ECLI:NL:RBLIM:2020:6597

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
4 september 2020
Zaaknummer
C/03/277879 / JE RK 20-1068
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 24 juni 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van [minderjarige] herhaaldelijk onvoldoende meewerken aan de noodzakelijke hulpverlening, wat leidt tot de noodzaak om [minderjarige] uit huis te plaatsen. De ouders hebben tot nu toe niet de juiste diagnose en hulp voor [minderjarige] weten te realiseren, wat de kinderrechter aanleiding geeft om de beslissing over de machtiging aan te houden. De ouders krijgen nogmaals de kans om te laten zien dat zij hun verantwoordelijkheid nemen met betrekking tot de hulpverlening. De kinderrechter heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders en hun advocaten aanwezig waren. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om actief mee te werken aan de hulpverlening en heeft voorwaarden gesteld voor de voortgang van de zaak. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling van het verzoek pro forma aangehouden tot 18 augustus 2020, om verdere ontwikkelingen te kunnen afwachten.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK LIMBURG
Familie en jeugd
Zittingsplaats: Maastricht
Zaakgegevens : C/03/277879 / JE RK 20-1068
datum uitspraak: 24 juni 2020
beschikking machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Roermond,
betreffende
[minderjarige],
hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een geheim adres binnen het arrondissement van de rechtbank Limburg,
advocaat: mr. B.M.A. Jegers, gevestigd te Heerlen,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een geheim adres binnen het arrondissement van de rechtbank Limburg,
advocaat: mr. B.H.S. Brinkman, gevestigd te Heerlen.

1.Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van 7 mei 2020, met bijlagen, van de GI, ingekomen bij de griffie op
12 mei 2020;
- een brief (e-mail) van 18 juni 2020, met bijlagen, van de moeder.
Op 19 juni 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, waar zijn verschenen:
- mr. Jegers, namens de moeder,
- de vader, bijgestaan door mr. Brinkman;
- een vertegenwoordiger van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder (met opgaaf reden verhindering).
De advocaat van de moeder heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en de inhoud daarvan voorgehouden.

2.De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [minderjarige] woont bij de moeder.
[minderjarige] is onder toezicht van de GI gesteld. Bij beschikking van 12 september 2019 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] laatstelijk verlengd tot 24 september 2020.

3.Het verzoek

De GI heeft verzocht machtiging te verlenen tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie zorgaanbieder 24 uurs voor de duur van de ondertoezichtstelling. Zakelijk weergegeven legt de GI aan het verzoek ten grondslag dat de ouders herhaaldelijk onvoldoende meewerken aan het onderzoeken van de oorzaken van de ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] en aan de voor het wegnemen van die bedreiging noodzakelijke hulpverlening. Dit uit zich, onder meer, in het niet nakomen van afspraken, het veelvuldig niet bereikbaar zijn voor de gezinsvoogdijwerker en andere bij of rond [minderjarige] betrokken instanties of instellingen, en het niet aanleveren van de nodige informatie (bijvoorbeeld: doorverwijzing voor logopedie en startvragenlijsten “Xonar”). Daarnaast stellen de ouders zich - naar de kinderrechter begrijpt vaak zonder opgaaf van redenen - bepalend op, ondanks het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling. De ouders doen bij herhaling toezeggingen om hulpverlening toe te laten en op te starten, maar zetten dit telkens niet door. Verder belemmeren de ouders het (toe-)zicht op de leefomstandigheden van en rond [minderjarige] . Eerdere schriftelijke aanwijzingen hebben onvoldoende verandering gebracht in de weigerachtige of weinig meewerkende houding van de ouders. Ter zitting heeft de GI nog aanvullend gesteld dat de visie van de ouders niet overeenstemt met de werkelijkheid. Voor zover wordt betwist dat [minderjarige] niet door de handelwijze van de ouders wordt belast, wijst de GI kortheidshalve alleen al op het feit dat, ondanks veelvuldig aandringen door de GI, er nog steeds geen diagnostisch onderzoek heeft plaatsgevonden naar de onderliggende problematiek van [minderjarige] .

