep op de weg gezien. Ik weet dat ik deze niet mag overschrijden. Als ik een tegenligger had gezien, dan had ik nooit op de linkerrijstrook gereden. Ik heb de motorrijder niet gezien. Ik heb echt niet gezien waar hij vandaan kwam.
Getuige [getuige] heeft verklaard [5] :
Op 13 oktober 2018 reed ik met mijn personenauto vanuit de richting Herkenbosch over de Herkenbosserweg richting Duitse grens. In de bocht bij het tankstation Suntjens zag ik dat een witte auto (ik meen een Mercedes) mij wilde inhalen. Ik zag dat deze geheel naar de linker rijbaan reed en bijna langs mij reed. Op hetzelfde moment kwam er een motor vanuit tegengestelde richting. Ik zag dat de motor frontaal tegen de witte auto botste. De motor voerde verlichting aan de voorzijde.
Getuige [Getuige 2] heeft verklaard [6] :
Op 13 oktober 2018 reed ik over de Herkenbosserweg te Vlodrop komende uit de richting van Roermond. Ik reed achter een witte Mercedes. Ik zag dat de witte Mercedes in een flauwe bocht begon in te halen. Toen de Mercedes op de linkerbaan zat, zag en hoorde ik een flinke knal. Ik zag dat er een motorrijder de lucht in werd geslingerd.
Verbalisant [Getuige 3] , van de afdeling VerkeersOngevallenAnalyse [7] , heeft gerapporteerd:
Ik heb op 13 oktober 2018 omstreeks 20.00 uur geassisteerd bij de afwikkeling van het verkeersongeval waarbij een personenauto frontaal botste met een uit de tegenovergestelde rijrichting rijdende motorfiets op de Herkenbosserweg (N570) te Vlodrop. Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
Voertuig 1, personenauto, merk Mercedes, type Glc 250D, kleur wit, kenteken [Kenteken] (België);
Voertuig 2, motorfiets, merk KTM, type 530 EXC-R, kleur oranje/zwart, kenteken [kenteken] .
Voor motorvoertuigen betrof de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 80 km/h;
De twee rijstroken van de N570 waren door middel van een dubbele doorgetrokken streep van elkaar gescheiden.
Het tijdstip van het ongeval was ongeveer 19.02 uur. De weersgesteldheid was droog en helder. Het wegdek was normaal ingereden, schoon en droog.
De Mercedes met kenteken [Kenteken] verkeerde, voor zover kon worden vastgesteld, vóór het ongeval rijtechnisch in voldoende staat van onderhoud en vertoonde geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval. Tijdens het door mij verrichte technisch onderzoek aan het voertuig zag ik dat dit voertuig op de voor dit ongeval relevante onderdelen voldeed aan de in de Regeling voertuigen gestelde eisen.
In de rijbaan van de N570 bevond zich, gezien de rijrichting waarin de Mercedes reed, kort vóór de plaats van het ongeval een bocht naar rechts, waardoor het uitzicht van de bestuurder werd beperkt.
Bij het technisch onderzoek aan de KTM werden, voor zover kon worden vastgesteld, geen aanwijzingen gevonden, waaruit zou kunnen blijken dat het voertuig vóór het ongeval rijtechnisch niet in voldoende staat van onderhoud verkeerde. Evenmin werden er aanwijzingen gevonden die er mogelijk op konden duiden dat het voertuig gebreken zou vertonen die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval.
Bij de simulatie bleek dat beide voertuigen op het moment van de botsing ieder omstreeks 70 km/h hebben moeten rijden. Er werden geen sporen aangetroffen die duiden op een remming door één dan wel beide bestuurders kort voor de botsing.
Uit de aangetroffen sporen en de schades aan beide voertuigen in combinatie met de eindposities van het slachtoffer en beide voertuigen kan worden vastgesteld dat de Mercedes over de N570 reed, komende uit de richting van Roermond en gaande in die van de Duitse grens. Bij het uitrijden van de bocht in de N570 nabij hectometerpaal 16.0 kwam de Mercedes in zijn geheel te rijden op de rijstrook bestemd voor het verkeer in de tegenovergestelde richting. Over deze rijstrook reed op dat moment de KTM. De KTM botste met de voorzijde frontaal tegen de rechter voorzijde van de Mercedes.
In het geval de bestuurder van de Mercedes niet links van de doorgetrokken streep was komen te rijden had de botsing niet plaatsgevonden.
