3.1.[eisers] vorderen - na vermeerdering van eis - dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de tussen partijen gesloten huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, gelegen te [woonplaats 3] , [adres] ontbindt; alsmede
gedaagden veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie nader te bepalen termijn, het gehuurde, gelegen te [woonplaats 3] , [adres] , te verlaten en te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en roerende zaken, behoudens voor zover deze laatste het eigendom zijn van eisers, en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking te stellen van eisers; alsmede
gedaagden veroordeelt om aan eisers tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag van € 801,69 voor elke maand of elk gedeelte van de maand dat het gehuurde na ontbinding niet ter vrije beschikking van verhuurders is teruggegeven door huurders, tot aan de dag van de algehele ontruiming daarvan;
gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt om aan eisers tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag van € 21.145,62 aan achterstanden, althans van het bedrag dat ten tijde van het doen van uitspraak onbetaald gelaten wordt, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW hierover vanaf het respectievelijke verzuim tot aan de dag der algehele voldoening;
gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt om aan eisers tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten, welke vergoeding begroot wordt op een bedrag van € 954,39;
gedaagden veroordeelt in de kosten van dit geding alsmede in alle op de tenuitvoerlegging vallende kosten, waaronder de nakosten.