ECLI:NL:RBLIM:2020:6611

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
4 september 2020
Zaaknummer
C/03/280303 / KG ZA 20-287
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake handelsnaamrecht en gebruik van domeinnamen in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 3 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Terhagen Beheer B.V. en Witran B.V. over het gebruik van handelsnamen en domeinnamen. Terhagen, eiseres, vorderde dat Witran zou worden veroordeeld om de handelsnaam en domeinnaam die sterk lijkt op die van Terhagen, te verwijderen. Terhagen stelde dat zij het handelsnaamrecht op de naam had verworven door feitelijk gebruik, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat Terhagen niet aannemelijk had gemaakt dat zij de handelsnaam ooit zelf had gevoerd in het economisch verkeer. De voorzieningenrechter concludeerde dat Witran geen inbreuk maakte op enig handelsnaamrecht van Terhagen, omdat deze laatste niet kon aantonen dat zij de handelsnaam "[domeinnaam 1]" vóór 1 juni 2020 had gebruikt. De vordering van Terhagen werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van Witran, die op € 9.656,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van feitelijk gebruik voor het ontstaan van handelsnaamrecht en de noodzaak voor eiser om zijn vorderingen voldoende te onderbouwen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/280303 / KG ZA 20-287
Vonnis in kort geding van 3 september 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TERHAGEN BEHEER B.V.,
gevestigd te Beek (Limburg),
eiseres,
advocaat mr. J.E.A.H. Verstraelen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WITRAN B.V.,
gevestigd te Urmond, gemeente Stein,
gedaagde,
advocaat mr. J.L. ten Hove.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 juli 2020, met productie 1 tot en met 20,
  • de producties 1 tot en met 12 van Witran,
  • de mondelinge behandeling van 20 augustus 2020, met de pleitnotities van Terhagen en de pleitnota van Witran.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden als in dit kort geding vaststaand en niet betwist.
2.2.
Terhagen is een financiële holding met als bestuurder en enig aandeelhouder de heer [naam bestuurder] (hierna: [naam bestuurder] ).
2.3.
De domeinnaam “ [domeinnaam 1] ” staat sinds 3 juni 2009 geregistreerd door de Stichting internet domeinregistratie Nederland (hierna: SIDN) op naam van [handelsnaam] , een (voormalige) eenmanszaak van [naam bestuurder] .
2.4.
Het logo (figuur 1) of enig ander (beeld)merk of merkteken inzake “ [domeinnaam 1] ” is niet op enigerlei wijze geregistreerd of gedeponeerd.
[logo domeinnaam 1]
figuur 1
2.5.
Witran is gevestigd in Urmond en houdt zich sinds 2013 bezig met het verhuren van personenauto’s en (lichte) bedrijfswagens en de handel en reparatie van dergelijke voertuigen.
2.6.
Terhagen heeft met Witran op 28 juni 2015 een overeenkomst gesloten op grond waarvan Witran vanaf 1 juni 2015 gedurende vijf jaren het alleenrecht heeft op de exploitatie van “ [domeinnaam 1] ” in de regio Sittard-Geleen, Meerssen, Nuth en Stein. Partijen zijn een vergoeding overeengekomen voor het gebruik van de naam en het logo alsmede het gebruik van de website. Terhagen verplicht zich tot het up to date houden van de voor de website gebruikte planningssoftware. Onderdeel van genoemde overeenkomst was ook het overnemen tegen betaling in termijnen van een aantal voertuigen. Witran heeft de afgesproken 33 termijnen voldaan en de eigendom verkregen.
2.7.
Witran heeft gedurende vijf jaar de handelsnaam “ [domeinnaam 1] ” gevoerd, te weten van 1 juni 2015 tot 1 juni 2020, naast de naam Witran B.V.. Witran heeft vanaf 1 juni 2015 gebruik gemaakt van de domeinnaam en de planningssoftware.
2.8.
Gesprekken in mei en juni 2020 hebben niet geleid tot het voortzetten van de relatie tussen partijen. Terhagen heeft het contract op enig moment in het kader van de onderhandelingen verlengd tot 29 juni 2020. Op die laatstgenoemde dag heeft Terhagen aangegeven de overeenkomst terstond te willen ontbinden. Witran heeft zich daartegen niet verzet.
2.9.
Witran heeft per 9 juni 2020 de domeinnaam “ [domeinnaam 2] ” laten registreren bij de SIDN. Witran heeft op enig moment in juni 2020 een nieuw logo c.q. (beeld)merk in gebruik genomen (figuur 2), alsmede een nieuwe verhuurwebsite ingericht.
[logo domeinnaam 2]
Figuur 2
2.10.
Witran voert blijkens het handelsregister thans, naast Witran B.V., tevens de handelsnaam “ [domeinnaam 2] ”.
2.11.
Terhagen houdt sinds 29 juni 2020 een personenwagen- en bedrijfswagenverhuurwebsite in de lucht onder de naam “ [domeinnaam 1] ”.

