In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 29 juli 2020, heeft de voorzieningenrechter een verstekvonnis gewezen in een kort geding tussen DOCMORRIS N.V. en HOLT HOLDING B.V. DOCMORRIS N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. E.J.H. Gielen, vorderde een geldbedrag van HOLT HOLDING B.V., die niet verschenen was op de zitting. De procedure omvatte een dagvaarding met bijlagen en een mondelinge behandeling op 28 juli 2020, waarbij de gedaagde partij verstek heeft laten gaan.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van DOCMORRIS N.V. in grote lijnen toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen. De gevorderde wettelijke handelsrente werd afgewezen omdat deze alleen verschuldigd is bij niet-tijdige betaling van een overeenkomst, en niet in het geval van een ongedaanmakingsverbintenis na ontbinding. Ook werd de vordering tot het verschaffen van een certificaat afgewezen, omdat de betekening van de dagvaarding niet op de juiste wijze had plaatsgevonden volgens de Europese regelgeving.
De rechter heeft HOLT HOLDING B.V. veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.178.000,-- en een aanvullend bedrag van € 6.775,--, beide te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 5.948,07. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.