Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de inleidende dagvaarding van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van 23 december 2019;
- de akte van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van 8 januari 2020, waarbij de producties 1 t/m 25 in het geding zijn gebracht;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie (hierna: “CvA/CvE”) met de producties 1 t/m 17 van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van 19 februari 2020;
- de conclusie van antwoord in reconventie (hierna: “CvA reconventie”) met de producties 26 t/m 35 van 27 mei 2020;
- de spreekaantekeningen van mr. Raijmakers ten behoeve van de mondelinge behandeling;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 23 juni 2020;
2.De feiten
> 1% plastic (rubber, polystyreen en dergelijke)”
“dit zit er meer in daarom breker met windshifter”.
“TRANSPORT EN LOGISTIEK NEDERLAND ALGEMENE BETALINGSVOORWAARDEN betreffende de betalingen van aan de vervoerder opgedragen vervoer-, opslag- en overige logistieke werkzaamheden, vastgesteld door Transport en Logistiek Nederland, gedeponeerd ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage op 1 oktober 1993, aktenummer 238”(hierna: de TLN- voorwaarden”).
€ 132.124,99. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft op 18 juni 2020 een bedrag van € 15.153,35 voldaan.
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
bevoegdheid
Büchner/Wies)).
€ 15.153,35 aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft voldaan. Dat betekent echter niet dat, zoals [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ten onrechte lijkt aan te nemen, de vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onder 1. tot betaling van de hoofdsom
€ 132.124,99 volledig moet worden afgewezen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ziet daarbij immers over het hoofd dat een betaling, waarbij geldt dat verrekening als een vorm van betaling moet worden beschouwd, gelet op het bepaalde in artikel 6:44 BW, eerst in mindering strekt op de kosten, vervolgens op de verschenen rente en ten slotte pas op de hoofdsom en de lopende rente. De rechtbank zal deze systematiek hanteren bij het formuleren van het dictum ten aanzien van de vordering onder 1. van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . Daarbij staat als onbetwist vast dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op grond van de overeenkomst na het verstrijken van de betalingstermijn van 30 dagen een contractuele rente van 1% per maand over het factuurbedrag verschuldigd is.
(€ 171,52 + € 171,52 =) € 343,02, alsmede de kosten van overbetekening tot een bedrag van € 69,28. De vaststelling van het salaris van de advocaat zal de rechtbank vaststellen conform het liquidatietarief dat past bij het toe te wijzen bedrag in conventie. De beslagkosten worden begroot op € 412,30 voor verschotten en € 543,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 543,00).
5.De beslissing
€ 116.971,64, alsmede het door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op 18 juni 2020 betaalde bedrag van
€ 15.153,35, met toepassing van het bepaalde in artikel 6:44 lid 1 BW,