Vaststelling van de feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat:
- verdachte op 13 oktober 2018 als bestuurder van een auto heeft gereden over de Herkenbosserweg (N570) te Vlodrop, in de gemeente Roerdalen;
- de rijbaan door middel van een dubbele doorgetrokken streep is verdeeld in twee rijstroken;
- verdachte naar links heeft gestuurd en naar links is gegaan waarbij hij geheel op het weggedeelte voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden;
- zulks op het moment dat de rijbaan vóór verdachte een flauwe bocht naar rechts maakte en daardoor het zicht van verdachte werd beperkt;
- verdachte in zijn auto tegen het slachtoffer die op dat moment op de KTM motor reed en verdachte tegemoet reed is gebotst;
- het slachtoffer, [slachtoffer] , hierdoor ter plaatse is overleden.
Het toetsingskader
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 moet er in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Daarnaast dient een oorzakelijk verband te worden vastgesteld tussen het gedrag van de verdachte en het verkeersongeval. Daarbij geldt dat niet in zijn algemeenheid is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Er moet worden gekeken naar het geheel van de gedragingen van
verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en naar
omstandigheden waaronder die is begaan. Daarnaast kan niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag worden afgeleid dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Het gedrag van verdachte wordt afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht.
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Toepassing van het toetsingskader
Provinciale autowegen en zeker die waarbij de rijbanen voor elkaar tegemoetkomend verkeer niet fysiek van elkaar zijn gescheiden zoals de Herkenbosserweg op de plaats van het ongeval, zijn wegen die vanuit verkeerstechnisch oogpunt bijzondere oplettendheid en voorzichtigheid van weggebruikers vragen. Dit geldt nog sterker ter plaatse van het ongeval omdat de weg daar een flauwe bocht naar rechts maakt die het zicht beperkt. Dat de situatie om voorzichtigheid vraagt, wordt benadrukt door de aanwezigheid van een dubbele doorgetrokken streep op het midden van de weg. Verdachte, die ter plaatse bekend is, heeft desondanks deze dubbele doorgetrokken streep genegeerd en is op de andere weghelft gaan rijden. Naar eigen zeggen om te kijken waarom auto’s voor hem zo nu en dan remden. Daarbij heeft hij [slachtoffer] niet op hem zien afkomen en is hij rijdend op de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer met hem in botsing gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
Dit zou anders kunnen zijn indien er zich een uitzonderlijke omstandigheid had voorgedaan. Daarvan is echter niet gebleken. Evenmin vindt de rechtbank aanknopingspunten in het dossier voor de stelling van de verdediging dat de motor van het slachtoffer slecht verlicht was en dat het slachtoffer gevaarlijk reed. Immers getuige [getuige] die voor verdachte rijdt, ziet wel de motor aankomen rijden en ziet ook dat deze motor verlichting voert.
Getuige [Getuige 4] spreekt weliswaar over een slecht verlichte motor die wheelies maakte die kwam uit de richting van Vlodrop en ter hoogte van de tuincentra aldaar reed richting Herkenbosch. Het ongeval heeft echter plaatsgevonden op een plek die dichter bij Vlodrop ligt dan de genoemde tuincentra. Hieruit volgt dat de door deze getuige beschreven motorrijder, niet [slachtoffer] kan zijn geweest.
Aldus is de conclusie dat onder de omstandigheden verdachte’s verkeersgedrag kan worden aangemerkt als een gedraging die aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 oplevert.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit bewezen, zoals omschreven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 13 oktober 2018 te Vlodrop, in de gemeente Roerdalen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Herkenbosserweg (N570), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , werd gedood, welke gedragingen aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, terwijl zijn uitzicht werd beperkt door een bocht in de rijbaan en de rijbaan door middel van een dubbele doorgetrokken streep was verdeeld in twee rijstroken, vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van voornoemde weg naar links heeft gestuurd en naar links is gegaan en daarbij geheel op het weggedeelte voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden, zulks op het moment dat een op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook rijdende motorfiets hem, verdachte, tot op korte afstand was genaderd, waardoor een botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en voornoemde [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander is gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft een verkeersfout gemaakt, maar heeft nooit de bedoeling gehad een (dodelijk) ongeval te veroorzaken. Bij de bepaling van de strafmodaliteit en de hoogte van de straf dient rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte first offender is en dat
– hoewel de redelijke termijn niet is overschreden – ongeveer 15 maanden zijn verstreken sinds de dag van het ongeval. Verdachte leeft sindsdien in onzekerheid. Verdachte geeft aan dat hij zich schuldig voelt en goed begrijpt dat dit tot zeer veel verdriet en leed bij de nabestaanden leidt. Het ongeval heeft enorm veel impact op verdachte, op zijn leven en op het leven van zijn gezin. Dit blijkt ook uit het reclasseringsadvies, waarin is vermeld dat verdachte op een doorleefde wijze laat zien dat hij beseft wat voor leed hij door het ongeluk heeft berokkend bij de nabestaanden. Verdachte heeft direct na het ongeval psychische hulp ingeschakeld en heeft deze psychische hulp nog steeds nodig.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een schuldmisdrijf in het verkeer, met een vreselijk en onomkeerbaar gevolg, namelijk het einde van het leven van [slachtoffer] . Ter zitting hebben de nabestaanden – zijn vader, moeder en oudste broer – naar voren gebracht hoe ingrijpend hun levens op 13 oktober 2018 zijn veranderd en hoe groot het gemis van [slachtoffer] is.