4.Het standpunt van belanghebbenden

De moeder is het niet eens met het verzoek. Via haar advocaat heeft de moeder verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Ter onderbouwing van het verweer heeft de moeder, kort weergegeven, de stellingen van de GI betwist, of op zijn minst haar visie gegeven over de gang van zaken rond bepaalde ontwikkelingen waar de GI de gestelde onvoldoende medewerking op baseert.
De vader is het niet eens met het verzoek en voert verweer daartegen. Ook door of namens de vader is ter zitting, kort weergegeven, betwist dat hij onvoldoende meewerkt. De vader heeft eveneens zijn visie gegeven over het verloop van bepaalde ontwikkelingen, waar het door de GI gestelde gebrek aan medewerking door de ouders op steunt. Los van de mening dat de GI de ouders bepaalde zaken ten onrechte verwijt of tegenwerpt, zijn die zaken goeddeels achterhaald. Zo hebben de moeder en de vader, onder meer, sinds kort (weer) de beschikking over een smartphone (waardoor videobellen tot de mogelijkheid behoort), en zijn de verwijzingen voor de logopedie/ergotherapie/fysiotherapie voor [minderjarige] inmiddels bij de school ingeleverd. Voor een verstrekkende en ingrijpende maatregel als een uithuisplaatsing ontbreekt de noodzaak, aldus de vader. Hoewel de vader van mening is dat drie keer per week dagbehandeling gedurende het (lopende) schooljaar [minderjarige] teveel belast, ziet hij geen bezwaar om [minderjarige] tijdens de (zomer-)vakantie drie keer per week naar de dagbehandeling te laten gaan.
Op de door of namens de moeder en de vader ingenomen standpunten en gegeven toelichtingen zal - waar nodig - bij hetgeen hierna onder de beoordeling is opgenomen, worden ingegaan.
Ter zitting is aan de GI het privé smartphone nummer van de vader, [telefoonnummer] , genoemd en heeft mr. Jegers toegezegd ervoor zorg te dragen dat zo spoedig mogelijk het privé smartphone nummer van de moeder aan de GI bekend wordt gemaakt.

