De kinderrechter is van oordeel dat de beslissing op het verzoek moet worden aangehouden en overweegt daartoe als volgt. Een uithuisplaatsing is een voor alle betrokkenen ingrijpende maatregel, waar terughoudend mee dient te worden omgegaan. De ouders zijn meermaals gemaand hun medewerking te verlenen aan de ter afwending van de ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijke hulpverlening. Op grond van de beschikbare informatie, waaronder - zoals ter zitting aangegeven - een aantal ambtshalve bekende beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Limburg (locatie Maastricht), is de kinderrechter niet ervan overtuigd dat de ouders, ondanks hetgeen namens hen hierover ter zitting is gesteld, willen/zullen meewerken aan de ter opheffing van de ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijke hulp. Hoewel aannemelijk is dat beide ouders van [minderjarige] houden, leidt de opstelling van beide ouders gedurende in elk geval de laatste twee jaar tot een beeld van ouders die praktisch alles aangrijpen om de inzet van de GI en de door de GI beoogde hulpverlening te willen bepalen, uit te stellen of op zijn minst te vertragen. Zelfs als een of enkele van bedoelde vertragende factoren buiten de verantwoordelijkheid van de ouders valt of vallen, dan mag zeker in het als gevolg van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] gedwongen kader van hulpverlening een actievere houding van de ouders verwacht worden. Zo zal, bijvoorbeeld als een afspraak door de moeder of de vader wordt afgezegd wegens ziekte, een verklaring van een huisarts mogen worden gevraagd door de GI. Dat daarin geen – voor de verhindering niet relevante – (medische) informatie hoeft te worden opgenomen, wil niet zeggen dat de ouders een verzoek om een doktersverklaring zonder meer kunnen weigeren met een beroep op de bescherming van de privacy. Evenmin staat het de ouders vrij om, zonder meer, huisbezoeken van de hulpverlening of de GI te weigeren met verwijzing naar de maatregelen rondom het Covid-19 virus. Zolang (een van) de ouders of de gezinsleden niet zelf relevante met doktersverklaringen ondersteunde klachten hebben, en de bezoekende instantie zich houdt aan de richtlijnen van het RIVM, bieden die richtlijnen geen steun voor de weigering door de ouders van huisbezoeken van GI of andere hulpverleners. Of in voorkomend geval in plaats van fysieke huisbezoeken volstaan kan worden met (beeld-)bellen of niet, is niet aan de ouders om te bepalen maar aan de GI of aan andere hulpverleners. Als zich onverhoopt een omstandigheid voordoet die een voortvarende aanpak van de door de GI voor [minderjarige] noodzakelijk geachte hulpverlening belemmert, dan dienen de ouders daarover onverwijld contact op te nemen met de GI om na te gaan hoe zij daar in het belang van [minderjarige] mee dienen om te gaan. Een te afwachtende houding of het (verder) niet nemen van de noodzakelijke verantwoordelijkheid door de ouders is naar het oordeel van de kinderrechter onacceptabel. De houding van de ouders tot nog toe, waardoor nog steeds de juiste diagnose en juiste hulp voor [minderjarige] ontbreken, leidt naar het oordeel van de kinderrechter tot de noodzaak om [minderjarige] uit huis te plaatsen. Het zijn echter de met name voor [minderjarige] ingrijpende gevolgen van een uithuisplaatsing die maken dat de kinderrechter de beslissing over de verzochte machtiging zal aanhouden en de ouders nogmaals de kans zal bieden te laten zien dat zij hun verantwoordelijkheid rond de door de GI voor [minderjarige] noodzakelijk geachte hulpverlening nemen. Het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing zal wederom behandeld worden ter zitting op dinsdag
18 augustus 2020 om 13.00 uur, zoals hierna in het dictum wordt bepaald.
De ouders zorgen ervoor dat [minderjarige] elke schooldag naar school gaat; dit geldt voor de periode tot aan de zomervakantie 2020, maar ook voor de periode direct na de zomervakantie.
Tot het einde van het lopende schooljaar (2019-2020), gaat [minderjarige] gedurende minstens twee dagen per week naar de dagbehandeling.
Met ingang van en gedurende de zomervakantie (2020) gaat [minderjarige] drie keer per week naar de dagbehandeling, mede in verband met diagnostisch onderzoek; na de zomervakantie bepaalt de GI in overleg met Xonar hoeveel dagen per week [minderjarige] naar de dagbehandeling gaat; dit is dus niet aan de ouders om hierin te bepalen.
De ouders werken eraan mee dat ergotherapie, logopedie en fysiotherapie van [minderjarige] zo snel mogelijk kunnen starten en kunnen blijven plaatsvinden, ook in de schoolvakantie, ofwel onder schooltijd respectievelijk tijdens de dagbehandeling ofwel anderszins, te bepalen door de betreffende hulpverleners of de GI.
Eventuele uitstapjes voor [minderjarige] gedurende de zomervakantie van 2020 vinden in beginsel plaats op dagen dat hij niet naar de dagbehandeling gaat. Slechts na voorafgaand overleg met de GI is afwijken hiervan mogelijk.
De ouders stellen de ambulante hulpverlening (Xonar) in staat om, in aanwezigheid van (een van) de ouders èn [minderjarige] , twee keer per week op huisbezoek te komen. De op dat moment aanwezige ouder biedt de ambulante hulpverlener onvoorwaardelijk de gelegenheid om contact met [minderjarige] te hebben op de manier zoals dit door de ambulante hulpverlener wordt gevraagd. Als de ambulante hulpverlener apart met [minderjarige] wil spreken of met [minderjarige] zonder ouders even naar buiten wil, dan dient de op dat moment aanwezige ouder hieraan mee te werken. Het is de ambulante hulpverlener die bepaalt wanneer en op welke tijdstippen het huisbezoek wordt afgelegd.
Als ziekte van [minderjarige] in de weg staat aan het schoolbezoek, de dagbehandeling, therapie (logopedie, ergo of fysio) of aan het contact met de GI of de ambulante hulpverlener, dan dienen de ouders de betrokken school, hulpverleners én altijd de GI direct te informeren én onverwijld een relevante verklaring van de huisarts aan de GI te geven.
Ten slotte verwacht de kinderrechter dat beide ouders maatregelen nemen om
beiden in persoonaanwezig te zijn bij de nadere mondelinge behandeling van het verzoek op dinsdag 18 augustus 2020.
Van de GI verwacht de kinderrechter circa een week voor de geplande zitting van 18 augustus 2020 schriftelijk te worden geïnformeerd over:
a. het verloop en resultaat (verslagen) van de ergotherapie / logopedie / fysiotherapie van [minderjarige] ;
b. het schoolbezoek van [minderjarige] voor de periode van 22 juni 2020 tot einde schooljaar (2019-2020); een kort verslag van de school dient door de GI te worden overgelegd;
c. het verloop en de bevindingen (verslagen) van de huisbezoeken vanaf 22 juni 2020, zowel van Xonar als ook van de GI;
d. andere voor de beoordeling van de medewerking en bereikbaarheid van de ouders relevante ontwikkelingen.
De GI dient deze schriftelijke informatie ook aan de beide advocaten toe te zenden.