Het handelen van verdachte heeft onherstelbaar leed toegebracht. De rechtbank heeft zich bij de bepaling van de straf gerealiseerd dat geen enkele straf het verlies van een zoon, broer of vriend teniet kan doen. Strafoplegging dient bovendien niet alleen te gebeuren met inachtneming van de in dit geval desastreuze gevolgen van de gemaakte verkeersfout, maar moet ook worden afgezet tegen de ernst van de fout en de mate van schuld van verdachte.
Verdachte heeft schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. De rechtbank acht –anders dan de officier van justitie- de minst zware vorm van schuld bewezen en dit dient tot uitdrukking te komen in de strafmaat. Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Voor een aanmerkelijke verkeersfout waardoor een ander is gedood geldt als uitgangspunt een werkstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van één jaar.
De rechtbank houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Hetgeen in het reclasseringsadvies is omschreven omtrent de mate waarop verdachte de laakbaarheid van zijn handelen inziet, is ter terechtzitting duidelijk naar voren gekomen. Verdachte kampt met een groot schuldgevoel richting de nabestaanden en werd zichtbaar emotioneel bij de confrontatie met het feit dat [slachtoffer] ongeveer even oud was als zijn eigen dochter. Verdachte ondervindt geestelijk gevolgen van het ongeval en zal verder moeten leven met het gegeven dat door zijn toedoen iemand om het leven is gekomen.
De rechtbank zal dan ook niet overgaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is geëist. Zij meent dat het opleggen van de maximale taakstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid recht doet aan zowel de ernst van de gedraging als aan de persoon van verdachte. De rechtbank zal de rijontzegging voorwaardelijk aan verdachte opleggen, omdat een onvoorwaardelijke rijontzegging naar alle waarschijnlijkheid het onwenselijke gevolg zal hebben dat verdachte zijn baan kwijt raakt.
De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop van 15 maanden dat de berechting heeft geduurd. De rechtbank zal hiermee geen rekening houden, nu van overschrijding van de redelijke termijn geen sprake is.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf van 240 uur (te vervangen door 120 dagen hechtenis) en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- veroordeelt de verdachte tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden;
- bepaalt dat de ontzegging van de rijbevoegdheid niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. L. Feuth en mr. D.D. Kock, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.L.J. Damoiseaux, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 januari 2020.
Buiten staat
Mr. D.D. Kock, rechter, en mr. Y.L.J. Damoiseaux, griffier, zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Vlodrop, in de gemeente Roerdalen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Herkenbosserweg (N570), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , werd gedood, welke gedragingen zeer, althans aanmerkelijk, onoplettend en/of onvoorzichtig waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, terwijl zijn uitzicht werd beperkt door een bocht in de rijbaan en/of de rijbaan door middel een dubbele doorgetrokken streep was verdeeld in twee rijstroken, vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van voornoemde weg naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of (daarbij) geheel of gedeeltelijk op het weggedeelte voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden, zulks op het moment dat een op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook rijdende motorfiets, hem, verdachte, tot op korte afstand was genaderd, waardoor, althans mede waardoor een botsing en/of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en voornoemde [slachtoffer] , althans de door [slachtoffer] bestuurde motorfiets;
subsidiair:hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Vlodrop, in de gemeente Roerdalen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Herkenbosserweg (N570), terwijl zijn uitzicht werd beperkt door een bocht in de rijbaan en/of de rijbaan door middel een dubbele doorgetrokken streep was verdeeld in twee rijstroken, vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van voornoemde weg naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of (daarbij) geheel of gedeeltelijk op het weggedeelte voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden, zulks op het moment dat een op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook rijdende motorfiets, hem, verdachte, tot op korte afstand was genaderd, waardoor, althans mede waardoor een botsing en/of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en voornoemde motorfiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg Dienst regionale operationele samenwerking (LB) Afdeling Infrastructuur (LB), team verkeer (LB), proces-verbaalnummer [nummer] , gesloten d.d. 16-4-2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 30.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, pv-nr [nummer] p, 1-7.
3.Schouwverslag van 13 oktober 2018 van [Naam 2] , forensisch arts.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pv-nr [nummer] , 14-10-2018, p.18-30.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, pv-nr [nummer] , 13-10-2018, p.12-13.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, pv-nr [nummer] 13-10-2018, p.16-17.
7.Proces-verbaal VOA bij BVH-nr [nummer] , 12-3-2019, niet voorzien van doornummering.