3.Het geschil

3.1.
Terhagen vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Witran veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van het vonnis de handelsnaam “ [domeinnaam 2] ” dan wel “ [domeinnaam 1] ” te verwijderen van al haar bedrijfsuitingen en deze naam op geen enkele wijze meer te bezigen noch een andere naam te bezigen die hier sterk op lijkt, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 150.000,00 en met veroordeling van Witran in de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv.
3.2.
Terhagen legt aan de vordering ten grondslag dat op basis van de tussen Terhagen en Witran gesloten overeenkomst het gebruik van “ [domeinnaam 1] ” door Witran was beperkt tot vijf jaren vanaf 1 juni 2015. De vordering wordt gegrond op artikel 5 van de Handelsnaamwet en het daarin geformuleerde verbod. Terhagen stelt in dat verband dat zij de rechthebbende is op de handelsnaam, het logo en het verdere concept achter “ [domeinnaam 1] ” en dat zij, althans haar rechtsvoorganger deze handelsnaam gebruikte en daarmee naar buiten trad (nr. 28 dagvaarding). Zij heeft de handelsnaam, de domeinnaam en het logo gekocht van [handelsnaam] op 28 december 2014. [handelsnaam] en later Terhagen hebben van 2009 tot juni 2015 de handelsnaam, het logo en het concept verhuurd aan verschillende andere bedrijven, zoals Terhagen ook aan Witran een en ander ter beschikking heeft gesteld.
3.3.
Witran voert, kort gezegd, aan dat Terhagen nooit gerechtigde is geweest in de zin van artikel 5 Hnw op de handelsnaam “ [domeinnaam 1] ”. Voorafgaand aan het gebruik van deze handelsnaam door Witran is, zo stelt zij, deze handelsnaam in het economisch verkeer immers feitelijk gevoerd door [naam vof] VOF en door later [naam bv] B.V.. Dat [naam bestuurder] medeaandeelhouder of bestuurder is van [naam bv] B.V. maakt, zo stelt Witran, niet dat [naam bestuurder] holding Terhagen, die deze handelsnaam kennelijk - onder welke noemer en met welk recht dan ook - exploiteert, deze handelsnaam ook zelf voerde (daadwerkelijk in het handelsverkeer gebruikte) in de periode voorafgaand aan het contractueel overeengekomen alleenrecht op het gebruik door Witran. In dit verband betwist Witran bovendien dat [handelsnaam] op enig moment in het economisch verkeer onder de handelsnaam “ [domeinnaam 1] ” is opgetreden, laat staan de rechthebbende op de handelsnaam is geweest.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid vloeit voort uit de aard van de vordering.
4.2.
Centraal staat de vraag of Witran met het gebruik van de domeinnaam “ [domeinnaam 2] ” en de door Witran met deze domeinnaam overeenkomende handelsnaam “ [domeinnaam 2] ” voor haar web-verhuuractiviteiten inbreuk maak op enig handelsnaamrecht, als bedoeld in artikel 5 Hnw, van Terhagen.
4.3.
Artikel 5 Hnw luidt:
Het is verboden een handelsnaam te voeren, die, vóórdat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig gevoerd werd, of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, een en ander voor zover dientengevolge, in verband met de aard der beide ondernemingen en de plaats, waar zij gevestigd zijn, bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is.
4.4.
Een handelsnaamrecht ontstaat door feitelijk gebruik: door de onderneming met een bepaalde naam in het handelsverkeer aan te duiden. Het enkele gebruik van deze handelsnaam, bijvoorbeeld op briefpapier, bij de ondertekening van e-mails, als belettering op het pand of op visitekaartjes, is voldoende om het handelsnaamrecht te doen ontstaan. Registratie van de handelsnaam in het handelsregister is aldus geen vereiste.
4.4.1.
Voorop staat dat het aan Terhagen is om de feiten die zij ten grondslag heeft gelegd aan haar vordering aannemelijk te maken. Terhagen heeft wel gesteld, maar niet aannemelijk gemaakt dat [handelsnaam] het handelsnaamrecht op enig moment had. Terhagen heeft immers nagelaten te onderbouwen dat [handelsnaam] met de door haar geregistreerde domeinnaam “ [domeinnaam 1] ” in het handelsverkeer als handelsnaam naar buiten trad. Dat is te meer niet aannemelijk geworden, omdat [handelsnaam] , onweersproken, een mediabedrijf is gericht op ontwerp en design en geen autoverhuurbedrijf.