5.De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek (BW), voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, kan de kinderrechter de GI op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen, indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
De kinderrechter is van oordeel dat de beslissing op het verzoek moet worden aangehouden en overweegt daartoe als volgt. Een uithuisplaatsing is een voor alle betrokkenen ingrijpende maatregel, waar terughoudend mee dient te worden omgegaan. De ouders zijn meermaals gemaand hun medewerking te verlenen aan de ter afwending van de ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijke hulpverlening. Op grond van de beschikbare informatie, waaronder - zoals ter zitting aangegeven - een aantal ambtshalve bekende beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Limburg (locatie Maastricht), is de kinderrechter niet ervan overtuigd dat de ouders, ondanks hetgeen namens hen hierover ter zitting is gesteld, willen/zullen meewerken aan de ter opheffing van de ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijke hulp. Hoewel aannemelijk is dat beide ouders van [minderjarige] houden, leidt de opstelling van beide ouders gedurende in elk geval de laatste twee jaar tot een beeld van ouders die praktisch alles aangrijpen om de inzet van de GI en de door de GI beoogde hulpverlening te willen bepalen, uit te stellen of op zijn minst te vertragen. Zelfs als een of enkele van bedoelde vertragende factoren buiten de verantwoordelijkheid van de ouders valt of vallen, dan mag zeker in het als gevolg van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] gedwongen kader van hulpverlening een actievere houding van de ouders verwacht worden. Zo zal, bijvoorbeeld als een afspraak door de moeder of de vader wordt afgezegd wegens ziekte, een verklaring van een huisarts mogen worden gevraagd door de GI. Dat daarin geen – voor de verhindering niet relevante – (medische) informatie hoeft te worden opgenomen, wil niet zeggen dat de ouders een verzoek om een doktersverklaring zonder meer kunnen weigeren met een beroep op de bescherming van de privacy. Evenmin staat het de ouders vrij om, zonder meer, huisbezoeken van de hulpverlening of de GI te weigeren met verwijzing naar de maatregelen rondom het Covid-19 virus. Zolang (een van) de ouders of de gezinsleden niet zelf relevante met doktersverklaringen ondersteunde klachten hebben, en de bezoekende instantie zich houdt aan de richtlijnen van het RIVM, bieden die richtlijnen geen steun voor de weigering door de ouders van huisbezoeken van GI of andere hulpverleners. Of in voorkomend geval in plaats van fysieke huisbezoeken volstaan kan worden met (beeld-)bellen of niet, is niet aan de ouders om te bepalen maar aan de GI of aan andere hulpverleners. Als zich onverhoopt een omstandigheid voordoet die een voortvarende aanpak van de door de GI voor [minderjarige] noodzakelijk geachte hulpverlening belemmert, dan dienen de ouders daarover onverwijld contact op te nemen met de GI om na te gaan hoe zij daar in het belang van [minderjarige] mee dienen om te gaan. Een te afwachtende houding of het (verder) niet nemen van de noodzakelijke verantwoordelijkheid door de ouders is naar het oordeel van de kinderrechter onacceptabel. De houding van de ouders tot nog toe, waardoor nog steeds de juiste diagnose en juiste hulp voor [minderjarige] ontbreken, leidt naar het oordeel van de kinderrechter tot de noodzaak om [minderjarige] uit huis te plaatsen. Het zijn echter de met name voor [minderjarige] ingrijpende gevolgen van een uithuisplaatsing die maken dat de kinderrechter de beslissing over de verzochte machtiging zal aanhouden en de ouders nogmaals de kans zal bieden te laten zien dat zij hun verantwoordelijkheid rond de door de GI voor [minderjarige] noodzakelijk geachte hulpverlening nemen. Het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing zal wederom behandeld worden ter zitting op dinsdag
18 augustus 2020 om 13.00 uur, zoals hierna in het dictum wordt bepaald.
De kinderrechter verwacht, zoals ter zitting ook is medegedeeld, in de komende periode tot aan de zitting in augustus 2020 van de ouders het volgende:
De ouders zorgen ervoor dat [minderjarige] elke schooldag naar school gaat; dit geldt voor de periode tot aan de zomervakantie 2020, maar ook voor de periode direct na de zomervakantie.
Tot het einde van het lopende schooljaar (2019-2020), gaat [minderjarige] gedurende minstens twee dagen per week naar de dagbehandeling.
Met ingang van en gedurende de zomervakantie (2020) gaat [minderjarige] drie keer per week naar de dagbehandeling, mede in verband met diagnostisch onderzoek; na de zomervakantie bepaalt de GI in overleg met Xonar hoeveel dagen per week [minderjarige] naar de dagbehandeling gaat; dit is dus niet aan de ouders om hierin te bepalen.
De ouders werken eraan mee dat ergotherapie, logopedie en fysiotherapie van [minderjarige] zo snel mogelijk kunnen starten en kunnen blijven plaatsvinden, ook in de schoolvakantie, ofwel onder schooltijd respectievelijk tijdens de dagbehandeling ofwel anderszins, te bepalen door de betreffende hulpverleners of de GI.
Eventuele uitstapjes voor [minderjarige] gedurende de zomervakantie van 2020 vinden in beginsel plaats op dagen dat hij niet naar de dagbehandeling gaat. Slechts na voorafgaand overleg met de GI is afwijken hiervan mogelijk.
De ouders stellen de ambulante hulpverlening (Xonar) in staat om, in aanwezigheid van (een van) de ouders èn [minderjarige] , twee keer per week op huisbezoek te komen. De op dat moment aanwezige ouder biedt de ambulante hulpverlener onvoorwaardelijk de gelegenheid om contact met [minderjarige] te hebben op de manier zoals dit door de ambulante hulpverlener wordt gevraagd. Als de ambulante hulpverlener apart met [minderjarige] wil spreken of met [minderjarige] zonder ouders even naar buiten wil, dan dient de op dat moment aanwezige ouder hieraan mee te werken. Het is de ambulante hulpverlener die bepaalt wanneer en op welke tijdstippen het huisbezoek wordt afgelegd.
Als ziekte van [minderjarige] in de weg staat aan het schoolbezoek, de dagbehandeling, therapie (logopedie, ergo of fysio) of aan het contact met de GI of de ambulante hulpverlener, dan dienen de ouders de betrokken school, hulpverleners én altijd de GI direct te informeren én onverwijld een relevante verklaring van de huisarts aan de GI te geven.
Ten slotte verwacht de kinderrechter dat beide ouders maatregelen nemen om
beiden in persoonaanwezig te zijn bij de nadere mondelinge behandeling van het verzoek op dinsdag 18 augustus 2020.
In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen en zoals ter zitting besproken, wijst de kinderrechter erop dat voormelde aan de ouders gerichte voorwaarden tot doel hebben dat [minderjarige] de hulp krijgt die hij nodig heeft, zodat een uithuisplaatsing achterwege kan blijven.
Van de GI verwacht de kinderrechter circa een week voor de geplande zitting van 18 augustus 2020 schriftelijk te worden geïnformeerd over:
a. het verloop en resultaat (verslagen) van de ergotherapie / logopedie / fysiotherapie van [minderjarige] ;
b. het schoolbezoek van [minderjarige] voor de periode van 22 juni 2020 tot einde schooljaar (2019-2020); een kort verslag van de school dient door de GI te worden overgelegd;
c. het verloop en de bevindingen (verslagen) van de huisbezoeken vanaf 22 juni 2020, zowel van Xonar als ook van de GI;
d. andere voor de beoordeling van de medewerking en bereikbaarheid van de ouders relevante ontwikkelingen.
De GI dient deze schriftelijke informatie ook aan de beide advocaten toe te zenden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
- bepaalt dat de mondelinge behandeling van het verzoek wordt voortgezet ter zitting van
18 augustus 2020 om 13.00 uurin het gerechtsgebouw te Maastricht, St. Annadal 1;
Deze beschikking geldt als oproep voor deze mondelinge behandeling.
- houdt, met inachtneming van hetgeen hiervoor onder punt 5 in rechte is overwogen, iedere verdere beslissing aan in afwachting van informatie over de ontwikkelingen rond de medewerking van de ouders, pro forma tot 18 augustus 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.
MvdV