4.4.2.
De stelling dat Terhagen het handelsnaamrecht van [handelsnaam] op enig moment heeft verworven, moet eveneens als gesteld, maar niet afdoende onderbouwd worden gepasseerd. De door Terhagen in het geding gebrachte factuur van [handelsnaam] aan [naam bv] B.V. (productie 14 bij dagvaarding) leidt niet tot die betreffende feitelijkheid. Daarvoor is in ieder geval de omschrijving van hetgeen waarvoor betaling wordt verzocht dan wel hetgeen wordt overgedragen aan Terhagen niet toegespitst op (de waarde c.q. goodwill, zoals die beweerdelijk blijkt uit productie 17 bij dagvaarding, inzake) enige handelsnaam.
4.4.3.
Door Terhagen is niet gesteld dat zij op enig moment vóór 1 juni 2015 zelf de domeinnaam “ [domeinnaam 1] ” feitelijk als handelsnaam voerde in het economisch verkeer. Evenmin is gesteld dat Terhagen de domeinnaam zelf gebruikte voor haar web-activiteiten. Sterker nog, Terhagen weerspreekt niet dat [naam bv] B.V. gebruik maakte van de domeinnaam “ [domeinnaam 1] ” voor haar web-verhuuractiviteiten en de websitenaam feitelijk als handelsnaam voerde tot die datum.
Dat [naam bestuurder] ook bestuurder en/of aandeelhouder is bij [naam bv] B.V., is in deze zaak niet relevant, omdat [naam bv] B.V. geen partij is.
4.4.4.
Terhagen toont slechts aan dat zij - dan wel [handelsnaam] - de domeinnaam, de naam, het logo en het gehele concept met verhuursoftware tegen betaling ter beschikking stelde aan derden in ieder geval tot 1 (dan wel 29) juni 2020. Een dergelijke ter beschikking stelling valt echter niet binnen het bereik van art. 5 Hnw.
4.5.
Omdat Terhagen de handelsnaam “ [domeinnaam 1] ” niet zelf voerde in het economisch verkeer, maakt Witran geen inbreuk op enig bestaand handelsnaamrecht van Terhagen door per 1 (dan wel 9 dan wel 29) juni 2020 met de handelsnaam “ [domeinnaam 2] ” naar buiten te treden.
4.6.
Uit productie 20 bij dagvaarding blijkt dat Terhagen in ieder geval vanaf
3 juni 2020, dus nadat de looptijd van de overeenkomst tussen partijen in beginsel ten einde was gekomen, hostingkosten voor de website “ [domeinnaam 1] ” is gaan betalen. Daaruit volgt niet zonder meer dat Terhagen ook op of vanaf dit moment de rechthebbende is op de gelijkluidende handelsnaam. Witran voert immers al jaren een handelsnaam die gelijkluidend is dan wel daarop sterk lijkt.
4.7.
Terhagen heeft geen feiten of omstandigheden gesteld dan wel enige juridische grondslag aangedragen terzake het beweerdelijk onrechtmatig gebruik van een domeinnaam en/of logo c.q. (beeld)merk door Witran die sterk op “ [domeinnaam 1] ” lijkt. Voor zover Terhagen een vordering bedoeld heeft in te stellen ter beëindiging van dergelijk onrechtmatig gebruik van een domeinnaam en/of logo c.q. (beeld)merk moet deze aldus worden afgewezen.
4.8.
Al met al heeft Terhagen in dit geding niet aannemelijk weten te maken dat zij de domeinnaam “ [domeinnaam 1] ” zelf vóór 1 juni 2020 in het handelsverkeer heeft gebruikt als haar handelsnaam, zodat de vorderingen worden afgewezen met veroordeling van Terhagen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure.
4.9.
Witran heeft in dat verband gevorderd dat de kosten worden begroot op de voet van het bepaalde in artikel 1019h Rv. Zij maakt aanspraak op een vergoeding van € 8.712,00, ex griffierechte (productie 12 van Witran). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het onderhavige geschil van eenvoudige aard, als bedoeld in de Indicatietarieven in IE-zaken, versie 1 april 2017. Volgens die tarieven bedraagt het maximaal toe te kennen liquidatietarief in een kort geding van eenvoudige aard € 6.000,00. Er zijn geen redenen om hiervan af te wijken.
4.10.
De kosten aan de zijde van Witran worden tot op heden aldus begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
€ 6.000,00
totaal € 9.656,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Terhagen in de kosten van het geding, aan de zijde van Witran tot op heden begroot op € € 9.656,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2020. [1]

Voetnoten

1.type: EvB